Hoofdstuk 39

68 6 0
                                    

Ik moet inslaap zijn gevallen. Want toen ik mijn ogen terug open doet was het al terug donker. De zon is terug verdwenen in het duister. De tijd van vampiers en gevaar is weer aangebroken. De hele nacht lang.

Geeuwend rek ik me uit en dat had ik beter niet gedaan. Een vreselijke pijnscheut snelt ineens door mijn gewonde zij. Kreunend klem ik mijn kaken op elkaar. Het zweet breekt me uit. Een koude rilling trekt door mijn lichaam en beneemt me de adem. Rillerig ga ik langzaam recht zitten. Ik voelde me koortsig en ziek.

Met mijn hand veeg ik de zweet druppeltjes die op mijn voorhoofd hangen weg. Mijn hand veeg ik terug proper aan mijn kledij.

Ik kijk de schuur rond en zie dat de tweeling nog ligt te slapen. Kaj is gisterenavond naast me inslaap gevallen toen hij zijn verhaal tegen me heeft verteld. Zijn gezicht staat vredig en rustig en zijn blonde haren hangt warrig voor zijn ogen. Ik glimlach.

Voorzichtig sta ik recht en wandel naar buiten. Eenmaal buiten snuif ik de frisse avondlucht op. Dat alles behalve fris ruikt. Een angstig gevoel komt in me. Uit gewoonte grijp ik naar mijn zwaard...dat niet op mijn rug hangt. Ik vloek inwendig. Verdomme. Het ligt nog zeker in de schuur.

Ik wilde me omdraaien om mijn katana te gaan halen, toen een ijselijke gil de stille nacht ruw verbreekt. De haartjes in mijn nek komen recht overeind te staan. Het geluid was van iemand met pure angst. Zonder er nog langer bij na te denken ren ik ongewapend naar de plek waar de gil vandaan komt.

Ik wist dat ik met mijn leven speel en dat het vreselijk dom is dat ik mijn zwaard niet eerst ben gaan halen, maar zo ben ik nu eenmaal. Eerst handelen en dan pas echt goed nadenken. En ik had eerst beter kunnen nadenken.

Hijgend kom ik op de plek waar het geschreeuw vandaan komt. Een meisje ligt opgekruld op het vochtige gras. Het lange bruine haar komt me bekent voor.

Nee, dat kan niet. Dat is onmogelijk. Voordat ik het goed en wel zelf besef ren ik naar het meisje toe, al het gevaar vergetend dat verstopt zit achter de stuiken en de bomen. Ik voel hoe hun ogen op mijn huid branden, maar ik letten er niet op. Al mijn aandacht gaat naar het meisje dat nu voor mijn voeten ligt. ik kan nog steeds haar gezicht niet zien, omdat haar lange haren het bedekken.

Ik kniel naast haar neer. Het vochtige gras maakt mijn broek nat. Voorzichtig en mijn adem in houdend veeg ik haar haar uit haar gezicht. Verschrikt slaag ik mijn handen voor mijn mond. Tranen vullen mijn ogen, maken mijn wangen nat.

'Natacha,' fluister ik ontzet. Mijn keel voelt dik aan van de tranen.' Natacha.' Zachtjes schud ik aan haar schouder. Geen reactie. Geen enkele beweging. 'Natacha, word wakker. Komaan.' Deze keer schud ik wat harder aan haar schouder. Nog steeds geen reactie van leven.

Angstig bekijk ik haar gezicht. Dat er ziekelijk bleek uitziet in het maanlicht. Ik slik. Wanhoop neemt bezit van me. Neemt de leiding van mijn hersenen over. Tranen glijden als regendruppels langs mijn wangen naar beneden.

Een wanhopige kreet galmt ineens door de nacht. Ik had zelfs niet door dat het van mezelf afkomstig is. 'Waarom? Waarom jij?' Huilde ik. Mijn hand glijd zachtjes door haar haren. Ik sluit mijn ogen.

'Rachel,' fluistert een stem moeizaam. Snel open ik mijn ogen en kijk naar Natacha, die haar ogen open heeft.

Een geluid tussen een lach en gesnik komt uit mijn mond. Een gevoel van opluchting vloeit door me heen. 'Ben je gewond?'

Ze schud haar hoofd. 'Nee,' zei ze. 'Ze hebben me niet gebeten alleen maar bewusteloos geslagen.' Daarna kijkt ze me vragend aan. 'Hoe kom jij hier?'

Ik glimlach. 'Hier verder op is een schuurtje waar ik heb geslapen. Ineens hoor ik een gil en ben erop af gelopen.'

Ze knikte. 'We moeten hier weg,' zei ze een trilling van angst is hoorbaar in haar stem. 'Het is hier niet veilig en zeker niet voor jou.' Ze kijkt me aan. Een koude rilling loopt over mijn rug. Ze weet het. 'Ze willen jou hebben, Rachel.'

'Ik weet het,' zei ik flauwtjes glimlachend. 'Ze hebben me na de aanslag in Black Hell ontvoerd, maar ik ben kunnen ontsnappen.'

Ze kijkt me niet begrijpend aan. 'Waarom willen ze jou hebben? Waarom hebben ze jou niet gebeten of gedood?'

Ik wil daar op antwoorden, toen een zacht geritsel dat uit de struiken komt mijn aandacht eist. Zes rode ogen kijken ons kil en vijandig aan. Ik slik.

'Daar hebben we het een andere keer wel is over. We moeten maken dat we hier weg zijn,' zei ik gehaast. Ik pak haar arm en trek haar overeind. Even wankelt ze op haar benen. Daarna rennen we er vandoor.

Achter ons hoor ik ineens woedend gebrul, toen de vampiers hun smakelijk hapje ineens zagen wegrennen.

Zo snel als we kunnen rennen we verder, maar het gaat moeilijker dan verwacht. De pijn in mijn zij zorgt er voor dat ik minder snel kan lopen. Direct zorgt dat ervoor dat ik achterop geraak. Natacha loopt al een stuk voor me uit. Hijgend en op mijn tanden bijtend probeer ik harder te lopen, maar tevergeefs. De pijn in mij zij word als maar erger en erger. Het lijkt wel alsof het in brand staat. Felle pijnscheuten martelen me. Putten me uit. Steeds geraak ik verder achterop. Ik voel het gehijg van de vampiers in mijn nek.

Een uitstekende wortel van een boom dat dicht in de buurt staat steekt uit de grond. Mijn voet blijft er achter haken en met een dreun val ik plat op de grond. Een gil van schrik ontsnapt uit mijn mond. Mijn hoofd knalt tegen een steen op dat in het gras ligt. Een felle pijn snelt door mijn hoofd. Kreunend blijf ik liggen. De wereld draait om me heen. Een misselijk gevoel overspoelt me. Een druppel bloed beland voor me op de grond, direct gevolgd door de volgende. Draaierig en wazig probeer ik overeind te komen, maar mijn benen klappen telkens onder me vandaan. Suf kijk ik naar de vampiers, die op mij af komen gedenderd. Nogmaals probeer ik recht te staan, maar het lukt niet.

Ik ga op mijn knieën zitten en kijk de vampiers voor me aan. Grijzend wandelen ze op me af. Op hun prooi dat weerloos in het gras zit.

New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu