Hoofdstuk 23

119 14 0
                                    

Verward word ik wakker uit een diepe droomloze slaap. Mijn lichaam voelt aan alsof het al een eeuwigheid heeft liggen slapen. Geeuwend doe ik mijn ogen langzaam open. Ik word verwelkomd met duisternis. Gedesoriënteerd kijk ik om me heen, maar ik zie bijna niks. Alleen een paar schaduwen die fel afsteken tegen de duisternis.

Paniek komt in me omhoog. Waar ben ik? 

Angstig ga ik stilletjes recht staan. Even word ik overweldigend door misselijkheid dat in me naar boven komt, maar ik duwde het al even snel weer weg als het is gekomen. Ik wilde een stap zetten, maar iemand grijpt ineens mijn arm vast. Een gil onderdrukkend sla ik mijn hand voor mijn mond. Mijn hart bonkt razendsnel.

De hand die me vasthoud voelt bekend aan. Door de lange smalle vingers weet ik wie het is.

'Jace,' fluisterde ik verstikt. Mijn angst ebde langzaam weg. 'Je laat me schrikken.' Mijn hart bonsde nog steeds als een razende tegen mijn ribben.

'Sorry,' fluistert hij terug. 'Maar je moet hier blijven?'

'Waarom?'

'Omdat het moet van dokter Aeker. Anders legt hij je terug onder narcose...'

'Wat zei je.' Onderbreek ik hem ruw. 'Heeft hij me onder narcose gelegd. Zeg alstublieft dat ik het verkeerd heb gehoord en dat het niet waar is.' Woede borrelde als kokende lava in me omhoog en stroomde door mijn aderen. Waar haalde hij het lef vandaan om me in slaap te spuiten. De klootzak.

'Nee...je hebt het goed gehoord,' zei Jace voorzichtig. 'Maar het was voor je eigen goed.' Voegt hij er nog snel aan toe toen ik hem kil aankijk.

'Ja, maar dan nog,' siste ik koppig.  'Dan moet hij dat nog niet doen en zeker niet zonder mijn toestemming en ...' 

Verder kom ik niet. Voordat ik mijn zin kan afmaken drukte Jace zijn lippen op die van mij. Snel slikte ik mijn woorden terug in. Genietend sluit ik mijn ogen en laat me meevoeren. Zijn lippen bewegen zachtjes tegen die van mij aan. Ik volgde zijn ritme. Mijn lichaam staat vanbinnen in vuur en vlam. Ik verschiet er van dat er nog geen stoom uit mijn oren slingerde. Mijn hart maakt telkens een sprong van geluk. De botten in mijn lichaam smelten als ijs voor de zon. Een verliefdheid dat ik nog nooit eerder heb gevoeld maakt me licht in mijn hoofd. 

'Zat je ons van der straks af te luisteren,' mompelde hij ineens zachtjes tegen mijn lippen.

Ik voel hoe mijn wangen warm worden. Betrapt. Blozend doe ik mijn ogen open en kijk hem aan. Twee heldere blauwe ogen boren zich in de mijn en net zoals altijd verdrink ik er in. Oooh..wat zijn ze mooi. Nee, ze zijn gewoon schitterend. Ze lijken net twee blauwe heldere parels die glinsteren in de diepe oceaan.  Met moeite weet ik mijn aandacht te vestigen op zijn vraag. Wat had hij nu weer gevraagd? Haja....Of dat ik hun zat af te luisteren van der straks.  Moeilijke vraag waar ik spijtig genoeg nu wel een antwoord op weet, maar het jammer genoeg niet zo graag wil vertellen tegen hem.

'Euh... weet je...euh,' stotterde ik nerveus. Beschaamd kijk ik hem aan.  zijn ogen staan serieus. 'Ja, ik heb jullie afgeluisterd.' Zijn ogen werden harder. Snel zei ik. 'Maar ik was jullie aan het zoeken en ja toen vonden we jullie, maar we wilden jullie niet storen. Snap je?' Hopend kijk ik hem aan. Hij zucht diep.

'Het is niks,' zei hij. 'Maar de volgende keer luister je ons niet meer af, oké. Dat zijn jongenszaken.'

Gekwetst kijk ik hem aan. 'En omdat het jongenszaken zijn mag ik het dus niet horen. Dat is mooi van je.' 

'Nee, je begrijpt het niet,' zei hij.

'Wat moet ik dan begrijpen?' Vragend kijk ik hem aan.

'Niks laat al maar,' zei hij stil en hij slaagt zijn ogen neer. Bezorgt kijk ik hem aan. Zo verslagen heb ik hem nog nooit gezien.

'Wat is er?' Voorzichtig raak ik zijn arm aan. Even zie ik hem aarzelen, maar na een tijd kijkt hij me aan. 

'Binnen een week moeten we naar de baas komen die dit spel leid. Hij wil ons spreken. En ik weet niet of dat positief is of negatief.' Hij zucht. Hij haalt zijn hand door zijn blonde haren zodat het nog harder naar alle kanten gaat steken. Het ziet er sexy uit, maar er is nu iets belangrijkers.

'Bedoel je dat hij ons alle drie wilt spreken,' vraag ik. Hij knikte. 'Verdomme dat is minder goed nieuws. Subiet moet die je vent ons niet.'

'Waarom zou hij ons niet mogen,' vroeg hij.

'Euh...misschien, omdat jij.' Verder durfde ik het niet te zeggen. Maar Jace lijkt het door te hebben wat ik bedoelde. Zijn schouders zakte naar beneden. Hij ademde beverig in.

'Je denkt omdat ik in die wrakstuk heb vast gezeten dat ze me gaan aanzien als vijand.' Hij kijkt me zo verdrietig aan dat ik een brok in mijn keel krijg.

'Ik weet niet. Ik denk het niet. En daarbij Ethan is de zoon van de baas en hij vertrouwt je wel. Waarom zou de baas je dan niet vertrouwen?'

'Ik weet het niet, maar misschien denken ze dat ik een vampier ben of zo. Weet ik veel.' Hij laat zijn eigen zakken op de matras zodat hij ligt. Vermoeid wrijft hij over zijn ogen. 'Ik weet het niet meer. Ik ben dit leven soms echt meer dan kotsbeu. Soms wens ik echt dat alles terug zo word als vroeger, maar nee. Steeds als ik dat hoop word het steeds erger in de realiteit. Wat gaat er nog allemaal gebeuren, Rachel. Wanneer gaat het stoppen. Wanneer komt er een eind aan deze hel?'

Even zei ik niks. Met open mond kijk ik Jace aan. Wat hij juist allemaal vraagt die vragen spoken ook door mijn hoofd. Sinds dat die aanvallen zijn begonnen.  'Ik weet het niet, Jace. Ik wil dat het ook ophoud en dat alles terug word zoals vroeger, maar één ding weet ik zeker. Het ga nooit meer zoals vroeger worden. Dat leven is voorbij. Spijtig genoeg. In dat leven hadden we tenminste nog ouders. 'Ik snikte bij het woord ouders. 

Jace pakte me zachtjes vast en drukte me tegen hem aan. Zijn lichaamswarmte zorgde ervoor dat ik terug wat rustiger word. Een tijdje zeggen we niks. We liggen allebei doodstil tegen elkaar. Alleen onze ademhaling is te horen door de stilte.

'Alles komt goed,' zei Jace troostend. Hij plante een kus op mijn voorhoofd. 'Bekijk het positief we hebben elkaar leren kennen door die aanvallen.'

Ik lachte. 'Ja daar heb je gelijk in. Toch nog iets goed.'

Hij buigt zich dichter naar me toe, maar nu ben ik sneller dan hij. Ik drukte mijn lippen tegen die van hem. We beginnen elkaar wild te zoenen. En even vergeet ik alles, maar dan ook echt alles. 


New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu