Hoofdstuk 37

77 6 0
                                    

De nacht gaat tergend langzaam vooruit. Tijdens de nacht zijn we nog is twee keer aangevallen geweest door vampiers, maar de tweede keer was het hevigste. Ze waren met hun vijven en ze waren zwaar gewapend. Een boosaardige grijns speelde rond hun lippen waardoor hun hoektanden dreigend zichtbaar zijn om ons angst aan te jagen. Wat ook wel een beetje lukte. We wisten dat we het nooit gingen halen tegen die vijf, die ons vastberaden en spottend aankeken. Alsof onze doodvonnis al geschreven was. 

Ze draaiden stoer met hun wapens in het rond om ons te imponeren, maar toen ze zagen dat dat niet echt werkte. Werden ze wat minder zeker van hun zaak. Zenuwachtig kijken ze elkaar aan. Voordat ze ons terug aankijken. Woede brand in hun ogen. Dat wel in brand lijkt te staan. Ik slikte.

We trokken onze zwaarden en gingen in een gevechtshouding staan. Zij aan zij kijken we de vampiers vastberaden aan. Als ik moest sterven, dan sterf ik het liefste vechtend. Dan had ik toch iets goed gedaan door een paar vijanden mee met mij naar de ondergang te brengen. Weg van deze wereld. De wereld die zij hebben verwoest. Hebben vernield.

Kwaad brullend liepen ze op ons af met hun zwaarden voor hen. Ik ademde diep in. We moeten snel zijn. Sneller dan zij als we het willen overleven en dat wisten we maar al te goed. Twee denderde op mij af. Twee andere lopen recht op Kaj af en de laatste liep op Laj, die de vampier spottend aankijkt. Even was de vampier van zijn stuk gebracht. Verbaast en verward kijkt hij de jongen voor hem aan, die naar hem spottend zit te grijnzen. Die verwarring zorgde voor zijn ondergang. Levenloos zakt hij in elkaar. 

Naast me zag ik dat Kaj in moeilijkheden zat beide vampiers cirkelen om hem heen. Voordat ze ineens tegelijk aanvallen. Ieder aan een andere kant. Kaj reageerde direct hij sloeg de eerste aanval van hem af. Daarna draaide hij zich snel om en geeft een trap tegen de vampier, die achter hem stond. Hij zet struikelend een paar stappen achteruit. Voordat hij zijn evenwicht verliest en plat op zijn achterwerk op de grond valt . De vampier kreeg zelfs nog niet eens de kans om terug overeind te gaan staan. Een zwaai van een zwaard zorgde ervoor dat de vampier op de grond bleef. Dood. 

Mijn aandacht word getrokken door de twee vampiers, die op mij af komen gesneld. Snel hef ik mijn zwaard en deed een aanval. Ik tref direct doel, maar het was niet schadelijk genoeg om hem dood te krijgen. Brullend van de pijn viel hij terug aan. Ik blok de aanval. De slag zorgt voor een pijnlijke pijnscheut dat door mijn arm snelt, maar ook door de wond van mijn zij. Ik kreun zachtjes. Met een trap vergroot ik terug de afstand tussen ons. Maar ik moest me snel omdraaien, toen mijn zesde zintuig raar begon te tintelen. De tweede vampier was stiekem achter me geslopen om zo dan aan te vallen. Zijn zwaard suist op me af. Met een bovenhandse blok kan ik hem stoppen. Brullend van frustratie begint hij op me in te hakken. Met veel moeite weet ik telkens ter nauwer nood de aanval te blokken. Uit mijn ooghoeken zie ik dat de andere vampier zijn zwaard hef om me van mijn leven te beroven. 

Een gevoel van angst overspoelt me. 'Laj,' riep ik wanhopig. 'Help me!' 

Ik zie hoe beide zwaarden van de vampiers op me afkomen, maar ik kon er maar een blokken. Wat moet ik doen? Als ik de ene blok word de andere mijn dood. Wanhopig zoek ik naar een oplossing of een weg om te kunnen ontsnappen, maar ik vond niks.

Ik zucht diep. Ik moet maar vertrouwen dat Laj me kan redden.

Mijn zwaard blokt de ene aanval van de vampier, die al de hele tijd op me zit in te hakken. Angstig wacht ik op de vreselijke pijn dat door mijn lichaam moet vloeien als het andere zwaard zich in me plant, maar het kwam niet. In plaats daarvan hoor ik twee zwaarden op elkaar knallen. 

Ik kijk opzij en zie Laj naast me staan met geheven zwaard. Een zucht ontsnapt uit mijn mond van opluchting. Daarna ging alles heel snel. De ene vampier na de andere storten dood neer op de grond. 

Dit was er dus allemaal gebeurt in ene nacht. Uitgeput lopen we verder. Allemaal doodop van een zware vermoeiende nacht. Waar we de hele tijd waakzaam en alert moeten zijn. Klaar voor een eventuele aanval van een groep vampiers.

Mijn wond in mijn zij klopt pijnlijk. Elke stap dat ik zet kost me veel moeite. De pijn werd met elke stap erger en erger. Mijn wond lijkt wel in brand te staan. Af en toe voel ik een koude rilling door mijn lichaam trekken. Dat me een angstig voorgevoel geeft, maar ik wil er niet aan toegeven. Ik wilde nu niet opgeven. Zeker niet  na wat we deze nacht allemaal hebben moeten doorstaan. Dat wilde ik de twee broers niet aandoen.

Ik was zo verzonken in mijn gedachten dat ik niet doorhad dat Kaj naast me was komen lopen. Zijn stem brengt me met een schok terug naar het nu. 'Gaat het wel met je?' Bezorgt kijkt hij me aan.

'Ja, het gaat. Waarom,' vroeg ik een beetje wantrouwig. Zal hij het door hebben dat ik gewond ben. Ik hoop van niet.

'Gewoon. Je ziet er nogal bleek uit. Het gaat toch echt, hé,' vroeg hij voorzichtig.

'Ja, het gaat. Maak je maar geen zorgen. Alles is oké.' Maar ik kijk hem niet aan toen ik het zie. Anders kan hij in mijn ogen zien dat ik lieg. Gelukkig knikt hij enkel. Opluchting gaat door me heen.

Laj redden me voordat Kaj nog meer vragen gaat stellen. 'We kunnen daar overnachten,' zei hij en hij wijst naar een houten schuurtje dat fier overeind staat. 

Ik knikte. 'Ja, dat is een goed idee. Ik ben eerlijk gezegd wel moe.'

'Ik ook wel,' zei Laj. Hij slentert naar de schuur en speurt het af opzoek naar eventueel gevaar. Na een tijd geeft hij teken dat alles veilig is. Kaj en ik rennen naar hem toe. Met ons drieën stappen we het schuurtje in dat dof ruikt, maar het lijkt veilig.

Vermoeid en uitgeput zoeken we elke een plekje om te slapen. Al snel hoor ik Laj snurken, dat direct word versterkt door zijn broer, die ook luid begint te snurken. Zuchtend kijk ik de twee broers aan.


New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu