Hoofdstuk 35

73 9 2
                                    

Laj kijkt me ineens onderzoekend aan. Ik werp hem een vragende blik toe, maar hij reageert er niet op. Na een tijd begint mijn geduld op te geraken.

'Wat is er? Waarom zit je zo naar me te staren?'

Het duurt een tijdje voordat hij antwoord. 'Ik zit te denken. Waarom ga je niet met ons mee naar ons schuilplaats? Daar is het veel veiliger dan op straat. Als je wilt.' Dat laatste voegt hij er snel bij.

Ik moet eerlijk toe geven daar heeft hij een punt. Als ik hier alleen op straat blijf rondlopen gaat James me zeker vinden. Wat ik absoluut wil vermijden. Daarom stem ik in op zijn voorstel. 'Natuurlijk wil ik mee,' zei ik opgelucht. Een glimlach verschijnt om mijn lippen. 'Dank je dat je het vraagt.'

'Dat is graag gedaan,' zei Laj. Daarna kijkt hij zijn broer aan. 'Vind jij dat goed, Kaj?'

De jongen naast hem kijkt me even aan. 'Voor mij is dat goed. Zolang ze maar haar zwaard in die schede houd en niet op mijn keel richt. Vind ik het allemaal prima.'

Ik rol met mijn ogen. Wat kunnen jongens soms angsthazen zijn. 

'Welkom aan boord, Rachel,' zei Laj glimlachend. Ik beantwoord zijn glimlach stralend terug. Daarna gaan we op weg naar hun schuilplaats. 

Met ons drieën dwalen we door de donkere straatjes, die zachtjes worden verlicht door de maan dat aan de nacht hemel schijnt. Het licht zorgt ervoor dat het duister zich terug trekt. Na een tijdje wandelen komen we eindelijk aan aan een huisje dat op instorten staat. Aan de ene kant van het huis is een groot gat zichtbaar waar een wrakstuk recht is door gevlogen. Waardoor het  nu zichtbaar scheef staat. De ramen zijn allemaal stuk gebarsten of gebroken. De deur dat de voordeur moet voorstellen leunt gewoon tegen de muur aan voor steun. Anders zou het gewoon omvallen.

'Is het hier,' vroeg ik voorzichtig en ik wijs naar het huis. Ze knikken allebei.

'Ja het is hier,' zei Kaj. Even zie ik iets door zijn ogen flitsen. Een diep verdriet dat diep in hem speelt. 'Ik weet het het stelt niet veel voor, maar het is ons vroegere huis geweest. Voordat de aarde veranderde. De tijd dat onze ouders nog leefde.' Bij het woord ouders brak zijn stem van verdriet.

Ik kijk naar het huis en ik voel met de jongens mee. Ik weet hoe het voelt om je dierbaren te verliezen. Dat ze er op het ene moment er nog zijn en op het andere moment zijn ze er gewoon niet meer. Zijn ze verdwenen. Weg van de aarde.

'Het spijt me,' fluister ik. 'Ik weet hoe het voelt om je ouders te verliezen.'

De beide jongens kijken me ineens aan.' Hoezo? Heb jij die van u ook verloren?'

Ik knik verdrietig. Een pijnscheut van verlies snijd door mijn hart. 'Ja, door de aanvallen. Een wrakstuk lande recht op ons huis en mijn ouders zaten toen nog binnen. Ze zijn gewoon levend begraven.' Voordat ik het goed en wel besef rolt er een warme traan langs mijn wang naar beneden. Ik wend snel mijn gezicht van ze af. Ik wilde niet dat ze het zagen.

'Sorry dat we het vroegen,' zei Laj zich verontschuldigend. 'Kom we gaan naar binnen. Meisjes eerst.' Hij lacht vriendelijk naar me. Voor het eerst sinds dat ik ben ontsnapt uit de handen van de vampiers voel ik me ontspannen. Voel ik me veilig.

Ik stap naar binnen en mijn ogen worden groot. Overal waar ik kijk zie ik foto's staan. Foto's van Laj en Kaj samen met hun ouders. Allemaal breed lachend op de foto. Er staan foto's waar ze allebei nog heel klein waren en daarnaast staan er foto's hoe ze langzaam aan zijn gegroeid. Tot de jongens dat ze nu zijn. 

Ik wend mijn blik af. Want de foto's zorgen er voor dat ik te hard aan mijn eigen leven denk toen mijn ouders nog wel leefde. 

'Sorry, voor de rommel, maar twee jongens alleen die kuisen nooit,' zei Kaj glimlachen. 'Die houden meer van rommel.' Voegt hij er nog snel aan toe. Zijn broer grinnikte. Een glimlach begint om mijn lippen te spelen. Dat kan hier nog wel leuk worden.

Kaj en Laj gaan samen op een zetel zitten en kijken me aan. Door hun aandacht begin ik ongemakkelijk heen en weer te schuifelen op mijn voeten.

'Je mag daar gaan zitten,' zei Kaj, die wijst naar een zetel die voor hen staat. 'Doe alsof je thuis bent.'

Ongemakkelijk laat ik me in de zetel ploffen, die hij me heeft aangewezen. Mijn katana gesp ik af van mijn rug en leg hem beschermend naast me. Een ongemakkelijke stilte volgt.

Na een tijdje verbreekt Laj als eerste de stilte.' Waarom dwaal je helemaal alleen door de stad?'

Even aarzel ik of dat ik het echt wel ga zeggen. Ik ken ze ook nog niet echt, maar ze hebben wel hun huis getoond. Dat konden ze even goed niet doen en me helemaal alleen op straat achter laten. Die gedachten zorgt ervoor dat ik het zei. 'Ik ben op de vlucht voor de vampiers die me achterna zitten,' zei ik. 'En ik ben ook opzoek naar mijn vrienden.'

'Waar zijn je vrienden,' vroeg Kaj.

'Dat weet ik niet,' beken ik. 'Ik heb ze voor het laatst gezien in de Black Hell voordat we werden aangevallen. Door de aanval zijn we elkaar kwijt geraakt.'

'Black Hell?' Vragend kijkt Kaj me aan. 'Wat is dat? Is dat soms een of andere club.'

'Ja, het is een soort club. Een club waar  mensen zitten die de aanvallen hebben overleeft.'

'Waar zijn die mensen nu?  Zijn het er veel?' Vroeg Laj.

Tranen wellen in me op, toen ik terug denk aan de laatste aanval van de vampiers. Dat een massamoord is geworden. Overal lagen er toen lijken. 'Nee, ze zijn denk ik bijna allemaal vermoord door de aanval van de vampiers. Misschien zijn er een paar kunnen ontsnappen. Ik weet het niet.' Door die woorden begin ik zelf hard te twijfelen of dat mijn vrienden nog wel leven. Hebben zij eigenlijk wel die aanval overleeft?

De woorden van Kaj brengen de bevestiging van mijn gedachten. 'Leven uw vrienden dan nog wel. Je zegt dat bijna iedereen is vermoord. Wie zegt dan dat je vrienden die aanval hebben overleeft. Ik denk dat die kans heel klein is, Rachel. Sorry, dat ik dat zeg.'

'Het is niks. Je hebt gelijk,' zei ik verdrietig. Ik voel hoe mijn hart langzaam breekt in duizenden stukken van verdriet en verlies. Hoeveel gaan die vampiers me nog af nemen?  Heb ik dan nog niet hard genoeg geleden door hen , toen ze mijn ouders van me afnamen. Was dat niet genoeg? 

De tranen barsten in me los. Snikkend breng ik mijn handen voor mijn gezicht. Warme tranen van verlies glijden over mijn wangen. Maken mijn handen nat. Diep in me voel ik hoe warmte plaats begint te maken voor leegte. Een diepe leegte van verlies. 

Een naam doemt ineens in me op. Jace!! 

De naam zorgt ervoor dat ik nog harder begin te huilen. De tranen nemen massaal toe. Glijden als een waterval over mijn wangen.

 Nu pas dringt het echt tot me door dat ik hem nooit meer ga zien. Ga vast pakken, of kussen. Nooit meer. Ik mis zijn blonde haren, die zijde zacht aanvoelen en waar ik heel graag met mijn handen door woel. Zodat het nog harder in de war ligt. Nu zou ik dat nooit meer kunnen doen.  Ik ga zijn haar nooit meer kunnen aanraken. Nooit meer kunnen door woelen. Een nieuwe pijnscheut van verdriet snelt door me heen. Breekt me. Verscheurt me. Een ander beeld van Jace doemt voor me op. Zijn ogen, die me verlieft aankijken. De ogen waar ik elke keer weer in verdrink. Waar ik me in wil laten verdrinken. Ogen die zo helder blauw zijn dat ze me doen denken aan de diepe blauwe oceaan, dat schittert in het zonlicht.  Nooit zal ik me weer kunnen laten verdrinken in zijn ogen. 

Ineens voel ik iemand naast me. Een arm word om mijn schokkende schouders geslagen. Snikkend laat me tegen hem aan glijden. 

'Hey, Rachel. Word rustig,' fluistert Kaj sussend. 'We gaan naar ze zoeken en we gaan je helpen. Belooft.' 

Ik knikte. Dankbaar kijk ik hem aan met mijn rode betraande ogen. 'Dank je. Jullie zijn schatten.' Ik slaag mijn armen om hem heen en omhels hem innig. 


New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu