Een dik uur later rijden we door een stadje dat er nog redelijk goed bij ligt. Een paar huizen zijn ingestort door wrakstukken die er zijn opgevallen, maar de meeste huizen staan nog fier overeind. Sommige missen een schoorsteen of de ramen zijn allemaal kapot gesprongen door de daveringen van de wrakstukken die er naast zijn gevallen.
Auto's staan in een wirwar op straat. Toen de bestuurders weg vluchten voor de wrakstukken die ineens uit de lucht vallen.
'Jace,' vroeg ik geeuwend. Ik kan mijn ogen amper open houden zo moe ben ik.
'Ja?'
'Gaan we een slaapplek zoeken. Ik ben echt moe,' bekende ik.
Hij knikte. 'Wat denk je van dat huisje.' Hij wijst naar een wit huisje dat uitnodigend straalde in het zonlicht. Het huisje is nog helemaal heel.
'Ja, dat lijkt me wel veilig om te slapen,' stemde ik in. Met gefronste wenkbrauwen kijk ik naar het huisje. Ik kende het van ergens, maar van waar? Voordat ik nog langer kan piekeren. Rijd Jace met de motor er naar toe. En toen zie ik pas hoe veel geluk dat dat huisje heeft gehad. Eén of twee meter verder van het huisje is een wrakstuk in de tuin neer gestort. Verwondert kijk ik naar het gevaarte. Het metaal blinkte in het zonlicht. Iedereen zou denken een wrakstuk is iets dat kapot is zoals een auto dat instort, maar dit wrakstuk ziet er splinter nieuw uit. Het heeft een grijze kleur dat verandert in het zonlicht naar wit. Ik geef het niet graag toe, maar het wrakstuk is iets mooie's. Iets dat buitenaards mooie is.
We stoppen naast het huisje. Jace zet de motor af en we stappen af.
Met stijve benen loop ik naar het huisje, maar ik voel dat Jace niet volgde.
'Jace, wa...' Ik stop abrupt met praten. Ongelovig en angstig kijk ik Jace aan die voor het wrakstuk staat. Toen ik zie wat hij van plan is loop ik naar hem toe.
'JACE....Niet doen!'Gilde ik, maar het is al te laat.
Hij legt zijn hand op het wrakstuk dat ineens fel groen oplicht. Het licht doet pijn aan mijn ogen. Met mijn hand voor mijn ogen kijk ik door mijn vingers naar Jace. Er glijd een deur geluidloos open. Ik zie hoe Jace nieuwsgierig naar binnen stapt... en toen...knalt de deur terug dicht. Met Jace er in.
Gillend begin ik op het wrakstuk te slaan en te drukken. Met de hoop dat de deur terug open gaat schuiven, maar er komt geen beweging in.
'Jace,' riep ik wanhopig. 'Jace?'
'Rachel.' Ik hoor zijn gedempt geroep.
'Ja, ik ben hier,' Riep ik terug. Mijn handen duwen tegen het metalen wrakstuk, maar tevergeefs.
'Niet weg gaan. Ik zie niks. Het is hier zo donker,' riep hij. Ik hoor aan zijn stem dat hij op het punt staat om hysterisch te worden.
'Blijf kalm, oké. Ik krijg je hier wel uit,' riep ik sussend.
'Oké.' Zijn stem trilde, maar hij is in ieder geval terug wat rustiger geworden.
'Blijf hier.'
'Jaaaa, alsof ik ergens heen kan.' Hoor ik hem sarcastisch roepen.
Ik draai me om en ik loop naar de achterdeur van het huisje. Ik moet een hamer of zo vinden omdat wrakstuk te kunnen slopen.
Ik draai aan de deurknop, maar de deur zit op slot.
Wat nu?
Dan maar de grove middelen. Ik doet een stap achteruit en ik stampte met mijn voet op het slot. Dat het krakend begeeft en de deur vliegt open.
Met bonkend hart trek ik mijn katana uit zijn schede. Een metalig gekras galmde luid door de ijzige stilte. Mijn handen klemde zich om het gevest zodat mijn knokkels wit worden.
JE LEEST
New World
VampireRachel Dark is 16 jaar toen heel haar leven verandert in een hel. Zij noemt het zo omdat ze dat vind. Het is ergens in augustus toen de wereld verandert en vernietigd werd door wrakstukken. Haar ouders komen om en ze vlucht weg. Weg van haar thuis...