Het is donker en angstaanjagend stil tussen de gebouwen die half zijn ingestort of een muur missen. De maan schijnt duister aan de donkere hemel, af en toe schuift er is een grote donkere wolk voor zodat de straten er nog afschrikwekkender uitzien. De gebouwen schijnen duister af tegen het maanlicht zodat de schaduwen van de gebouwen iets weg hadden van misvormde geraamtes of skeletten.
De straten zijn verlaten en uitgestorven. Alleen staan de straten vol met wrakstukken die twee maanden geleden nog auto's zijn geweest. Ze staan verspreid over het wegdek. Een paar zijn zelfs op elkaar gereden. Alsof de mensen voor iets op de vlucht waren geslagen, maar op het laatste pas door hadden dat het al te laat was. In sommige auto's zitten er nog mensen in die met een lege blik en een gezicht dat vertrokken is van angst naar het niets zitten te staren.
De huizen die nog niet zijn ingestort zijn bijna allemaal leeg of verlaten. Hier en daar schijnt er is een klein lichtje door de versleten gordijnen die voor de kapotte ramen hangen, maar ook om de indringers buiten te houden die niet welkom zijn. Dat zijn de huizen waar nog iemand in woont of zich schuilt houd voor de nacht.
Iedereen blijft s'nachts veilig binnen, niemand durft s'nachts buiten te wagen. Omdat het te gevaarlijk is. Het is gewoon zelfmoord om je s'nacht in het donker rond te dwalen door de donkere straatjes. Omdat er dan angstaanjagende en gruwelijke nachtwezens ontwaken die de straten onveilig maken en herrie schoppen waar ze maar willen.
Af en toe sluipt er is een schaduw voorbij die op de vlucht is voor iets dat hem wilt pakken. Alleen ik ben weer zo stom om me buiten te wagen in het donker, in een vervallen stad. Waar het krioelt van de vampieren.
Met mijn katana stevig in mijn handen wandel ik door de angstaanjagende straatjes. Ik heb het gevoel dat ik word bekeken vanuit het duister, maar als ik me omdraai zie ik alleen maar schaduwen. Verder niets. Geen enkel teken van leven of een vampier. Niks, maar toch gaat het gevoel in me niet weg. Elke keer als ik een stap zet word het gevoel alsmaar sterker en sterker.
Een snelle beweging flitst voorbij mijn ooghoeken. Geschrokken hou ik mijn katana beschermend voor me, maar de persoon is al opgeslokt in het duister. Pierend in het donker kijk ik naar de plek waar ik de beweging heb gezien, maar ik kan het niet zien. Kan niets onderscheiden in het donker. Zo vastberaden mogelijk wandel ik verder. Totdat ik een smal steegje ziet dat voor het oog word ontrokken door duisternis. Snel verschuil ik me daar. Wachtend op de persoon die me al heel de tijd volgt en me de stuipen op het lijf jaagt.
Heel lang moet ik niet wachten.. Ergens naast het steegje waar ik me verstop hoor ik een gejaagde ademhaling. Dat steeds dichterbij komt.
Mijn spieren staan strak gespannen van de spanning. Mijn ademhaling gaat ook de hoogte in ook al doe ik er alles aan om het onder controle te houden. De persoon die me zoekt heeft het zeker al gehoord waar ik zit. Door mijn gehijg. Met mijn katana voor me doe ik heel voorzichtig een stap naar voren. De schaduw die me al heel die tijd achtervolgt doemt ineens voor me op.
Met een snelle beweging breng ik mijn katana naar voren en laat het op de schaduwen af suizen, maar een paniekerige schreeuw houd me juist op tijd tegen. Voordat ik zijn hoofd met zijn romp scheid. Mijn zwaard rust gevaarlijk tegen zijn hals. Een klein straaltje bloed sijpelt naar beneden waar ik hem heb geraakt, maar voor de rest ziet hij er niet al te gewond uit. Ik zucht opgelucht.
'Val jij altijd iedereen aan, die je willen helpen,' riep een jongensstem geschrokken.
Verbaast kijk ik hem aan. 'Wie zegt dat ik hulp nodig heb,' vroeg ik dreigend. De kling van mijn katana rust nog steeds tegen zijn keel, maar toch durfde de jongen me spottend aan te kijken.
'Ik zeg dat en mijn broer ook.' Hij is nog niet helemaal uitgesproken of een tweede schaduw doemde naast hem op. verbaast en een beetje ongelovig kijk ik naar de twee jongens, die als twee druppels water op elkaar lijken. Ze hebben alle twee blond haar dat vreselijk in de war ligt. Hun ogen kijken me allebei spottend aan, maar wat me het meest verbaast is hun gezicht. Dat bij de beide een engelen gezicht is. Het zijn zo'n jongens waar niemand lang kwaad op kan blijven. Ook al spoken ze alleen maar kattenkwaad uit.
'Jullie zijn een tweeling,' vroeg ik en ik wijs met mijn katana de jongens één voor één aan. 'Heb ik het juist?' Ze knikken beide. Het verrasten me niet dat het gelijktijdig is. Zuchtend stop ik mijn katana weg in zijn schede. Van die twee jongens kan ik geen gevaar verwachten.
De jongen voor me, die ik heel de tijd heb zitten dreigen. Zucht opgelucht nu dat de scherpe punt van mijn katana van zijn keel is verdwenen. Hij glimlacht dankbaar.
'Sorry, dat we je hebben laten schrikken,' zei hij, maar ik hoorde aan zijn stem dat het hem totaal niet spijt. Ik kijk hem kil aan, maar ook al zag hij mijn gezicht uitdrukking. Het deerde hem niks. Spottend gaat hij verder. 'We hebben je toch goed de stuipen op het lijf gejaagd,' zei hij lachend.
'Ja, dat is waar, maar ik u ook,' kaatste ik terug. 'Of moet ik mijn katana terug tegen je keel leggen. Dan zing je toch ook een toontje lager, hoor.' Ik maak een beweging met mijn hand richting mijn katana.
'Nee,nee,' riep de jongen direct een paar toontjes lager. 'Het spijt me. Oké.' Hij zetten snel een paar stappen achteruit. Weg van mij.
Ik lachte. 'Dat lijkt er al meer op. Hoe heten jullie?'
De ene jongen die nog niks heeft gezegd antwoord als eerste. 'Ik noem Laj en dat is Kaj.' Hij wijst naar zijn broer dat trotst lacht toen hij zijn naam hoort. 'Hoe heet jij?'
Even twijfel ik of dat ik mijn echte naam zou prijs geven. Maar toen ik naar de twee jongens kijkt die me onschuldig aankijken schud ik de twijfels van me af. Wat kan het nu kwaad als ze mijn naam weten. Voordat ik nog langer kan twijfelen flap ik het eruit. 'Ik heet Rachel.'
'Mooie naam,' zei Kaj of was het nu Laj. Ik kan geen onderscheid tussen de twee jongens maken. Ze lijken nu ook zo hard op elkaar. Verward kijk ik ze aan. Maar als ze mijn verwarring al zagen, ze reageerde er totaal niet op. Ik zucht. Wat kan het leven toch verwarrend zijn.
'Dank je, die van jullie zijn ook mooi en zeker origineel.'Ik glimlachte naar de twee jongens. Ergens ben ik wel blij dat ik ze ben tegen gekomen. Ik voel me niet langer meer alleen of eenzaam. En misschien willen ze me wel helpen om mijn vrienden te helpen zoeken. Ergens diep in me hoop ik van wel.
JE LEEST
New World
VampierRachel Dark is 16 jaar toen heel haar leven verandert in een hel. Zij noemt het zo omdat ze dat vind. Het is ergens in augustus toen de wereld verandert en vernietigd werd door wrakstukken. Haar ouders komen om en ze vlucht weg. Weg van haar thuis...