Hoofdstuk 24

112 13 0
                                    

De week slentert traag voorbij. Heel de tijd zit ik na te denken waarom de vader van Ethan ons wil spreken. Maar ik weet er geen antwoord op. Spijtig genoeg.

Heel deze week heb ik in de tent moeten blijven zitten. Ook al is de wond op mijn schouder zo goed als genezen. Een wit litteken ontsierd mijn bruin gebrande huid.

Elke dag heb ik zitten zeuren of dat ik uit de tent mag, maar telkens weer zei dokter Aeker."Nee, je schouder is nog niet helemaal geheeld en ik heb geen zin omdat voor de derde keer te moeten hechten." Ik word gewoon gek van die ene zin die hij elke dag opnieuw en opnieuw zegt. Het hangt mijn keel uit.

Heel vaak heb ik het idee gehad om gewoon uit die tent weg te sluipen. Om de waarschuwingen van dokter Aeker in de wind te slaan. Ik wilde dat heel graag doen...zielsgraag zelfs, maar mijn persoonlijke lijfwacht verbied me dat.

Hij is een god. Ik overdrijf niet het is echt waar. En heel toevallig licht mijn goddelijke lijfwacht naast me in de tent om te voorkomen dat ik er echt niet stiekem van doorging.

Stilletjes draai ik me op mijn zij en kijk hem aan. Jace zijn ogen zijn gesloten. Zijn gezicht straalt één en al rust, vrede en ontspannen uit. Hij ziet er veel jonger uit als hij slaapt. Alsof hij in zijn slaap al zijn problemen en vampiers die nu op aarde leven vergeet. Hij ziet er schattig en tegelijkertijd sexy uit.

Ik bestudeerde hem heel aandachtig. Traag laat ik mijn blik over zijn gezicht glijden en zo verder naar beneden. Over zijn slanke hals en over zijn gespierde schouders en zo verder naar...wouw...zijn sixpack. Even staar ik vol bewondering naar zijn sixpack en zijn V Line.

'Bevalt het uitzicht je,' vroeg Jace ineens.

Geschrokken kijk ik hem aan. 'Euh...ja..euh..nee. Ach laat maar,' stamelde ik blozend. Ik slaag mijn ogen neer. 'Ben je al lang wakker?'

'Toch al een tijdje,' antwoord hij vrolijk. 'Ik voelde me onder jouw blik net een portret van één of andere beroemde schilder. Positief bedoelt, hoor.'

'Ahaha. Jij bent de grappiste thuis zeker,' zei ik glimlachend. Lachend haalt hij zijn schouders op. 'Geen idee,' bekende hij.

Ineens pakt hij me vast bij mijn middel en trekt me dichter naar hem toe. Schrijlings ga ik boven op hem zitten. Zijn sixpack rust tegen mijn handen die beginnen te tintelen van genot. Zachtjes streel ik speels met mijn vingers over zijn buik. Zijn ogen beginnen te glinsteren van genot en plezier. Zijn handen gingen van mijn middel naar mijn rug. Hij trekt me nog dichter tegen me aan. Zodat onze monden elkaar bijna raakte. Zijn adem kriebelde mijn wang. Ik buig me nog dichter naar hem toe, maar een diepe stem belemmerde dat.

'Stop maar met flikflooien,' zei dokter Aeker gebiedend. 'Leider Oswald wil jullie spreken.'

Snel krabbelen we overeind. Jace trekt snel zijn t-shirt terug aan. Met mijn handen hark ik snel en vluchtig door mijn zwart stijl haar zodat het terug ongeveer deftig ligt en niet meer zoals een vogelnest. We knikken ten teken dat we klaar zijn.

Dokter Aeker draaide zich zuchtend om. Snel beende hij uit de tent. We volgen hem op de voet. Weer komen we in de stad van verschillende gekleurde tentjes terecht. We snellen er door heen. Mensen kijken ons bevreemd aan, maar ik letten er niet op. Mijn gedachten zijn elders. Wat zou Oswald tegen ons willen zeggen? Hadden we misschien iets verkeerd gedaan? Ziet hij ons als vijand of niet? Gaat hij denken dat Jace een vampier is? Al die vragen stromen als een woeste rivier door mijn hoofd. Ik word er bang van.

We laten de stad van tentjes achter ons. Dieper en dieper gaan we de ondergrondse garage binnen. Met nieuwsgierige blik kijk ik om me heen. Wat me als eerste opvalt is dat er hier veel minder mensen zijn dan in het stadje van tenten waar het krioelde van de mensen. De mensen die hier zijn, zijn goed bewapend. Ze bestaan uit het merendeels uit mannen, hier en daar zie ik is een vrouw lopen. Het is hier ook veel donkerder en duisterder. Er branden amper lichten of kaarslichten.

'We zijn er,' zei dokter Aeker ineens.

We staan voor een immens grote groene leger tent. Aan de weerszijde van de ingang van de tent staan twee wachters die ons heel nauwlettend in de gaten houden. Beide zijn tot op de tand gewapend met geweren, zwaarden en granaten.

'Wie zijn dit,' vroeg de linker bewaker nors. Hij kijkt ons minachtend aan.

'Jace en Rachel,' zei Jace formeel.' Leider Oswald wilde ons spreken.'

De bewaker knikte. Daarna verdwijnt hij in de tent. Een tijdje later word de flap van de tent sierlijk open gesmeten. Een flinke gezetten man verschijnt. Zijn ogen zijn helder blauw van kleur, maar ze staan killer dan die van zijn zoon die eerder warmte uitstralen. Hij heeft bruin haar waar een lichte krul in zit. Ik moet toegeven ik krijg schrik van die man. Ik kan wel aannemen waarom juist hij de leider is van deze bende.

'Jullie zijn Jace en Rachel? Juist?' Vragend kijkt hij ons.

'Dat klopt, meneer,' antwoord Jace beleefd.

'Volg mij.' Hij draaide zich om en gaat de tent binnen. We volgen hem. De tent ziet er vanbinnen nog indrukwekkender uit dan vanbuiten. Ik zie een grote bureau staan die vol ligt met papieren en mappen. Aan de zijkant staat er een computer. Een grote lange tafel staat in het midden van de tent. Rond de tafel staan acht houten stoelen. Waar leider Oswald op één van de stoelen plaats neemt. Hij doet teken met zijn hand dat we moeten gaan zitten. Zenuwachtig ga ik zitten.

Eénmaal dat we zitten kijkt hij ons om de beurt onderzoekend aan. 'Hoe komen jullie hier?' Vroeg hij. Ik kijk Jace zijdelings aan. Hij zit er maar hulpeloos bij. Toen dringt het tot me door dat hij totaal niet weet hoe wij hier terecht zijn gekomen. Daarom neem ik het woord.

'Euh..we zijn eigenlijk met zijn drieën,' zei ik rustig.

'Jaja, dat weet ik en hier is ze,' zei hij. Hij doet teken aan de bewaker dat hij Natacha moet binnen laten. Ze stapt naar binnen en haar ogen worden groot van bewondering. Ze kijkt om zich heen. Haar blik valt op ons en direct werd ze terug serieus. Ze neemt plaats naast me.

'Kunt u nu op mijn vraag antwoorden, Rachel,' zei Oswald. Ik knikte.

'Jason en Ethan hebben ons gevonden in een dorpje een paar kilometers hier vandaan. We moesten naar hier komen omdat we een dokter nodig hadden. Jace was ziek. Ethan en Jason hebben ons daarom naar hier gebracht,' legt ik uit.

'Oké. Wat had jij Jace?' Hij went zich tot hem.

Ik hoor Jace zenuwachtig slikken. 'Euh...Ik zat vast in een wrakstuk. Het leek alsof ik geen adem meer kreeg. Mijn longen stonden in vuur en vlam alsof ze elke momenten konden vergaan tot as. De pijn werd elke minuut erger en erger. Ik weet niet wat het was, maar als Ethan ons niet naar dokter Aeken had gebracht denk ik dat ik dood was gegaan.'

'Ik weet wel wat het was,' zei dokter Aeken ineens kil. Ik schrikte. 'Je veranderde langzaam aan in een vampier. Want welke wezen heeft nu geen longen nodig. Een vampier.'

Jace word lijkbleek. 'Hoe bedoel je. Was ik bijna in een vampier veranderd? Hoe weet u dat zo zeker? 'Vragend kijkt hij hem aan.

Oswald lacht humorloos. 'Ik heb dat al een paar keer bij mijn mannen gezien die vast hebben gezeten in een wrakstuk. Ze hadden eerst verschrikkelijk veel pijn aan hun longen. Dan knapte er ineens iets in hun lichaam. Ik denk de longen die kapot springen, maar ik ben niet zeker. Daarna veranderen ze langzaam in die duivelse wezens, maar jij jongen. Jij hebt veel geluk gehad dat je nog op tijd bij dokter Aeken bent gekomen. En dat hij je nog kon genezen anders was je verandert in zo'n duivels wezen.'

Vol ongeloof luisterde ik wat hij allemaal zei. Nu pas besef ik echt hoeveel geluk dat we hebben gehad. Hoeveel geluk dat Jace wel heeft gehad. Als we te laat waren geweest dan..Nee, daar wilde ik niet aandenken. Maar die vampier Richard zei tegen ons dat Jace ging sterven niet dat hij ging veranderen in een vampier. Maar het maakte niet uit. Beide mogelijkheden klinken afschuwelijk.

Oswald vroeg nog veel meer aan ons. Waar we vandaan komen? Hoe oud we zijn? Of we nog ouders hadden ofzo? Op elk van zijn vragen antwoorden we. Daarna begon hij uit te leggen hoe het dagelijks leven er hier uit ziet. Nadat hij dat ook heeft verteld zei hij dat we moesten mee trainen met de andere jongeren en dat we af en toe mee op jacht moeten. We moesten zelfs af en toe op wacht staan.

Nadat hij dat allemaal heeft verteld moesten we de tent verlaten. Een heel nieuwe dagelijks leven gaat voor ons open.

New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu