Hoofdstuk 45

48 7 2
                                    

Nadat ik heel mijn visioen heb verteld aan hen durf ik ze niet meer aan te kijken. Wat gaan ze nu wel niet denken van mij? Dat ik helemaal gek ben geworden omdat ik in een visioen geloof. Een nare droom dat ik tijdens mijn ijl toestand heb gezien. Ze gaan me zeker en vast niet geloven.

Gespannen hou ik mijn adem in. Wachtend op hun sarcastische stemmen, die gaan zeggen dat ik helemaal gek ben geworden.

'Rachel,' zei Natacha voorzichtig. Ik span mijn spieren op. Klaar voor wat ze gaat zeggen. 'Dat is gewoon erg dat je dat heb moeten zien.' Haar stem klinkt meelevend en bezorgt. Niet sarcastisch of boos. 

Opgelucht en dankbaar kijk ik haar aan. 'Du...dus je gelooft mij,' vroeg ik zachtjes. Mijn stem haperde. 

'Ja, ik geloof je, meid,' zei ze en ze glimlacht naar me. 'Waarom zou ik je niet geloven?'

Ik haal mijn schouders op. 'Ik weet niet,' zei ik. ' Misschien omdat het een visioen is.'

'Oké...ja.  Het klinkt een beetje raar. Omdat het een visioen is en als onze wereld nog het zelfde was geweest als vroeger had ik je totaal niet gelooft, maar nu is het anders. Ik geloof je omdat dat nu wel kan gebeuren.' Ze kijkt me doordringend aan. 'En als Jace echt in levensgevaar zit zoals je visioen zegt, dan moeten we maken dat we hem als eerste vinden en niet die vampiers.'

Ik knikte. Daar heeft ze een punt. 'Oké, laten we dan verder gaan. Hoever denken jullie dat we nog zijn verwijdert van die stad waar de Black Hell is?'Vragend kijk ik ze om de beurt aan. Kaj en Laj kijken me verontschuldigend aan. Want ze weten totaal niet waar die stad is, maar Natacha haar ogen beginnen ineens te glinsteren. 

'Ik denk dat we er bijna zijn. Nog minder dan een dag en we zijn er.' 

Ik knikte weer. Daarna richt ik mijn blik naar de horizon waar de stad ergens moet zijn. Waar Jace moet zijn. 'Laten we gaan,' zei ik.

Minuten worden uren. Uren worden een dag. 

De zon komt langzaam terug op en verdrijft het duister. Jaagt de monsters weg, die s' nachts tot leven komen.  Ik speur de horizon af opzoek naar de stad. Mijn ogen blijven hangen op een stad dat glinsterde in het zonlicht.

Opluchting en opwinding gaan door me heen. Eindelijk. Eindelijk zijn we er.

We hebben het gehaald.

Vol energie begin ik te lopen naar de stad. Achter me hoor ik hoe mijn vrienden beginnen te juichen en te gillen als ze de stad zien. Vol nieuwe energie lopen we er naar toe.

Mijn ademhaling gaat gejaagd in en uit. Mijn hart klopt als een uitgelaten beest tegen mijn borstkas. Verlangt naar Jace, die daar misschien nog is. Hij moet daar nog gewoon zijn. Het moet.

Steeds begin ik harder te lopen. Ik ren bijna mijn benen van onder mijn lichaam vandaan. De wind blaast in mijn gezicht en zorgt ervoor dat mijn zwarte haar wild achter me aan wappert.

Na een tijdje rennen ben ik in de stad. Hijgend kijk ik om me heen. De gebouwen zien er nog steeds het zelfde  uit toen ik  hier voor de eerste kwam. Verwoest en verlaten. Zenuwachtig kijk ik naar mijn vrienden, die naast me staan.

'We gaan hem vinden,' zei Kaj en hij kijkt me vastberaden aan. 'Ook al moeten we hem bevrijden uit de handen van die vampiers. We gaan hem redden, Rachel. Dat beloof ik je.' 

Laj komt naast zijn broer staan en kijkt al even vastberaden uit zijn ogen als zijn tweelingsbroer. 'We gaan hem redden net zoals mijn broer zegt. Belooft.' 

Tranen wellen op in mijn ogen van dankbaarheid. Ik heb nog nooit zo'n goeie vrienden om me heen gehad. Die hun leven willen opofferen om iemand anders te redden, die ze totaal niet kennen. 'Echt waar bedankt. Jullie allemaal. Ik weet niet hoeveel ik jullie kan bedanken, maar toch bedankt. Jullie zijn de beste vrienden die ik ooit heb gehad. 'Ik kijk ze met waterige ogen aan.

'Hey, niet huilen,' zei Kaj troostend en hij legt zijn handen teder tegen mijn wangen. Onze ogen kijken elkaar recht aan. In zijn ogen zie ik alleen maar vertrouwen en diepe vriendschap. Alsof hij voor me door het vuur wilde gaan. 'Het komt allemaal goed. Echt waar.' Daarna slaagt hij zijn armen om me heen en trekt me dichter tegen hem aan. Ik zucht trillerig. Mijn handen liggen op zijn borstkas dat langzaam op en neer gaat. 

Ik sluit mijn ogen en laat me meenemen in deze moment van ware vriendschap. Na een tijdje laten we elkaar jammer genoeg weer los.

Een begin van een glimlach danst om mijn lippen. 

'Kom, we gaan opzoek naar Jace en Ethan,' zei Natacha. We knikten en we gaan weer op weg.

Na een tijdje zoeken vinden we de supermarkt waar Black Hell opstaat. De plek waar ik en Natacha een hele tijd hebben doorgebracht. We kijken elkaar aan en knikken bemoedigend.

Traag loop ik naar de ingang en open de deur. Donker en totale duisternis verwelkomen ons. Net zoals onze eerste keer toen we hier kwamen. Ik weet nog goed hoe ik Ethan heb zitten afsnauwen omdat er geen enkel teken van mensen te zien was. 

Trillerig ga ik verder naar binnen. De donkere ruimte overstekend opzoek naar de tweede deur. Waar Jace of Ethan misschien achter zitten. Ook die klink van de deur duw ik langzaam naar beneden. Traag duw ik de deur open en stap naar binnen. Achter me voel ik hoe Natacha en de tweeling het zelfde doen.

Geschrokken hap ik naar adem en vol ongeloof en walging kijk ik om me heen. Overal waar ik kijk zie ik doden liggen. Kinderen en ouderen kriskras door elkaar. Hun ogen staan allemaal dof en glanzig en staren naar het niets.

De hoop om Jace en Ethan te vinden ebde weg. De kans dat zij dit hebben overleefd is heel klein, maar echt heel klein. 

Tranen wellen op in mijn ogen en ik laat ze vrij. Waarom zou ik ze nog langer tegen houden? Mijn leven is toch verandert in een hel. Ik heb er genoeg van om me steeds sterk te houden. Ik ben dit leven gewoon beu, maar echt beu.

Naast me begint Natacha ineens te roepen. 'Ethan, Jace!' Haar stem galmt in het gebouw. Maar we krijgen geen reactie terug.

'Ethan, Jace,' riepen Kaj en Laj tegelijk.  

'Hier!' roept ineens een stem zwakjes terug.

Vol opluchting en wanhoop snel ik naar de plek toe waar de stem vandaan komt. 'Jace, Ethan,' riep ik nog eens. 

'Hier!' Het klinkt luider dan daarvoor. 

Ik spurt over de duizenden lijken heen en kom in het stadje van tenten terecht. Ik speur de plaats af en zie drie paar jongeren zitten, die me met grote ogen aankijken. Tranen lopen over mijn wangen toen ik Jace zie zitten. Levend en wel. Onze ogen ontmoeten elkaar en zoals gewoonlijk verdrink ik in zijn heldere blauwe ogen.



New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu