Hoofdstuk 42

64 6 0
                                    

Zuchtend ga ik voorzichtig overeind zitten. Ik berg mijn hoofd in mijn handen en sluit mijn ogen. Mijn hersenen maken overuren, zijn in paniek. Net als mijn hart. Deze droom kan niet waar zijn. Het kan geen visioen zijn. Want die komen meestal ook uit en dat mag niet. Ik wil het gewoon niet.

Er mag niks gebeuren met Jace. Daarvoor zie ik hem te graag. Verlang ik te hard naar hem.  

Een oplossing dringt  mijn paniekerig brein binnen. Laat mijn hart een beetje minder snel kloppen van angst. Wat als ik hem eerder vind dan James en die andere vampier. Als ik hem eerder vind dan komt de visioen niet uit. Dan gaat Jace niet dood. 

Met die hoop dat in me op wakkert krabbel ik overeind. Daarna stap ik naar mijn vrienden, die nog vredig liggen te slapen. Zich totaal niet bewust dat ik al bij bewustzijn ben.  Een glimlach verschijnt om mijn lippen, toen ik ze zo lief en vredig zie slapen. 

Voorzichtig ga ik op mijn hurken zitten naast Natacha. Haar ademhaling is rustig en regelmatig. Traag breng ik mijn hand naar haar schouder en schud er zachtjes aan. Even duurde het voordat ze wakker word, maar na een tijdje doet ze knipperend haar ogen open.

'Wat is er,' mompelde ze. Er klinkt lichte irritatie door haar stem. Ik draai met mijn ogen. Typisch Natacha om zo te reageren als ze wakker word gemaakt.

Ik zwijg en wacht rustig af totdat ze helemaal wakker is. Ze wrijft geeuwend in haar ogen en strekt dan haar armen uit boven haar hoofd. Voordat ze me loom aankijkt. Voor me zie ik hoe haar ogen groot worden van ontzet, toen ze mij voor zich ziet zitten.

'Ra...Rachel,' hakkelt ze. Ze legt haar hand over haar mond. Vol ongeloof kijkt ze me aan.

'Hey,' zei ik ongemakkelijk. Ik ben het niet gewend dat ze zo reageert en dat haar ogen me de hele tijd zitten aan te gapen. Ik wring mijn handen heen en weer. 

Ze schud met haar hoofd. Daarna kijkt ze me terug aan. Haar ogen zijn verandert van ongeloof naar irritatie. 'Awel,' zei ze bazig en ze zet haar handen op haar heupen. 'Wat doe jij hier. Moet jij niet daar liggen.' Ze wijst met haar vinger naar mijn improviseert bed, dat alleen maar uit oude dekens bestaan. 

'Waarom zou ik daar moeten zijn,' vroeg ik en kijk haar sceptisch aan.

Ze kijkt me aan alsof ik een dom kind ben. 'Waarom durft ze hier nog te vragen,' riep ze.  'Je was bijna  dood. Weet je dat. Je hebt verdorie drie dagen in een soort coma gelegen en dan durf jij nog te vragen waarom. Meid, toch. 'Ze schud berouwvol met haar hoofd.

Ergens begrijp ik haar wel dat ze zo bezorgt om me is, maar dat is voor niks nodig. Eén ding maakte me terug bang. Doet mijn hoop terug de grond in duwen. Drie dagen. Ik was drie dagen bewusteloos geweest. Ik was gewoon drie dagen kwijt, die ik goed had kunnen gebruiken om Jace te vinden.  James zal hem nu wel hebben. Ik ben gewoon al te laat om hem te redden. 

Beelden van de droom flitsen voor mijn netvlies. Doet me naar adem happen, doordat mijn longen pijnlijk samen trekken.  Koud zweet breekt me uit. Druipt langs mijn rug naar beneden.  De paniek dat ineens door me heen giert, neemt bezit van mijn lichaam. Ik heb er geen controle meer over.

Wankelend sta ik recht. Ik reageer niet op de vragende blik van Natacha. Ik wil iets zeggen, maar er komt niks uit mijn keel. Als een zombie wandel ik naar buiten. De roepende stem van Natacha achter me latend.

De koude buitenlucht treft me als een mokerslag. Doet me terug ontwaken uit mijn trance. Ik adem diep in en uit. Uit wanhoop om de paniek dat nog steeds door me heen giert te verdrijven. Ik moet rustig blijven. Als ik hier zo begin door te freaken, daar heeft Jace niks aan. Daar ga ik hem niet mee redden.

Verloren kijk ik naar de lucht, dat bezaaid is met heldere sterren. Die schitteren als diamanten aan een donkere hemel. Ze schitteren prachtig en fel.  Ik zucht diep. Ze zien er zo krachtig en sterk uit. Was ik dat nu ook maar? Jace was altijd de gene, die me moed insprak als ik het even niet meer zag zitten. Nu sta ik er alleen voor. 

Mijn ogen lopen vol en een traan glijd langs mijn wang naar beneden. Gevolgd door meerdere. Heel die tijd staar ik naar de sterren hemel. Ik verdrink bijna in de schitterende sterren. 

Een vallende ster glijd door mijn blikveld. Snel wens ik iets en hopelijk komt die wens ook uit.

Na een tijd wring ik met veel moeite mijn blik van de sterren weg. Ook al wilde ik er voor eeuwig naar kijken. Ze doen me aan Jace denken. Aan zijn blonde haren, die schitteren in het maanlicht. Zijn helder blauwe ogen, die me zo hard doen verlangen naar de diepe oceaan waar ik me in wil laten verdrinken. Die me opslokt.

Een laatste snik verlaat mijn mond en galmt zachtjes door de nacht. De laatste tranen rollen over mijn wangen.

'Ik ga je redden, Jace,' fluister ik naar de sterren. 'Dat beloof ik. Die verdomde visioen gaat niet uitkomen zolang dat ik nog leef. Ik ga je vinden. Als eerste. Ik ga er alles voor doen om je te redden. Ook al ga ik er zelf aan dood of kom ik zo aan mijn einden. Dat kan me geen moer schelen. Het enigste dat ik wil is je vinden. Levend. ' Ik zucht diep en een laatste verdwaalde traan glijd tergend langzaam over mijn wang. 'Ik beloof dat ik je ga redden en dat ik je niet laat vallen. ' Ik sluit even mijn ogen. Mijn belofte staat duidelijk en helder in mijn hersenen gegraveerd. Een belofte dat ik niet zo maar ongedaan kan maken.

Een paar tellen later open ik terug mijn ogen en kijk terug naar de sterren. Een warm gevoel trekt zich ineens door mijn lichaam. Baant zich een weg door mijn aderen. Hoop.



New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu