Hoofdstuk 15

167 17 5
                                    

Ergens aan de horizon zie ik een stad opdoemen. Het word angstaanjagend verlicht door de rode slierten van de zon die elk moment kunnen opkomen.

Met pierende ogen kijk ik naar de stad. Van enkele daken dwarrelen er dikke duistere rook slierten naar de lucht. Door huizen die zijn ingestort of zijn ontploft door een wrakstuk dat er door is gevlogen of het mee heeft gesleurd naar de diepte.

Voor de rest zie ik niks. Geen enkel beweging. Geen enkel teken van leven. Ik kan zelfs niet zeggen of dat er nog mensen leven of niet.

Waar is die plek waar Ethan het over heeft? Heeft hij soms gelogen of niet? En stel nu dat die plek totaal niet bestaat hoe moet het dan met Jace? Hij zal sterven. Hij heeft amper nog een uurtje te leven voordat de zon helemaal is opgekomen en dat zijn longen het gaan begeven. Dat ze echt helemaal gaan stoppen met functioneren. Ik mag er niet aan denken. Een leven zonder Jace dat zal ik niet aan kunnen. Ik zal het zelfs niet kunnen overleven.

Ik remde een beetje af, want ik ga veel sneller dan de rest, zodat ik naast Ethan kan rijden .

Mijn blik dwaalde direct af naar Jace, die amper bij bewustzijn, zich krampachtig probeert vast te houden aan Ethan. Zijn gezicht is helemaal wit weggetrokken. Zweet laat zijn gezicht glinsteren in het zonlicht dat opkomt. Op zijn gezicht kan ik zien dat hij heel veel pijn heeft. Zijn wenkbrauwen zijn naar elkaar toe gefrons en zijn lippen zitten op één geperst tot een dun smal streepje. Toen hij ziet dat ik naar hem kijk glimlacht hij geforceerd. Het straalde zoveel pijn uit dat ik misselijk word van bezorgdheid en wanhoop.

'Ethan,' vroeg ik voorzichtig. Hij kijkt me langs opzij aan.

'Ja, wat is er?' vroeg hij. Hij kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan.

'Euh, het zit zo. Ik zit met een vraagje,' stotterde ik een beetje zenuwachtig. Hoe zal hij reageren als ik zeg als die plek misschien toch niet bestaat en dat hij liegt. Hij zou helemaal over de rooie gaan.

Ik schudden kwaad mijn hoofd. Waarom zit ik hier hemelsnaam over te piekeren over hou hij zou reageren. Jace is nu veel belangrijker. Punt.

'Waar is die plek waar je het over had,' zei ik op de man af. Ik kijk hem onbewogen aan. 'Ik zie geen enkel teken van leven in die stad. Het ziet er maar doods uit.'

Hij zucht diep en schudden zijn hoofd geïrriteerd. 'Natuurlijk zie je nu nog geen enkel mens,' zei hij kil. 'Welke zot zou zich nu buiten wagen met al die vampiers die al te graag ons bloed willen opdrinken. Niemand. Alleen wij.' Hij kijkt me met zijn blauwe ogen aan. ' Ze leven s'nacht onder de grond. Niet echt onder de grond , maar zo'n ondergrondse parking van een supermarkt of warenhuis. Daar hebben ze een heel dorp gemaakt van mensen die de aanval hebben overleefd. Snap je?' Hij kijkt me vragend aan. Alsof hij denkt dat ik een dom kind ben zonder een grammetje hersenen.

Ik knikte, maar ik kijk hem vernietigend aan. Wat denkt hij wel? Dat ik dom ben. 'Ja, ik snap het,' siste ik kil. Kwaad duw ik de gas dieper in en scheur van ze weg. Zand stuift omhoog en dwarrelt in Ethan zijn gezicht. Ik hoor hem boven het gebrom van mijn motor hoesten en niezen.

Een gemene grijns begint zich  rond mijn lippen te verschijnen. Zijn verdiende loon. Hij had maar niet moeten denken dat ik dom ben of het niet ging begrijpen. Zijn eigen dikke fout. Ik voel geen enkel greintje medelijden voor hem.

Mijn motor scheurt over de weg. Mijn lang zwart haar wapperde als een gek achter me aan. Het voelde goed. Ik voelde me vrij.

Door de snelheid die ik heb ben ik sneller in de stad dan verwacht.

Met grote ogen kijk ik om me heen. Deze stad is nog erger vernield als die van mij waar ik 16 jaar in heb gewoond. Meer van de helft van de huizen die in de stad staan zijn ingestort of er bleef amper iets van over. De rest is vernield of word ontsierd door een waanzinnig groot gat waar een wrakstuk gewoon door is gevlogen.

Auto's staan verspreid over het wegdek. De meeste zijn op elkaar gereden of liggen op hun zij. Sommige zijn zelfs in brand gevlogen, een zwart geblakerd wrakstuk blijft over wat een dag geleden nog een splinter nieuwe wagen is geweest.

Maar wat me het meeste schokte zijn de lichamen die her en der verspreid liggen over het wegdek. Overal liggen er lichamen die er onnatuurlijk stil bij liggen. Hun dode niets ziende ogen kijken leeg naar het niets. Koude rillingen lopen over mijn rug. Ik rilde.

'Rachel, gaat het,' vroeg Natacha bezorgt die mijn gezicht ziet dat is vertrokken van afschuw. Ze rijd naast me samen met Jason. Ze zit namelijk nog steeds achter hem, met haar armen nog steeds rond zijn middel geklemd.

Ik knikte. 'Ja, gaat wel. Waar is die plek,' vroeg ik aan Jason.

'Dat moet je aan hem vragen,' zei hij. Hij wijst naar Ethan die aan mijn andere zijkant rijd. Ik draai mijn hoofd naar hem toe.

'Naar waar nu?' Vragend kijk ik hem aan.

'Ik rij wel voor,' antwoord hij bot. Hij duwde op zijn gaspedaal en scheurde ons voorbij. Ik zucht, maar ik volgde net als Jason.

We zigzagde tussen de auto's en de lichamen die ons doods en leeg zitten aan te staren. Rillend van afschuw probeer ik niet naar de lichamen te  kijken, maar het gaat moeilijker dan verwacht. Overal waar ik kijk liggen er lichamen. Zuchtend geef ik het op.


Nadat we na een tijdje weer een nieuw straat in rijden stopte Ethan voor een waanzinnig groot supermarkt. Het is zeker vijf voetbal velden groot. Met grote ogen vol bewondering kijk ik naar het gebouw. Het is goed gespaard gebleven van de aanvallen. Er is hier en daar een gat, maar voor de rest ziet het er nog goed bewoonbaar uit.

'Is het hier,' vroeg ik voorzichtig aan Ethan. Ik wil weer geen snauw krijgen van hem, maar ik word gespaard. Hij knikte enkel.

Hij zetten de motor af en stapte met een sierlijk beweging van de motor af. Daarna tilde hij Jace voorzichtig van de motor die zwakjes kreunde. Hij moet dringend verzorgd worden. Er is bijna geen tijd meer voordat hij sterft.

Ik volgde Ethan. Ik parkeerde mijn motor naast die van hem en stapte, iets minder sierlijk, van de motor af. Daarna snel ik hem te hulp om Jace te dragen. Ik slaag één arm van Jace over mijn schouder zodat zijn gewicht verdeeld word onder ons twee.

Jason en Natacha doen hetzelfde en snellen naar ons toe. Samen gaan we opzoek naar de ingang van het ondergrondse parking.


New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu