Hoofdstuk 50

30 3 0
                                    

Met onze wapens in de aanslag gaan we op pad. Onderweg zegt niemand een woord, zelfs niet eens fluisterend. Alsof we schrik hebben om nu al gehoord te worden door onze ergste vijand. Enkel het zacht geluid van onze gejaagde ademhaling en het geknerpt van onze schoenen op het beschadigde asfalt onderbreekt de onaangename stilte.

Ook het weer zorgt voor een akelig sfeertje. Een dikke grijze muur van waterige mist beperkt ons zicht. We zien amper een meter vooruit. Overal waar we kijken zien we die dikke angstaanjagende grijze slierten, dat als een gordijn om ons heen hangt. Hier en daar zien we ineens een wrakstuk opduiken, dat een maand geleden nog een auto is geweest. Ergens voor ons horen we ineens een schril gekrijs, dat ervoor zorgt dat de haartjes in mijn nek rechtovereind komen te staan.  Het zorgt ervoor dat iedereen zich nog gespannener voelt, dan anders. 

'Jace,' vroeg ik zachtjes aan hem. Hij loopt naast me met zijn wapen in de hand en zijn zwaard op zijn rug gebonden. Zijn gezichtsuitdrukking staat vastberaden en zelfverzekerd. Alsof hij het gevoel heeft dat hij heel de wereld aankan. Spijtig genoeg heb ik dat gevoel niet. Ik had juist het tegenovergestelde gevoel. Ik voelde me klein en nietig. Alsof deze wereld vol gevaar en duivels kwaad me bijna helemaal heeft opgeslokt en zat te wachten op de genade slag, dat snel gaat komen. Een knagend gevoel van angst en onrust ontwaakt in me. Vreet me langzaam maar zeker op. Slikkend probeer ik het gevoel van me af te zetten. Ik mag zo niet denken. Ik moet me sterk houden niet alleen voor mezelf, maar voor de anderen. Het is mijn plan om dit te doen, dus ik moet me sterk houden. Ik moet een leider voor hen zijn. Geen bang klein meisje, dat in een donker hoekje wilt kruipen en naar  haar mama wilt roepen. Nee, ik moet sterk zijn...voor mijn vrienden. 

'Ja, wat is er,' antwoord Jace ineens. Door zijn stem word ik met een schok uit mijn overpeinzingen gehaald. Even kijk ik hem niet begrijpend aan, maar al snel realiseer ik me dat ik een vraag aan hem wilde stellen.

Ik schraapte mijn keel en stel mijn vraag, dat al een hele tijd op mijn maag ligt. Als een lood zware steen. 'Jace, ik...ik moet je nog iets vertellen voordat we ze gaan aanvallen. Iets dat ik je al veel eerder had moeten vertellen, maar ik weet niet zo goed hoe ik het het beste kan verwoorden. Hoe dat ik het je het beste kan vertellen.' Zenuwachtig kijk ik hem afwachtend aan.

Vragend kijkt hij me aan. Waardoor zijn volle wimpers dichter naar elkaar toekomen. 'Wat bedoel je?' Zijn stem is laag en een beetje wantrouwig.

Een koude rilling glijd over mijn rug. 'Ik heb een tijd geleden een droom of een visioen gehad, maar ik denk dat het een visioen is.  Jij...jij komt er in voor,' fluister ik met een brok in mijn keel. Tranen prikken in mijn ogen als ik er terug aan denk. Het beeld dat Jace slap en levenloos op de grond valt staat scherp op mijn netvlies afgebeeld. Ik knipper enkele keren om het beeld te wissen, maar tevergeefs. Het blijft voor mijn ogen zweven, alsof het me ermee wilde straffen omdat ik dit niet veel eerder aan hem heb verteld. 

'Wat bedoel je? Ik kan je nu even niet volgen,' zei hij niet begrijpend. 'Wat bedoel je juist met een visioen waar ik in voor kom? Wat heb je gezien, Rachel?'

'Ik...ik heb gezien hoe je dood ging, Jace,' zei ik met trillende stem. Een warme traan rolt eenzaam over mijn wang en blijft even roerloos aan mijn kin bingelen, voordat het loslaat en op de grond kapot petst. Ik slaag mijn ogen neer, want ik kan hem niet langer aankijken. 'Ik heb gezien hoe het leven langzaam uit je verdwijnt. Hoe dat je lichaam slap word. Helemaal bewegingloos. Net als een levenloos omhulsel...en...en ik kon niks doen. Ik zag je, maar ik kon je niet helpen. Ik voelde me zo machteloos...en.'

'En wat,' vroeg hij. Zijn stem trilt lichtjes van angst. Met veel moeite dwing ik mezelf om hem terug aan te kijken. De blik in zijn ogen doet me pijn. Hij kijkt me met grote ogen van ongeloof aan en ergens zie ik er lichtjes verraad in schitteren. Zwijgend kijk ik hem aan, opzoek naar de juiste woorden, die ik wil zeggen, maar die niet direct in me opkomen.  'Zeg wat je wilt zeggen, Rachel,' sist hij geïrriteerd. Zijn hand grijpt mijn arm beet en dwingt me om te blijven staan. De harde greep om mijn arm verteld me dat hij boos is. 

'En...ik denk dat dit visioen gaat uitkomen. Misschien zelfs vandaag. Ergens hoop ik uit het diepste van mijn hart, dat ik het bij het verkeerde eind ga hebben. Want als mijn visioen echt uitkomt bestaat er nog iets veel ergers dan James. Iets veel groters en kwaadaardiger dan hem,' zei ik met vaste stem. Mijn ogen kijken hem strak aan. Nemen alles in zich op van zijn gezicht. 

Even staart hij me enkel wezenloos aan, alsof hij niet helemaal kan begrijpen wat ik juist heb gezegd. Niet kan begrijpen wat ik bedoel. Ik zie hoe zijn ogen langzaamaan gevaarlijk beginnen te glinsteren. Vol verraad en woede kijkt hij me aan. 'Waarom heb je me dit niet eerder verteld? Ik dacht dat we geen geheimen voor elkaar hadden,' sist hij. 

Ik krimp lichtjes ineen door de boosheid van zijn stem. 'Ik wilde je het wel vertellen. Echt waar! Maar ik wist niet goed hoe? Begrijp je?' Met grote ogen kijk ik hem aan. In de hoop dat hij een beetje begrip heeft waarom ik dit niet eerder heb verteld, maar mijn hoop word met een klap terug in de grond geslagen.

'Nee, ik begrijp je niet, Rachel,' sist hij. Vol ergernis steekt hij zijn handen in de lucht. Alsof ik een hopeloos en dom kind ben. 'Je hebt een visioen gehad, dat misschien vandaag kan uitkomen en je hebt me dat niet verteld. Je hebt me niet verteld dat ik misschien vandaag dood kan gaan door iets dat nog veel grotesker en gevaarlijker is dan James. Je had me veel vroeger kunnen waarschuwen voordat we dit stom zinnig plan bedachten.' 

'Wat had je dan bedacht,' vroeg ik hem. Mijn handen slaag ik gekruist voor mijn borst. 'Wat voor plan had je dan kunnen bedenken? We weten allebei even goed, dat er geen beter plan is, dan dit. Hoe je het ook draait en keert we kunnen niks anders bedenken. We gaan steeds weer in de minderheid zijn. Jace, het spijt me, dat ik het je niet eerder heb verteld, maar we kunnen niks veranderen.'

Opstandig kijkt hij me aan. Resoluut schud hij met zijn hoofd. 'Er is altijd een plan B. Altijd. Als je het me eerder had verteld. Als je me vertrouwde. Hadden we een plan B kunnen bedenken. Nu gaan we gewoon ons eigen dood te gemoed en dat heb jij op je geweten,' sist hij kil. Ik wil er iets tegen inbrengen, maar Natacha haar stem doet me verstijven.

'Ik denk dat we de plek hebben gevonden waar James zich schuilhoud,' zei ze met een stem dat juist niet overslaat van schrik. Ze wijst met haar vinger naar iets dat voor haar ligt.

Mijn ogen volgen haar vinger pieren door de dichte mist, dat op een bepaalde punt waar ze naar wijst dunner is. Happend naar adem kijk ik met grote ogen vol walging naar de plek waar ze naar wijst. Dood en verderf verwelkomd ons. 




New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu