Hoofdstuk 51

29 2 0
                                    

Ik slaag vol afschuw mijn hand voor mijn mond. Kokhalzend wend ik mijn blik af van het tafereel dat zich voor me bevind. Een  ijzige rilling van afgrijzing glijd over mijn rug, doet me beven over heel mijn lichaam. De haartjes in mijn nek komen recht overeind te staan van angst.

Met grote ogen kijk ik mijn vrienden één voor één aan. In de hoop dat ik het mezelf enkel maar inbeeld, dat ik gewoon dingen zie die er helemaal niet zijn. Ik hoopte dat echt. Jammer genoeg verdwijnt die hoop, maar al te snel als ik de uitdrukking op hun gezichten zie.

Natacha haar mond staat wagenwijd open van afschuw. De jongens hun gezichten zijn vertrokken vol walging. Kaj ziet er zelfs zo erg uit, dat hij elk moment over zijn nek zal kunnen gaan. En als ik eerlijk mag zijn moet ik op dit moment ook hard vechten tegen mijn maaginhoud, dat naar buiten wilt komen.

Zonder dat ik het zelf echt besef dwaalt mijn blik langzaam terug af naar het afschuwelijk tafereel. Mijn keel word dik van de verschillende emoties, die plotseling in me opkomen. Angst, verdriet en woede strijden tegen elkaar. Mijn ogen zien enkel een schouwspel dat iets kwaadaardig en duisters heeft. Overal waar de mist een beetje minder dicht is zie ik mensen. Mensen die in rare, onnatuurlijke houdingen liggen, die pijn doen aan mijn ogen. Sommige hebben hun ogen gesloten, maar andere zijn juist ver opengesperd van angst en staren in het niets. Hun ziel dat al die tijd in hen heeft gehuisd, is uit hen getreden. Toen de vampiers hen in koele bloeden van het leven heeft beroofd. Nu is er enkel nog een leeg omhulsel van hen over. Zonder enige teken van leven.

Duizelig wankel ik achteruit. Weg van het tafereel voor me. Weg van al die onschuldige mensen, die zo gruwelijk om het leven zijn gebracht. Ik breng mijn handen voor mijn gezicht en schud zachtjes heen en weer. Tranen wellen op in mijn ogen en ik laat ze vrij. Wat had het nog voor zin om daar tegen te vechten. Heeft het zelfs nog wel ergens zin om tegen James en zijn bende te gaan vechten.  Hoe kan een groepje tieners het ooit opnemen tegen een hele groep bloeddorstige moordenaars, die meedogenloos zijn. Nu dat ik er zo over nadenk is ons plan gewoon zelfmoord en stom zinnig. 

'Wie...wie doet nu zoiets,' fluistert Laj ontzet. Starend naar de vele lichamen, die doodstil liggen. Zijn ogen glanzen van de ingehouden tranen. 'Is...is dit het werk van James? Want als dit zo is, dan ga ik terug.' Hij wend traag zijn blik af en kijkt ons aan. 'Dit kunnen we niet alleen aan. Als we hier mee door zetten word dit ons einde. Dat begrijpen jullie toch. We kunnen het nooit halen tegen hen. Als zij het zelfs niet kunnen, wat kunnen wij dan tegen ze beginnen. We zijn maar met zeven en daarboven op zijn we tieners. We kunnen nooit op tegen vampiers.' Hij wijst naar de lichamen.

Ik opende mijn mond om iets te zeggen, maar Jace is me juist voor.

'Dit verandert niks,' sist hij. Zijn ogen stralen woede en vastberadenheid uit, maar aan zijn handen, die lichtjes trillen kan ik zien dat hij aangedaan is door deze situatie, maar dat hij zich enkel sterk houd voor ons. Laj wilt er iets tegen inbrengen, maar Jace stak zijn hand op om hem het zwijgen op te leggen. 'Het enigste dat we nog kunnen doen is tegen hen vechten. We kunnen niet voor eeuwig ons blijven verstoppen in de hoop dat ze ons niet gaan vinden. Want vroeg of laat vinden ze ons toch. Dit is onze enige kans om te overleven en dat is tegen hen vechten.'

Laj schud woedend met zijn hoofd en kijk Jace kil aan. 'Dit verandert wel alles,' riep hij. Hij zwaait naar alle lichamen die roerloos voor ons liggen. 'Hier liggen honderden doden mensen. Wat denk jij dat ze met ons zullen doen? Ze gaan met zen alle op ons vliegen en ons leegzuigen tot als er niks meer van ons overblijft. Dat gaan ze met ons doen! We zijn maar met ons zeven. Wat kunnen wij ooit beginnen tegen hen! Niks!'

Jace doet dreigend een stap naar voren, maar Laj steekt vastberaden zijn kin omhoog. Beide jongens kijken elkaar kil en vijandig aan.

'Wat wil je dan doen,' sist Jace ijzig. De haartjes op mijn armen gaan rechtovereind staan door de ijzige toon van hem. 'Hulp gaan halen!'

'Ja, dat is een veel beter plan, dan hier met zijn zeven alleen een gevecht te beginnen, dat onmogelijk is,' zei Laj.

'Oké, dan mag jij me is vertellen waar jij dan nog levende mensen gaat vinden. Die dan ook nog is met de vampiers willen gaan vechten. Ik wens je alvast veel succes. Want dat plan is al even onmogelijk,' gromt Jace. Een klein spottend grijnsje speelt om zijn lippen. Toen hij de aarzeling zag op Laj zijn gezicht.

Met een zucht zet ik een stap naar voren, zodat ik tussen hen in kom te staan. Allebei kijken ze me met opgetrokken wenkbrauwen verbaast aan. 'We moeten dit doen,' zie ik. Met mijn hand wrijf ik over mijn ogen, die branden van vermoeidheid. 'Er zit niks anders op. Als we niks doen komen ze sowieso nog steeds achter ons aan. Weten jullie nog toen ik zei dat er iets speciaal was aan mijn bloed. Dat was niet gelogen. James komt sowieso achter ons aan. Voor mijn bloed. Hij wil machtig worden en dat kan hij enkel nog door mijn bloed te drinken, dus ik ben er bijna zeker van dat hij achter ons aankomt.'

'Nu dat ik Rachel haar theorie zo hoor,' zei Natacha, die zich ook in het gesprek mengt. 'Zie ik het ergens wel in, dat het beter is dat we het tegen James gaan op nemen. Ik heb liever de korte pijn, dan de lange. Mijn hele leven steeds met angst te moeten zitten spreekt me toch ook niet echt aan.'

'Wat vind de rest,' vroeg ik en keek de andere drie aan.

Ethan gaat met zijn hand door zijn haar. 'Ik denk dat we het erop moeten wagen. Zoals je zegt, ze komen toch achter ons aan.'

'Ik vind ook dat we het moeten doen. Ik wil niet heel mijn leven lang met angst leven. Dat staat me niet zo aan,' zei Kaj.

Jason haalt zijn schouders op. 'Ik vind het goed, dat we gaan aanvallen. James heeft al genoeg onschuldige mensen vermoord en daar moet is een einde aankomen.'

Ik draai me om naar Laj en kijk hem vragend aan. 'Wat is jouw mening hier over?'

'Ik wil dit doen, maar ik ben bang, Rachel,' fluistert hij verstikt. Zijn stem trilt van angst. 'Ik wil vandaag nog niet dood gaan. Begrijp je, maar ik begrijp ook dat we hier een einde aan moeten maken. Dus ik doe het.'

Ik knik en neem knijp even bemoedigend in zijn schouder. 'We gaan dit kunnen. Samen lukt dit ons wel!' Vastberaden kijk ik hen allemaal even aan. Jace zijn blik hou ik een beetje langer vast. Om te zien of dat hij nog steeds boos is op me, maar zijn ogen kijken me vriendelijk en vol liefde aan. Opluchting stroomt door me heen.

Vastberaden adem ik diep in en wandel dichter naar het tafereel voor me. Dichter naar de onschuldige mensen, waarvan het leven is van beroofd.

'Ik ga ervoor zorgen, dat jullie niet voor niks zijn gestorven,' fluister ik mompelend. 'Ik ga me wreken in naam van ons allemaal. Voor alle zielen, die heen zijn gegaan. Ik maak hier en nu een einde aan deze waanzin. Voor jullie allemaal!' Even sluit ik mijn ogen om mijn woorden te laten bezinken.

Toen dat ik mijn ogen terug open doe. Zie ik alles veel helderder en klaarder. Een gevoel, dat ik nog nooit eerder heb gevoeld. Stroomt door me heen. Geeft me meer kracht.

Rennend lopen we door de verlaten straten, waar we nog meer dood en verderf tegenkomen. Maar ik letten er niet echt op. Ik heb enkel mijn doel voor oog, dat zich recht voor me bevind. Een grote open plein ontvouwt zich ineens tussen de huizen, dat volstaat met vampieren. Ergens in het midden van het plein staat er een soort houten podium. Waarop juist dezelfde ijzeren kooi opstaat zoals in mijn visioen.

Mijn ogen worden meteen aangetrokken door een zwarte gestalte die naast de ijzeren kooi staat. Zijn hoektanden glinsteren in het maanlicht, dat op hem neerschijnt. Zijn lichaamsstaal straalt enkel maar macht uit. Ijzige rillingen teisteren mijn lichaam, doet me onwillekeurig beven. De gestalte die daar boven op dat podium staat te stralen van macht is ...niemand minder dan...James.

De vampier die me alles heeft ontnomen. Die er heeft voor gezorgd dat ik verandert ben tot wie ik nu ben. De soort die mijn ouders meedogenloos van me heeft afgenomen. Een soort woede dat ik nog niet eerder in me  heb gevoeld. Borrelt in me omhoog als een woeste orkaan. Zorgt voor een rode waas voor mijn ogen. Met een strijd kreet ren ik naar de menigte toe en val aan.






Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 01, 2017 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu