Hoofdstuk 16

150 17 0
                                    

'Hier is het,' kondigde Ethan na een tijd aan. Hij stopt voor een enorme garagepoort met aan de zijkant een klein ijzeren deurtje van zo'n twee meter hoog.

Boven de enorme garagepoort hangt een licht gevende pinkende neonbord aan de gevel. Waar met rode letters iets word op vermeld. De naam van het gebouw.

''Black Hell''

Ongelovig staar ik naar de naam dat angstaanjagend flikkerde. De naam alleen al bezorgt me de rillingen. Ik geloof niet dat dit gebouw vroeger echt zo heette. Dit is echt geen naam voor een dood gewoon warenhuis of supermarkt.

Dit zou wel gewoon de naam zijn van de plek waar Ethan het over heeft gehad. De plek waar ze Jace hopelijk kunnen genezen en redden.

Bezorgt kijk ik naar Jace die slap tussen mij en Ethan hangt. Zijn hoofd ruste zwakjes op zijn borst. Hij ademde zwaar in en uit. Alsof hij naar adem moet happen. Alsof hij geen zuurstof meer binnen krijgt en dat zijn longen er krampachtig naar snakte, maar tevergeefs.

De knoop van wanhoop en bezorgdheid in me word als maar strakker en strakker. Ik word er gewoon misselijk van. Misselijk van wanhoop dat door me heen snelt.

Met grote ogen kijk ik naar Ethan die me meelevend aankijkt. Zijn ogen staan een beetje bezorgt en gekweld. Ook hij is bezorgt over Jace. Ook al kent hij hem niet.

'Hoe geraken we binnen,' vroeg Natacha. Ze kijkt ons vragend aan.

'Via die deur.' Ethan wijst naar de ijzeren deur die in de enorme garagepoort zit. 'Meestal is die niet op slot gedaan.'

'Maar als die nu wel op slot is,' zei Natacha streng. 'Wat doen we dan?' Ze zet haar handen in haar zij en kijkt opstandig naar Ethan.

'Dan zien we dan wel wat we gaan doen, ' zei hij zuchtend, maar hij reageerde niet op haar opstandig gedrag. Al goed. Anders hadden we hier zeker nog een uur gestaan. Natacha kennende, maakte overal een dramaspel van. Zo goed ken ik ze.

Ik strompelde er naar toe met Jace gewicht die me steeds verder naar beneden dreigde te duwen, maar ik klem mijn kaken op elkaar en strompelde verder. Totdat ik voor de ijzeren deur staat, waar de mensen zitten die ons misschien kunnen helpen.

Mijn hand beefde een beetje. Ik sterkte mijn arm en leg mijn vingers rond de klink van de deur. Hij voelt koud en kil aan. Daarna duw ik de klink naar beneden hopend dat de deur niet op slot is.

Ik zucht opgelucht. De deur gaat zacht piepend open toen ik er met mijn hand tegen duwde.

Nieuwsgierig en ook een beetje bang speur ik de plek achter de deur af. Ik word verwelkomd door duisternis. Alleen maar duisternis. Ik slikte.

Voorzichtig stap ik naar binnen en ik word direct met duister omhuld. Alsof ik de enigste mens op deze wereld ben. Alleen op deze god vergeten plaats dat is omhuld met alleen maar duisternis.

Ik knipperde een paar keer krampachtig met mijn ogen zodat mijn ogen gaan wennen aan het donker. Na een tijdje hebben ze zich helemaal aangepast aan het donker zodat ik kan zien waar ik me in bevind. Het is een waanzinnig grote ruimten. De ruimte heeft veel weg van een opslag plaats waar veel materiaal in kwijt kan. Maar voor de rest zie ik niks. Geen enkel mens. Geen enkel teken van leven. Het lijkt zelfs wel dat wij de eerste mensen zijn die deze plek hebben gevonden na de aanval van de wrakstukken. Het is alsof hier nog nooit eerder een mens is binnen  geweest.

Teleurstelling gaat door me heen. Waar is die plek waar Ethan het over heeft?

Ik hoor hoe de rest naar binnen stapte. Jason fluit vol ongeloof.

'Dit is waanzinnig groot,' zei hij. Ik hoor bewondering en ongeloof in zijn stem. Maar ik letten er niet op. Iets anders is nu veel belangrijker. Kwaad draai ik me om naar Ethan.

'Awel. Waar is die plek nu waar al die mensen zijn die de aanvallen ook hebben overleeft,'riep ik woedend. Met ogen die branden van woede kijk ik hem vernietigend aan.

Hij haalde zijn hand door zijn grove krullen die recht overeind komen te staan. Het ziet er schattig uit. Hij is gewoon schattig.

'Ik weet het niet,' zei hij nadenkt. Zijn stem trilde een beetje van ingehouden paniek. 'Ze moeten hier nog ergens zijn. Dat kan niet anders. Voordat we op patrouille gingen waren ze hier nog. Iedereen was er nog. Ze moeten hier nog ergens zijn,' zei hij vastbesloten. Hij kijkt me vastberaden aan. Maar ik zie iets in zijn ogen opflitsen...angst...hoop. Ik weet het niet. En het kan me nu ook niets schelen.

'Waar zijn ze dan, hé,'siste ik woest. Ik weet zelf diep vanbinnen ook wel dat ik verkeert bezig ben en dat ik niet zo tekeer moet gaan tegen Ethan. Hij kan er ook niets aandoen, maar ik ben zo wanhopig dat ik mezelf niet in de hand heb. Ik schrik zelf van mijn eigen woestheid.

Ethan krimpt zichtbaar ineen. Alsof ik hem heb geslagen, niet fysiek, maar met mijn woorden. Een schuldgevoel komt in me op. 'Sorry, het spijt me. Ik mag niet zo bot tegen je doen. Jij kan er namelijk ook niks aandoen, dat ze hier ineens niet meer zijn, maar ik ben zo wanhopig, Ethan. Ik wil Jace niet verliezen en die mensen die je bedoelt zijn de enigste hoop van genezing om hem terug beter te kunnen maken. We moeten ze vinden. Voor Jace.' Ik kijk hem wanhopig aan. Zijn blik verzachte. Hij knikte.

'We zullen ze wel vinden. Voor Jace,' zei hij. Hij klopte zachtjes tegen mijn schouder ten teken dat hij zijn beloften gaat nakomen. Ik knikte en kijk hem dankbaar aan.

Hij hijst Jace terug over zijn schouder die dreigde er af te schuiven. Jace kreunde zachtjes.

We strompelen verder door het immense opslagruimte. Onze voetstappen klinken luid en hol. Ze galmen door de ruimte en worden weerkaats tegen de muren. Zodat ze dubbel zo luid gaan klinken.

In mijn hoofd is het chaos. Een reusachtige warboel. Verschillende vragen spoken er rond, maar op geen enkel heb ik een goeie antwoord op. Ik heb eigenlijk nergens een antwoord op.

Komen we op tijd voor Jace en kunnen we hem redden? Ik heb geen idee en geen antwoord net zoals op al die andere tientallen vragen. Ik word er gewoon gek en gefrustreerd van.

'Hier is een deur,' riep Jason ineens. Die een paar meter voor ons staat. Zijn stem galmde luid door de ruimte. Het klinkt hol. ' Er komt geluid door. Alsof er een heleboel mensen achter zitten.'

Ik kijk naar Ethan die naar mij blikte. In zijn ogen zie ik opluchting en hoop. Hij zal in mijn ogen net het zelfde zien als ik bij hem. Ik ben zo opgelucht dat ik bijna door mijn knieën val, die zwakjes staan te knikken en te trillen.

Ik pak Jace steviger vast en we strompelen naar de deur waar Jason voor staat. Natacha is er al naar toe gesneld en legt haar oor tegen de deur. Ik zie hoe haar ogen groot worden. Ze kijkt me aan.

'Jason heeft gelijk. Hier zitten een heleboel mensen achter. Ik denk dat we de plek hebben gevonden waar Ethan het over heeft,'zei ze opgewonden. Haar ogen glinsteren als sterretjes in de duisternis.

Nu komt toch nog alles goed, net zoals Natacha heeft gezegd.

Vol hoop en opluchting ren ik met Jace tussen me in sneller naar de deur. De deur die ons nog afscheiden van de mensen die ons kunnen helpen. We zijn zo dichtbij. Er mag nu niks meer verkeerd lopen.

Mijn hand reikte naar de klink en ik duw ze opgewonden naar beneden. Zachtjes duw ik de deur open. Die geluidloos open gaat.

Ik sperde mijn ogen wijd open. Ik kan amper geloven wat ik zie. Het is gewoon geweldig. Ethan heeft al die tijd de waarheid gezegd. De plek bestaat echt. Het bestaat.


New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu