Tessa Grimes

751 25 10
                                    


Alles ging fout vandaag. Eerst had ik me verslapen, daarna stootte ik in mijn haast met mijn rugzak de televisie om.

Daar zou ik mijn vader wel over horen als ik thuis kwam.

Ik kwam een uur te laat op school aan en miste daardoor de scheikunde toets.

Ik kwam er op school pas achter dat ik mijn lunch was vergeten en ik had ook geen geld bij me om iets in de kantine te kopen. Ook had ik aan Brad Kentley, mijn klasgenootje, beloofd dat ik mijn deel van het natuurkunde project vandaag af zou hebben. Wat ik dan natuurlijk weer totaal was vergeten te maken.

Ik had mijn excuses aangeboden. Brad accepteerde ze, maar ik zag aan zijn gezicht dat hij er spijt van had dat hij erin had toegestemd om met mij samen te werken.

Toen we eindelijk uit waren wou ik nog alleen maar huis, een warme douche nemen, naar bed gaan en nooit meer opstaan.

In plaats daarvan zat ik opgesloten in de kast van de conciërge.

Ik duwde met een geërgerd gezicht voor de duizendste keer de natte dweil uit mijn gezicht.
Ik begon pijn te krijgen in mijn benen van het staan.

Ik had geen ruimte om mijn kont te keren hierbinnen.

Ik werd omsingeld door bezems, stinkende vaatlappen en schoonmaakmiddelen.

Ondanks dat dit een kast was vol met schoonmaakspullen stonk het hier merkwaardig erg.

De deur was aan de buitenkant gesloten.

Iedereen was bij de basketball wedstrijd dus dat betekende dat de gangen leeg waren. Geen leraren of leerlingen.

Het zou nog wel even duren voor de conciërge me kwam bevrijden.

De reden dat ik hier opgesloten zat waren Ricton en Mayson.
Twee jongens waar ik al het hele jaar door conflicten mee had.

Normaal bleef ik altijd kalm, maar vandaag was ik ontploft. Ik had wat minder aardige opmerkingen gemaakt, wat ze niet echt konden waarderen.

Ze hadden me in de kast opgesloten.

Het bleef me een raadsel hoe Mayson en Ricton aan de conciërge zijn sleutels waren gekomen.


Wie weet, misschien had de conciërge ze wel vrijwillig gegeven.

Mayson en Ricton waren immers niet de enige die een hekel aan me hadden.


Ik geloofde dat op zijn minst de halve school achter ze stond. Wellicht wel meer.

De reden dat ik zo werd gehaat was omdat mijn vader de burgemeester was.

Niet echt een reden om mij dag in dag uit lastig te vallen, vond ik zelf, maar iedereen leek daar anders over te denken.

Mijn vader was nou niet echt een geliefde man.

Ik wist dat hij zijn best deed om deze oorlog zonder al te veel slachtoffers door te komen, maar iedereen had wel wat aan te merken.

De één vond dat hij te slap was. Dat hij niet genoeg discipline uitoefende.

Anderen vonden dat hij te streng was. Dat hij verkeerde keuzes maakte.

Dan kwamen ze naar mij toe en wouden ze dat ik dingen aan hem doorgaf.
Alsof hij naar mij zou luisteren.
Mijn vader had nog nooit naar me geluisterd.

Niet echt.

Ik had een aantal keer de keuze gekregen om thuis les te volgen. Dan had ik geen last van dit soort dingen.

Ik weigerde echter om mezelf in mijn huis te isoleren zoals mijn vader deed.

Als hij niet op zijn werk was sloot hij zichzelf op in zijn kantoor.

Ik sloeg met mijn vuisten op de deur. 'Hallo! Wat hulp misschien!?' Schreeuwde ik.

Ik overwoog om het raam kapot te slaan.

Het raam had dubbel glas dus ik geloofde niet dat dat zou lukken.

Ik kon ook niet door het glas heen kijken. Het was beplakt met raamfolie.

Zoals verwacht werd ik pas bevrijd een half uur nadat de basketballwedstrijd was afgelopen.

Ik had een uur en drie kwartier vastgezeten.

De conciërge had ook nog het lef om mij te vragen wat ik daar deed met de meest chagrijnige kop die ik ooit had gezien. Ik zat hier niet voor de lol als hij dat soms dacht.

'Ik vond de kast zo gezellig dat ik mezelf hier heb opgesloten,' siste ik sarcastisch voor ik weg stormde.

Onderweg naar mijn fiets hield ik mijn ogen open voor Mayson en Ricton.

Ik was opgelucht toen ik zag dat, behalve een groepje meisjes die luid aan het lachen waren om iets, er niemand stond bij het fietsenrek.

De school was gelukkig niet zo heel ver fietsen. Ik was al binnen een kwartier thuis.

Ik gooide mijn fiets achteloos op het gras van de voortuin en liep naar de voordeur van het simpele losstaande woonhuis. Het enige wat er op wees dat de burgemeester hier woonde was het hoge metalen hek. Het hek was beveiligd met camera's.

Ik haalde mijn sleutels uit mijn zak en opende de voordeur. Het was ijskoud binnen.
Mijn vader was zeker weer vergeten de kachel aan te zetten.

Ik bleef een paar seconden zo staan. Met mijn rug tegen de voordeur geleund en mijn ogen dicht terwijl ik op adem kwam van het snelle fietsen.

Nadat ik was gestopt met hijgen kwam ik langzaam in beweging.

'Pap?' Riep ik. 'Ik ben thuis!'

This Is War (unfinished)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu