Tessa - Uitbarsting

257 24 4
                                    

Ik kneep mijn neus met een vies gezicht dicht tegen de stank. Arno hield de klep van de container voor me open. Ik moest mijn neus loslaten zodat ik de vuilniszak erin kon gooien. Toen de zak erin lag en Arno de klep weer dicht liet vallen waaide er een walm van afvallucht en bedorven eten mijn neusgaten in vanuit de container.
Het was een sterke, zure lucht.
'Mijn god!' Bracht ik uit. Ik kneep mijn neus weer dicht.
Arno moest lachen om mijn gezicht.
We renden de trap op terug de keuken in, waar de lucht heel wat minder kots opwekkend was. In de ruimte waar we het afval hadden gedumpt zat een schacht dat naar boven liep. Via daar hesen ze de vuilniszakken één voor één naar boven de grond zodat ze verbrand konden worden.
Ik had medelijden met de slaven die het moesten opruimen.
God wat een stank!
Dit was mijn tweede dag in de keuken. Arno was tot nu toe heel lief voor me geweest. Als ik een rot taak kreeg, zoals bijvoorbeeld het afval weggooien, hielp hij me daar zonder te zeuren bij. Ik bedankte hem nogmaals toen we weer in de keuken aankwamen.
'Geen probleem,' zei hij nogmaals. 'Ik zou het niemand toewensen om langer in die ruimte te zijn dan nodig.'
Eileen kreeg in de gaten dat we aan het kletsen waren. Ze beval dat Arno de groente moest snijden en ik afwassen.
Stomme Eileen. We kregen geen moment rust van haar.
Ik pakte een set gele handschoenen uit het kastje onder één van de wasbakken. Bij iedere wasbak stond er een stapel met vieze borden, en het was pas ochtend. Alle vieze vaat was van het ontbijt.
Arno had een snijplank gepakt, een mes en wat groente. Net als op mijn eerste dag kwam hij naast me staan.
Nu niet zo zeer om me in de gaten te houden, maar meer voor het gezelschap.
'Hoe lang ben je hier al?' Vroeg ik hem. Ik pakte een vuil bord en begon te schobben. 'Je hoeft het me niet te vertellen hoor!' Sprak ik vlug toen hij even niks zei.
'Nee, het is oké,' zei hij. 'Ik ben hier inmiddels een jaar. Iets langer misschien.'
Ik knikte langzaam. Een jaar. Twaalf maanden. Dat was niet niks.
Ik moest even denken aan Noah. Arme Noah. Helemaal alleen opgesloten in die cel.
'Mijn vader was een jager,' zei Arno. 'Hij nam me vaak mee als hij het boogschutten ging oefenen in het bos. Dan mocht ik het altijd ook proberen.' Hij begon de groente te snijden. 'Mijn moeder vond het niet fijn als hij mij meenam, dus deden we het vaak laat in de avond. De laatste keer kwamen we een groep weerwolven tegen.'
Ik keek hem ernstig aan. Ik wist al hoe dit af zou lopen.
Ze hadden zijn vader vermoord en besloten dat de jager zijn zoon een handige slaaf zou zijn.
'Ik vind het het ergste voor mijn moeder,' zei hij. 'Ze heeft geen idee wat er met ons is gebeurd. Ze is moederziel alleen.'
Als mijn handen niet onder het sop en water hadden gezeten, zou ik hem een bemoedigend kneepje in zijn arm hebben gegeven.
'Wie is je eigenaar?' Vroeg ik met een korte blik op zijn halsband.
Arno knikte naar Eileen.
Ik keek hem met grote ogen aan. 'Meen je dat?' Vroeg ik geschrokken. Wat leek me dat vreselijk. Eileen schreeuwde constant bevelen, keek nooit vrolijk en was alleen maar bezig met haar eigen spiegelbeeld.
'Het kan altijd erger,' zei Arno. Hij gaf me een suggestieve blik.
Daarop keek ik hem verward aan.
'Isaac Baine.'
'Wat is er met hem?'
'Hij is je eigenaar, toch?' Arno keek me aan met iets van medelijden. 'Hij heeft nogal een reputatie hier.'
'Oja?' Vroeg ik verbaasd.
Arno knikte. 'Iedereen kent natuurlijk het verhaal over zijn familie. Genoeg van de weerwolven hier zijn bang voor hem.'
'Wat? Waarom?'
Isaac zag er op het eerste oog wel een beetje intimiderend uit. Duister. Maar het was niet zo dat hij willekeurig mensen afslachtte.
Arno was echter verbaasd over mijn vraag.
'Hij heeft heel wat gevechten tegen jagers en weerwolven overleefd. Hij is aangesteld als tweede bevelhebber bij het leger op zijn eerste dag hier. Hij heeft voor wat ik heb gehoord een kort lontje.'
Dat laatste kon ik in ieder geval niet in twijfel trekken.
'Bovendien is hij het neefje van Edgar,' ging hij verder. 'Niemand durft hem dwars te zitten, omdat ze bang zijn problemen met Edgar te krijgen.'
Hij schoof de blokjes gesneden komkommer opzij zodat hij de wortels kon snijden.
'Nu heb jij die luxe ook.'
Ik keek naar hem opzij. 'Wat bedoel je?'
'Gisteren in de eetzaal. Na die waarschuwing zal vast niemand je meer lastig durven vallen. Een voorrecht dat veel van ons niet hebben.'
Ik schrobde met een frons een hardnekkige vlek van het bord af. Ik dacht terug aan Isaac zijn woorden van gisteren.
Ik wou hier niet echt met Arno over praten.
Ik vloekte toen er water tegen mijn kleding aan spetterde.
'Hier,' Arno pakte een schort van het aanrecht naast zich. 'Ik doe het wel voor je,' zei Arno met een blik op mijn handschoenen. 'Dan hoef je ze niet uit te doen.'
'Dankjewel.'
Arno knoopte de bovenste twee touwtjes vast achter mijn nek. 'Wat moet je eigenlijk dragen als je kleding vies is?' Vroeg ik hem.
'Slaven dragen wat ze aanhadden toen ze hier binnen kwamen. Je mag twee keer per week je kleding laten wassen. Als je kleding in de was zit krijg je een wit T-shirt en een korte broek. Dat lever je weer in als je eigen kleding schoon is. Slaven hebben alleen meerdere outfits als hun eigenaren dat voor ze kopen.'
Belachelijk! Betekende dat dat Noah als zes jaar hetzelfde aanhad? Ik vermoedde dat zijn eigenaar wellicht nieuwe kleding voor hem had gekocht. Noah zijn kleding zag er immers niet heel erg vies of oud uit.
Bovendien zou het wekelijks wassen van de kledingstukken, jaar in jaar uit, compleet laten verslijten.
Ik tilde mijn armen een beetje op zodat Arno het schort langs mijn middel kon knopen.
Toen deed hij iets waar ik me een beetje ongemakkelijk bij voelde. Ik wist niet of ik het me inbeeldde, maar heel even dacht ik dat hij naar me toe leunde en diep snoof aan mijn haar. Wat niet perse heel vreemd hoorde te zijn, alleen was het dat wel.
Het was niet zo dat ik mijn haar pas had gewassen en het super lekker rook.
Ik stapte van Arno weg zodra ik voelde dat het schort vast zat.
Ik vertelde mezelf dat ik het me had ingebeeld.
Ik gaf hem een dankbaar knikje en ging daarna weer aan het werk.
Later op de dag, rond twee uur, was iedereen in de eetzaal voor de lunch.
Er verscheen een bewaker in de keuken met de melding dat slaaf nummer vijftien onwel was geworden en dat iemand voor een dag haar schoonmaak taak over moest nemen.
Eileen besloot dat ze mij wel kon missen, aangezien ik toch nieuw was, en stuurde mij erop af.
De bewaker begeleidde me naar de grote slaapkamer van de mannelijke weerwolven. De slaapkamer van de vrouwen werd door iemand anders geregeld.
De bewaker duwde een stoffer en blik en een afvalzak in mijn handen.
'Bedden opmaken, vloeren vegen en ieder stukje afval dat je vind gooi je in de afvalzak,' beval ze voor ze me alleen achterliet in de kamer.
Alle bedden opmaken!? Dat zou eeuwig duren! Het waren ontelbaar veel stapelbedden. Ik kon dit nooit alleen doen. Deed slaaf nummer vijftien dit iedere dag alleen?
Ik bleef een paar seconden staan waar ik stond. Niet wetend waar ik in hemelsnaam zou moeten beginnen.
Na een paar seconde kwam ik langzaam in beweging.
Ik maakte de eerste vier bedden op en veegde de vloer.
Ik ging op een rustig tempo verder. Gooide het afval in de zak en deed mijn best niet te kotsen toen ik een beschimmelde bananenschil onder een van de bedden vond.
Wat een viespeuk.
Het opmaken van bedden was meer inspanning dan je zou denken en ik begon het na nog niet eens een kwart van de kamer al in mijn rug te voelen.
Ik vond een leeg zakje m&m's in het bovenste bed onder iemand zijn kussen. Ik gaf eerlijk toe dat ik checkte of er nog iets in zat. Wanneer was de laatste keer dat ik snoep op had? Daar had ik zin in. Iets met veel suiker.
Met een nors gezicht gooide ik het lege zakje in mijn vuilniszak. Ik wou verder lopen maar mijn ogen vielen op iets onder het kussen in het andere bed. Ik wou het pakken maar wachtte even toen ik de deur open hoorde gaan.
Het was de bewaker weer. Ze liep naar me toe.
Ze had een emmer vast en in haar andere hand een dweil. 'Ik ben vergeten te zeggen dat je ook nog moet dweilen.' Ze zette de voorwerpen aan mijn voeten. Het water in de emmer klotste wild.
Geweldig.
De bewaker gaf me een grijns die zei; liever jij dan ik, en verliet de kamer weer.
Ik wachtte tot ze de deur achter zich had gesloten voor ik het voorwerp pakte dat onder één van de kussens uitstak.
Ik trok mijn wenkbrauwen op. Het was een boekje.
Misschien was het wel een dagboek.
Zonder er ook maar echt over na te denken of het wel een slim idee was sloeg ik het boekje open. Ik wist nog net een blaadje op te vangen dat eruit dwarrelde.
Ik bekeek het met een frons. Het was een kindergedichtjes voor het slapengaan.
Ik stopte het blaadje terug in het boekje en bladerde om.
De pagina was gevuld met krabbels, duidelijk in het handschrift van een meisje.

SCORE:

Dennis 5
Edgar 3
Cady 9
Warren 4
Michael 2
Isaac 8

Isaac? Ik keek naar het bed. Was dit waar Isaac sliep? Was dit boekje van hem?
Ik bekeek de pagina nogmaals.
Het zag eruit alsof ze de pagina hadden gebruikt om de score van een spelletje bij te houden. Toen ik ombladerde zag ik nog meer van dat soort scoreborden.
Ik herkende de naam Dennis en Edgar. 
Twee pagina's verder stond een tekening met erboven de naam Louis.
De naam die Isaac had uitgesproken die nacht bij het kampvuur.
Louis en Luce, had hij gezegd.
Dit moest wel van emotionele waarde zijn. Het waren herinneringen. Goede momenten.
Ik voelde me schuldig dat ik erin had gekeken.
'Wat denk je dat je aan het doen ben!?' Schreeuwde iemand onverwachts. Ik schrok zo erg van de luide stem dat ik het boekje liet vallen. Recht in de emmer water.
Meteen voelde ik een razende paniek door mijn lichaam racen. Ik twijfelde geen seconde en griste het boekje zo snel ik kon weer uit het water.
Het papier was doorweekt. Shit, shit shit! Wat had ik gedaan!
Isaac stormde op me af. De blik op zijn gezicht was werkelijk huiveringwekkend.
Hij was ziedend.
Ik voelde hoe mijn hart sneller begon te kloppen. 'Isaac,' begon ik angstig terwijl hij nog steeds op mij af kwam met grote woeste stappen. 'Het spijt me. Het was niet mijn bedoeling om -'
Isaac had me bereikt. Hij griste het boekje uit mijn handen. 'Blijf van mijn spullen af!' Schreeuwde hij in mijn gezicht. Ik deed geschrokken een stapje achteruit.
Isaac zijn ogen vlogen naar het boekje. Toen hij hem probeerde te openen bleven de pagina's aan elkaar plakken. De inkt was op sommige pagina's gaan vlekken.
Het speet me zo erg, maar ik durfde niks meer te zeggen.
Isaac smeet het boekje kwaad op de grond. 'Wat doe je hier!?' Brieste hij nijdig.
'Ik... ik moest de kamer -'
Isaac liet me mijn zin niet afmaken. Hij gaf een luide schreeuw van woede, greep het dichtstbijzijnde bed vast en gaf een duw. Het bed kieperde omver. Ik sloeg mijn handen over mijn oren tegen het kabaal.
Het omgooien van het bed was voor Isaac blijkbaar niet genoeg want hij greep een kussen vast en scheurde het aan stukken. Hetzelfde gold voor de deken. Hij brak de stok van de dweil in tweeën. Zijn ogen gloeide rood op.
Ik had hem nog nooit zo gezien.
Ik dook bang ineen en sloeg mijn armen beschermend voor mijn gezicht toen hij de stok omhoog bracht.
Ik maakte me klaar voor de klap.
Die kwam echter niet.
Ik besefte dat Isaac nooit van plan was geweest me te slaan. Hij had de stok alleen maar door de kamer gegooid.
Dat ik dacht dat hij me wel zou hebben geslagen leek hem echter een beetje uit zijn trance van verwoesting te halen.
Hij hijgde van de inspanning. Zijn gezicht was rood. Ik wist niet of ik het goed zag, maar volgens mij zag ik tranen in zijn ogen.
Voor ik het echter zeker kon weten draaide hij me de rug toe.
'Verdwijn,' sprak hij.
Ik was niet in staat te bewegen. Het leek alsof ik vastgenageld stond aan de grond. Ik voelde mijn hart in mijn oren bonken.
Ik kon alleen maar met grote ogen naar hem staren.
Ik durfde niks te zeggen. Niet te bewegen. Ik durfde zelfs niet adem te halen.
Toen ik niet in beweging kwam draaide Isaac zich naar mij om en gromde. Zijn ogen felrood opgelicht, zijn tanden onmenselijk en zijn nagels lang en scherp. 'VERDWIJN!' De grom deed de grond doen trillen.
Ik voelde tranen achter mijn ogen branden. Eindelijk leken mijn voeten te begrijpen wat mijn hoofd me vertelde. Maak dat je weg komt! Vertelde het me. En dat was wat ik deed.
Ik keek niet meer om naar Isaac terwijl ik gehaast mijn weg naar de deur maakte.
Met een hart dat uit mijn borstkas leek te kloppen rende ik de hal op. Ik stootte tegen een bewaker op.
Shane.
'Tessa?' Vroeg hij verbaasd. Hij keek op me neer. 'Wat is er aan de hand?'
Ik was niet in staat hem antwoord te geven. Ik moest hier weg.
Ik duwde me langs hem heen en vluchtte de dichtstbijzijnde wc in. Shane riep me na, maar ik negeerde hem.
Ik sloot mezelf op in een van de stalletjes.
Ik bleef even stilstaan. Ik liet mijzelf op adem komen en probeerde te verwerken wat er zojuist was gebeurd.
Ik had nog nooit iemand zo woedend gezien.
Het was ongelofelijk eng.
Ik greep naar mijn hart en dwong mezelf diep adem te halen. Ik veegde met mijn mouw de tranen uit mijn ogen.
Dit was mijn schuld. Waarom moest ik dan ook zo nodig in dat rot boekje kijken!?
Ik had Isaac zijn laatste familiestuk vernietigd.



This Is War (unfinished)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu