Hoofdstuk 15

468 70 10
                                    

'Wat studeer je?'

Tom en ik lopen langs de grachten in de Amsterdamse avond. Het is echt heel mooi, vooral omdat er een kleine oranje gloed over de stad heen hangt. Ik had eigenlijk verwacht dat het heel ongemakkelijk werd, maar dat is zeker niet het geval. Tom is heel erg aardig en heeft genoeg te vertellen. Hij klets de oren van mijn kop, terwijl ik aandachtig naar hem luister. Het maakt me niets uit dat ik niets kan zeggen, het is juist wel fijn. Waarschijnlijk heeft hij door dat ik liever luister en dat maakt het alleen maar leuker.

'Ik studeer sociale studies.' Glimlach ik naar hem. 'Ik wil later namelijk mensen helpen met uh...' Ik twijfel even of ik het moet zeggen, maar Tom onderbreekt me met een knikkend hoofd.

'Je wil mensen helpen die hetzelfde meemaken als jij hebt meegemaakt.'

Ik glimlach triest. 'Ja, ik wil niet doen alsof ik alles beter weet, want dat weet ik niet. Het is zo vervelend als mensen doen alsof ze me snappen. Ze snappen het namelijk niet. Ze kunnen niet in mijn hoofd kijken. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik dat in ieder geval nooit ga doen. Ik wil mensen helpen, maar kan niet het probleem voor ze oplossen. Dat moeten ze zelf doen.'

Tom stopt met lopen en kijkt me fronsend aan. Ik stop ook en kijk hem verbaasd aan. Even lijkt hij te twijfelen, maar daarna gaat hij zitten op de grond. Zijn benen bungelen nu over de kant en hij kijkt nog steeds nadenkend de gracht in.

'Wat is er?' Vraag ik terwijl ik naast hem ga zitten.

'Je hebt gelijk,' zegt hij dan langzaam. 'Zo heb ik er echt nog nooit over nagedacht, maar je hebt wel gelijk. Je kan iemands problemen niet oplossen, je kan diegene alleen maar helpen.'

Ik knik en heel even is het tussen ons stil.

'Wat studeer jij eigenlijk?' Vraag ik dan maar.

'Economie,' zegt hij, zoals ik al verwacht had. Ik heb al van verschillende mensen gehoord dat ze Tom kennen.

'Leuk, denk ik,' lach ik. 'Maar niets voor mij. Al die cijfers, daar zou ik nog geen uur mee bezig kunnen zijn.'

Tom lacht ook, maar als hij iets wil zeggen, gaat mijn telefoon. Verbaasd kijk ik naar mijn tas en vraag me af wie me op dit moment nodig heeft.

'Je mag wel opnemen hoor,' lacht Tom.

Ik ontwaak uit mijn trans en pak zo snel als ik kan mijn telefoon uit mijn tas. Ik kijk wie het is en zie dan dat het mijn moeder is. Ik spring op, waardoor mijn tas omver valt, en loop een klein stukje weg van Tom. Het is niet zo dat hij het niet mag horen, maar dit is iets persoonlijks.

Snel neem ik de telefoon op. 'Met Camille,' zeg ik zo vrolijk mogelijk. Gelukkig is dat vandaag niet zo heel moeilijk. Ik ben vrolijk. Ik ben sinds lange tijd weer een keer vrolijk.

'Hey Camille!' De stem van mijn moeder klinkt door de telefoon heen. 'Hoe gaat het?' Toch hoor ik de trilling in haar stem. De trilling die me zegt dat niet alles helemaal goed is.

'Goed hoor,' dit keer lieg ik niet. Het gaat goed. Relatief goed.

'Wat ben je aan het doen?'

Ik kijk een keer achterom naar Tom en zie dat hij me bemoedigend toelacht. Ik voel mezelf ook glimlachen. Ik kan mama trots maken.

'Ik ben iets gezelligs aan het doen met iemand die ik op school heb ontmoet.'

'Echt waar?' Mama klinkt verast en misschien ook wel een beetje trots. 'Met wie?'

Ik voel mezelf blozen als ik zijn naam uitspreek door de telefoon heen. 'Tom.'

Mama is heel even stil en ik kan haar bezorgde uitdrukking door de telefoon heen zien. Natuurlijk is ze bezorgd. Het is al twee keer misgegaan, ik ben zelf ook bezorgd.

Rejects 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu