Hoofdstuk 18 - Camille

440 71 24
                                    

'Mag ik je iets vragen?' Verbaasd kijk ik op van mijn boek. Tom zit tegenover me en heeft zijn laptop half dichtgeklapt. We hadden samen een grote ronde gelopen door het park heen en zitten nu ergens aan de rand van het park. We doen niets, maar zelfs dat is al leuk. Tom heeft een rustige uitstraling en het is niet ongemakkelijk als het stil is. Ik kan mezelf zijn en gewoon doen wat ik wil.

Ik heb ergens in een boekenwinkel een Nederlands boek gekocht, zodat ik mijn Nederlands kan verbeteren. Het lukt me niet heel goed en ik ben dan ook niet heel erg ver. Misschien had ik een iets makkelijker boek moeten kiezen.

'Wat wil je vragen?' Plotseling slaan de zenuwen toe. Ik weet niet wat het is, maar als iemand dat zegt klinkt het altijd onheilspellend. Altijd. Het maakt niet uit hoe die persoon erbij kijkt, het klink nooit goed.

'Uh...' Tom wrijft door zijn haren heen en schraapt een keer zijn keel.

Bang kijk ik hem aan. Dit is niet goed.

'Mag ik je vragen waarom je...' Hij stopt met praten en knikt naar mijn tas. Uit de tas steekt een witte envelop. De envelop met de brief van Michael. Mijn ogen worden groot en snel pak ik mijn tas.

'Het is niets,' zeg ik snel, maar natuurlijk geloofd Tom dat niet. Ik geloof mezelf niet eens.

'Van wie is die brief?' Vraagt hij terwijl hij opstaat en naast me komt zitten. 'Je hoeft het niet te vertellen, maar ik merk dat je die brief altijd bij hebt. Ik ben benieuwd wat erin staat. Van wie hij is.'

Ik wil opschuiven zodat ik niet meer zo dicht tegen Tom aanzit, maar bedenk mezelf dan. Dit is hartstikke dom. Ik kan Tom toch gewoon vertellen dat ik de brief niet gelezen heb? Het is geen leugen. Ik heb die brief niet gelezen.

'Ik weet niet wat er in de brief staat.' Zeg ik terwijl ik de brief uit mijn tas pak. Voorzichtig overhandig ik de gesloten brief aan Tom. Hij pakt hem aan en kijkt er even naar alsof het iets engs is. Daarna kijkt hij mij weer aan.

'Je hebt de brief nog niet geopend?' Vraagt hij met fronsende wenkbrauwen.

'Ja, ik weet het. Het is dom maar-'

Tom onderbreekt me onmiddellijk. 'Nee,' zegt hij. 'Dat is niet dom. Het is alleen... Ik zou veel te nieuwsgierig zijn om een brief altijd bij te hebben, maar niet te openen.' Zijn lippen vormen een kleine glimlach.

'Behalve als je weet dat je de inhoud van de brief niet wilt lezen,' ze ik zachtjes.

Tom's glimlach is meteen verdwenen en hij kijkt me bezorgd aan. 'Waarom wil je de brief niet lezen?'

'Omdat ik weet dat de informatie die erin staat me gaat kwetsen.' Ik voel dat ik een brok in mijn keel krijg en kijk zo snel mogelijk van Tom weg. Tom daarentegen laat het er niet bij zitten. Hij komt nog dichterbij en pakt heel voorzichtig mijn kin vast. Hij draait mijn hoofd zo voorzichtig mogelijk naar hem toe zodat ik gedwongen wordt om hem aan te kijken.

'Camille,' fluistert hij.

'Ja,' antwoordt ik zacht terug.

'Van wie is die brief.'

Ik voel dat zijn handen een beetje trillen, bang voor mijn antwoord. Ik bijt op mijn lip en wil weer wegkijken, maar dat gaat niet. Tom houdt me tegen.

'Hij is van mensen die ik vroeger vertrouwden.' Een eenzame traan rolt over mijn wang heen. Eenzaam zoals ik me gevoeld had toen ik erachter kwam dat ik alleen was. Helemaal alleen, met niemand die nog iets om me geeft. Daarom heb ik die stomme brief niet gelezen. Hij bevestigd alleen wat ik toch al wist. Ik was, en misschien ben ik dat nog steeds, alleen. Ik hoef het niet zwart op wit te zien om dat te begrijpen.

'Van wie?' Vraagt Tom. Hij veegt mijn zijn duim de traan van mijn wang af en trekt me dicht tegen zijn borst aan. Ik begin te huilen. Het gebaar van Tom doet me zoveel dat ik er van vol schiet.

'Van een vriend. Hij had het gestuurd toen ik in het internaat zat, maar ik kon het niet aan. Ik wil niets lezen over vroeger.'

Ik voel hoe Tom slikt en hoop vurig dat ik hem niet beledigd heb. Hij is me veel meer waard als al die mensen in Australië bij elkaar. Behalve mijn ouders dan. Van hen houd ik onwijs veel. Ondanks dat ze me misschien nu wel in de steek laten zijn ze er altijd voor me geweest. Altijd.

'Maar hij heeft wel iets van zich laten horen. Hebben jullie nog contact?'

Ik kreeg een flauwe glimlach op mijn gezicht en schudde mijn hoofd. 'Hij heeft mij eerst laten stikken. Ik heb hem, en zijn vrienden, gebeld en berichten gestuurd tot 's avonds laat. Nooit reageerde er iemand. Toen ik er klaar mee was, kwam die brief plotseling. Net toen ik besloten had dat ik hem niet meer nodig had, kwam die brief ineens. Ik wilde, en wil, er niets van weten. Ik wil die brief niet lezen en een terugval krijgen. Ik wil leven in het hier en nu. Ik wil een leven leiden met mensen waarvan ik weet dat ze echt van me houden.'

Ik voel dat Tom moet glimlachen en hij legt zijn hoofd op die van mij. Langzaam wrijft hij door mijn haren heen.

'Waarom neem je de brief dan overal mee naartoe?'

Ik schud verward mijn hoofd. 'Geen idee.' Zeg ik zacht en dat is waar. Ik heb ook echt geen idee waarom ik niet de deur uit kan zonder die brief.

'Misschien moet je er eens afstand van doen,' zegt Tom fluisterend. 'Zolang je die brief hebt, kun je je verleden niet helemaal loslaten.'

'Dat weet ik,' de pijn was te horen in elke letter, 'maar ik kan het niet.'

'Zal ik het voor je doen?' Tom buigt voorover en pakte de brief af van de grond. Ik houd hem niet tegen. Mijn hoofd wil naar hem schreeuwen en zeggen dat hij me met rust moet laten, maar mijn lichaam doet niet mee. Mijn gevoel zegt dat ik Tom zijn gang moet laten gaan, omdat Tom weet wat goed voor me is. Hij heeft in deze maanden nog niets slechts gedaan en zal dat ook nooit gaan doen. Daar ben ik van overtuigd. Ik weet dat dat gevaarlijk is, maar ik vertrouw hem.

'Camille?' Tom kijkt me aan terwijl hij de brief losjes vasthoud. 'Zal ik het voor je doen?'

Ik zeg niets, maar knik een heel klein beetje met mijn hoofd. Tom snapt het en scheurt in een ruk de brief doormidden. Stukken wit papier vallen op de langzaam grond.


Rejects 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu