Gefrustreerd trek ik een pluk gras uit de grond en gooi het even verder op weer neer. Huilend en van pijn vertrokken zit ik in een klein parkje van Amsterdam. De zon is intussen ondergegaan en het is donker. Koude wind streelt mijn arm. Ik trek de te grote zwarte jas van Tom nog dichter tegen me aan. Toen ik een jas had gepakt van de kapstok, had ik dus blijkbaar die van Tom gepakt. Ergens ben ik daar wel heel erg blij mee. Ik mis hem en als ik zijn jas draag en mijn ogen sluit lijkt het toch alsof hij er is. Alsof hij me in zijn armen heeft en me vertelt dat alles goed komt. Dat ik gewoon moet volhouden en sterk moet blijven. Ik moet sterk blijven nu. Rustig adem ik in en neem ik de geur van Tom in me op. Tranen prikken weer in mijn ogen, maar ik wil niet huilen. Ik ben moe van het huilen en weglopen. Toch weet ik niet wat ik anders moet doen. Het lijkt alsof ik niets anders kan doen als weglopen. Elke keer als ik denk dat ik mijn leven weer op de rit heb, dan gebeurd er zoiets. De foto's zijn weer terug. Het is niet te geloven. Waar moet ik straks nog heen? De hele wereld heeft die stomme foto's nu en ik kan me er niet meer van verschuilen. Iedereen weet dadelijk wie ik ben.
'Camille?' Ik hoor hoe iemand op me afrent. Ik draai me niet om, maar ik ren ook niet weg. Ik ben moe van het rennen. Ik wil niet meer rennen. Ik wil dat alles gewoon goedkomt.
'Camille?' Hoor ik nu ook een andere stem zeggen. 'Gaat het?'
Een snikkende lach verlaat mijn mond. 'Gaat het?' vraag ik hoofdschuddend. 'Natuurlijk gaat het goed: mijn lichaam staat over het hele internet. Iedereen weet wie ik ben; het kan niet beter.' Ik kijk achterom en zie dat Calum en Ashton er staan. Een beetje verbaasd ben ik wel. Het verbaasd me dat Luke hier niet is. Van Michael en Tom had ik het op een of andere manier niet verwacht, maar van Luke toch wel.
Ashton en Calum komen langzaam naast me zitten, strak tegen me aan. De warmte die ze alle twee uitstralen doet me goed. Ze zijn me komen zoeken. Ondanks dat ik dat misschien niet wil, ben ik er toch blij mee. Ik kan dit niet alleen oplossen.
'Het leek ons beter als wij jou gingen zoeken,' begint Ashton na een paar seconde stilte.
'Ja,' valt Calum hem bij. 'Ik denk dat je even rustig met iemand moet kunnen praten, zonder beoordeeld te worden. Daarbij was iedereen zo in paniek dat eigenlijk niemand wist wat die moest doen. Wij zijn je meteen gaan zoeken.'
Ashton knikt instemmend. 'Ik ben blij om te zien dat je hier zit. Ik snap dat je er echt even uit moest om alleen te zijn. Hopelijk vind je het niet erg dat we je zijn komen zoeken. Iedereen is heel erg bezorgd om je.'
Ik haal mijn schouders op als teken dat ik het niet heel erg vind. Er valt weer een kleine stilte, die ik uiteindelijk verbreek. 'Dankjewel,' mompel ik. 'Dankjewel dat jullie zijn komen zoeken.'
Ik kijk naar Ashton en zie hem glimlachen. Daarna kijk ik naar Calum, ook hij glimlacht.
'Het is niets,' zegt Calum. 'We willen toch nog even met je praten.'
Verbaasd kijk ik ze een voor een aan.
'Ik weet dat ik me hier eigenlijk nooit mee bemoeid heb, maar dat komt omdat ik me er nooit mee wilde bemoeien. Ik snapte nooit zo goed wat er aan de hand was, maar ik denk dat ik dat nu wel snap. Michael en Luke wisten het natuurlijk al en waren daarom zo beschermend. Het spijt me dat ik er niet zoveel voor je was.'
Mijn hoofd schiet opzij naar Calum en ik kijk hem met opgetrokken wenkbrauw aan. 'Het spijt je?' Krijg ik er met moeite uit. 'Je hoeft helemaal geen sorry te zeggen, want je hebt helemaal niets fout gedaan! Ik ben degene die het je niet vertelt heeft, omdat ik te bang was voor ieders reactie. Daarbij vond ik het fijn dat we gewoon met elkaar konden lachen. Voordat ik de kans kreeg om het jullie allemaal te vertellen, waren jullie weg. Het is niet dat ik je niet vertrouwde, dat zeker niet, ik was er gewoon nog niet aan toe gekomen. Het spijt mij Calum. Het spijt me dat ik het je niet eerder heb verteld, maar het was fijn om iemand te hebben die overal buien stond. Daarmee heb je mij het meeste geholpen.'
JE LEEST
Rejects 2
Fanfiction'Ik kan niet eens van mezelf houden,' fluisterde ik huilend tegen zijn lippen aan. 'Dat hoeft ook niet,' zei hij terwijl hij door mijn haren heen wreef. 'Ik hou wel van jou, als jij dan van mij houd. Dan houden we van elkaar en misschien kunnen we...