Hoofdstuk 30

412 65 11
                                    

'Hallo, met wie spreek ik?'

'Michael?'

'Camille, ben jij dat?' Er valt een korte stilte. Ik zeg niets, hij zegt niets. Wat valt er te zeggen?

'Heb je mijn brief gelezen? Heb je mijn nummer aan de binnenkant van de envelop gevonden?' Ik kan de hoop in zijn stem horen en meteen heb ik spijt van wat ik gedaan heb. Ik wil alleen maar praten. Ik wil alleen maar dingen voor mezelf duidelijk krijgen. Hoe erg ik dit ook vind, het gaat nu even om mij. Ik moet met Michael praten om te zien waar ik sta, om te zien waar hij staat. Eerst wilde ik hem niet bellen, maar ik kan niet meer weglopen voor mijn problemen. Dit is mijn stad, dit is nu mijn land. Hier voel ik me thuis en sterk. Dat laat ik niet zomaar door iemand verpesten.

'Kan je komen?'

'Natuurlijk, waar ben je?'

Ik vertel hem waar ik woon en hoor dat Michael dat ergens opschrijft.

'Ik kom zo snel mogelijk,' zegt hij gehaast.

'Verwacht alsjeblieft niets.' Het doet pijn om dat te zeggen, maar het zal nog veel meer pijn doen als ik hem dadelijk teleurgesteld zie. Ik kan hem niets beloven. Het gaat plotseling allemaal wel heel snel.

'Alleen praten is genoeg.' Bevestigt hij. 'Ik kom er nu aan. Ben er zo snel mogelijk!'

'Tot zo,' mompel ik.

'Tot zo Camille.' Hij spreekt mijn naam zo zorgvuldig uit dat ik er kippenvel van krijg. Meteen schud ik mijn hoofd. Ik moet bij mijn plan blijven. Alleen maar praten. Alleen maar duidelijkheid krijgen, meer wil ik niet.

Er wordt op de deur geklopt. Ik schiet overeind en ga rechtop tegen de muur aan zitten. Ik wrijf even over mijn kleding en zucht een keer diep. Misschien had ik iets anders aan moeten doen dan deze pyjamabroek, maar het maakt niets uit. Michael is toch zo weer weg. Ik wil alleen maar even praten.

'Kom binnen,' zeg ik zo zelfverzekerd mogelijk.

Ik hoor de deurklink naar beneden gaan en verstop me verder achter mijn boek dat ik aan het lezen was. Ondanks dat ik weet dat het Michael is, doe ik net alsof ik niets doorheb.

'Hallo?' Hoor ik Michaels onzekere stem door de kamer. 'Camille?'

Ik kijk op en zie dat Michael zijn hoofd om het hoekje van de deur heeft gestoken. Als hij ziet dat ik opkijk, loopt hij verder naar binnen.

'Mooi huis.' Mompelt hij, terwijl hij rondkijkt. 'Mooie kamer.'

Ik glimlach naar hem. 'Bedankt. Ik ben er best trots op. Het voelt ook als een soort van thuis.'

Er valt een ongemakkelijke stilte tussen ons.

Michael schraapt na een paar seconde zijn keel en begint weer te praten. Ik zie hoe moeilijk hij het heeft. Ik wil ook iets zeggen, maar het lijkt net alsof er een wild vreemde in mijn kamer staat. Michael is totaal veranderd en het voelt niet alsof ik hem nog ken. Zijn paarse haren staan wild alle kanten op en tattoos bedekken zijn arm. Ook heeft hij veel meer spieren gekregen en is hij opgegroeid tot een echte man. Het t-shirt dat hij aanheeft zit strak om zijn lichaam heen. Ja, hij is zeker veel veranderd.

'Wat lees je?' Voorzichtig loopt hij dichter naar me toe, terwijl hij het boek wat ik in mijn handen heb bestudeert.

'O, niets bijzonders. Gewoon iets voor school.'

'Je gaat naar school?' Vraagt hij verbaasd.

'Ja, ik studeer.'

Ik zie een trotse glimlach ontstaan op zijn gezicht, die al snel weer verdwijnt. 'Zullen we hiermee stoppen?' fluistert Michael dan plotseling.

Rejects 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu