Hoofdstuk 16

393 27 0
                                    

Ik loop naar boven. Terwijl ik de trap op loop denk ik na over wat Janice allemaal gezegd heeft. Het slaat helemaal nergens op. Ik ben belangrijk? Hoe zou ik, Evelien Wassenaar, een meisje van 16, belangrijk kunnen zijn in een oorlog? Ik ben een niemand. Gewoon een klein meisje uit een klein dorp. Het kan gewoon niet. Ik kom aan in de eetzaal, waar de jongens nog aan tafel zitten. Het gesprek met Janice duurde niet zo lang. Wat moet ik tegen de jongens zeggen? 'Ja, niets bijzonders hoor, Janice zegt alleen dat ik belangrijk ben in een Wereldoorlog.'? Ik ga aan tafel zitten bij de jongens, die me allemaal vragend aankijken. "Duss..", begint Matthijs "wat zei ze?" Ik bijt op mijn lip. Nu moet ik wat zeggen. "Oh niets bijzonders, ze bood haar excuses aan over de vorige keer, toen ik niet mee mocht." Laat ze het alsjeblieft geloven. Ik bijt nog harder op mijn lip. Matthijs haalt zijn schouders op. "Oké." Ik glimlach. Dit is dus de allereerste keer dat iemand ooit een leugen van mij geloofd heeft. Ik kan echt niet liegen.

"Iedereen klaar met lunchen?" gaat Matthijs verder. Ik knik van nee, vind je het gek? Ik was er de helft niet. "Maar ik heb genoeg." zeg ik. De jongens beginnen naar boven te lopen en ik pak nog een appel. Dan loop ik achter ze aan. Als we al bijna boven zijn besef ik dat ik nog zou gaan trainen. Ik loop naar beneden en blijf omdat ik achteraan liep onopgemerkt. Ik heb mijn pasje tegenwoordig altijd om. Ik kom dus naar buiten zonder enig gedoe. Dan besef ik dat ik op weg ben naar het bos. De plek met de camera's. Ik draai me om, maar besef dan nog iets. Ik sta toch al op de camera. Het maakt niet meer uit. Ik kan nu beter maar gewoon het bos in gaan, dan kan ik die camera nog eens goed bekijken. Ik draai me weer in de richting van het bos en begin te joggen. Ik besef dat ik op moet letten dat ik op tijd terug ben en begin te rennen. De plek van de camera was immers best ver weg. Ik sprint door het bos. Na een poosje begin ik ademloos te raken, maar ik sprint zwaar ademend door. Nadat ik naar mijn idee al een half uur ren, zie ik het bosje bloemen liggen onder de boom. Het is verlept, alle bloemen zijn verdord. Ik leun even tegen de boom en probeer weer op adem te komen. Na een minuutje zo te staan, kijk ik omhoog. De camera zit er nog, precies op de plek waar hij voorheen ook zat. Ik zoek een uitstekende tak en vind er eentje net hoog genoeg om met mijn voet op te gaan staan. Links boven van me vind ik een stevige tak waar ik bij kan. Ik grijp hem stevig vast en zet mijn rechtervoet op de lage tak. Ik vind een plek voor mijn linkervoet en binnen vijf minuten zit ik naast de camera op een dikke tak, als het goed is net uit het zicht. Ik bekijk de camera goed. Hij is heel klein, het is een wonder dat ik hem gezien heb. Hij is een beetje zilverkleurig met een hele grote lens. Het is eigenlijk meer lens dan camera. Op het glas van de lens staat een blauwe cirkel, of nou ja, het is meer alsof de blauwe cirkel uit de lens steekt. Een beetje als het hologram. Ik besluit bijna dat ik wel weer klaar ben en dat Jeffrey waarschijnlijk gelijk had, als mijn oog valt op twee kleine lettertjes aan de achterkant van de camera. Ik bekijk de camera van iets dichterbij, proberend om niet in het beeld van de camera te komen. Als ik dichtbij genoeg ben met mijn ogen kan ik zien welke letters er op de camera staan. GA360. Zegt me niets. Behalve dat 'GA'-deel. Dat komt me namelijk iets te goed voor. GA. Gran Alcance. Had ik toch gelijk. Ik besluit dat het weer tijd is om te gaan, straks ben ik nog te laat. Ik laat me lomp uit de boom vallen. Ik veeg de blaadjes van mijn benen en armen en begin te rennen. Gelukkig bestaat dit pad maar uit één weg, anders was ik al lang verdwaald. Weer ren ik zo hard als ik kan, om niet te laat te komen. Gelukkig hebben we hierna geen conditie of snelheid, want ik gebruik bijna al mijn energie. Ik kom door het pasje weer zonder problemen binnen. Ik vind het nog steeds bijzonder dat nog niemand naar mijn achternaam heeft gevraagd. Ik loop door de eetzaal de eerste trap op, langzaam genoeg om weer op adem te komen.

Als ik in de slaapkamer aankom staan de jongens op het punt om weg te gaan. "Hey", zeg ik, "hoe laat is het?" Daniel geeft antwoord. "Vijf voor twee, we moeten gaan." Ik knik en loop weer door de deur naar buiten, nog geen minuut binnen geweest. Daniel komt naast me lopen. "Waar was je?" Ik steek mijn handen in mijn broekzakken. "In het bos, ik moet jullie toch ooit een keer bij kunnen houden." Gelukkig begrijpt Daniel meteen wat ik bedoel. Hij lacht. Ik glimlach. "Maar, wat doen jullie dan in de uren zonder training?" vraag ik. "Niet zo veel.", zegt Daniel met een glimlach. "Gewoon een beetje kletsen in onze slaapkamer, of in de eetzaal met jongens uit andere teams. Soms, heel soms gaat er iemand naar buiten om te trainen. Maar de meeste vinden dat we wel genoeg training hebben." We zijn al weer bijna beneden. "Ja snap ik." zeg ik met een glimlach. Ik weet niet waarom, maar ik ben gewoon vrolijk. We lopen naar buiten en de kou slaat gelijk in mijn gezicht. Oef, was het net ook zo koud? Ik zie dat ik kippenvel op mijn arm heb. Ik besluit dat ik het wel warm krijg door te gaan joggen. Het verbaast me dat alle trainingen buiten zijn, zelfs midden in de winter. Ik jog en kijk achterom. "Hee slome, kom je nog?" roep ik naar Daniel. Ik weet nu precies waar het trainingsveld is waar we moeten zijn. Daniel haalt me bijna in en ik besluit te gaan rennen. Ik ren zo hard als ik kan. Ik kijk achterom en zie dat Daniel nog een paar meter achter me loopt. De rest van de groep loopt nog veel verder achter ons. Ik sla de bocht om. Ik zet een nieuwe sprint in. Daniel zet ook een sprint in en ik zie dat hij me bijna inhaalt. Ik zie het trainingsveld al. Ik ren nog ietsje harder. Ik ben er bijna. Lachend kom ik een halve seconde voor Daniel aan op het trainingsveld. Daniel lacht ook. "Je bent al sneller dan in het begin." zegt hij. Gelukkig maar. Ik kijk naar de trainer. Hij kijkt nors. Ik heb nog steeds een brede lach op mijn gezicht.

Ik pak weer een pistool en ga weer op het hoekje staan, net als vorige keren. Daniel gaat ook bij een doelwit staan en zonder te wachten op de rest beginnen we. Ik ga klaar staan, precies zo als David me geleerd heeft. Ik richt, haal eens diep adem, adem uit en haal de trekker over. Ik kijk naar het doelwit en mijn mond valt zo goed als open. Wat is dit? De kogel zit gewoon precies waar ik gericht had, op de plaats van het hart. Er loopt een rilling over mijn rug bij het idee dat dat ook een echt persoon had kunnen zijn. Snel druk ik het idee weg. Ik ga weer klaar staan. Deze keer richt ik op het hoofd. Ik doe hetzelfde als net. Richt. Adem in. Adem uit. Trekker overhalen. Ik kijk. Raak! precies waar ik hem wilde hebben. Ik kijk naar Daniel, met een grote glimlach op mijn gezicht. Ik zie dat hij al stond te kijken. Hij steekt zijn duim op. Daar komen de andere jongens aan. Alex loopt voorop. "Heeft Daniel dat gedaan?" vraagt hij, met een knikje richting mijn doelwit. Voordat Daniel of ik iets kan zeggen, komt de trainer ertussen. "Nee, dat heeft ze zelf gedaan. En ik heb nu geen zin in jou gezeur, Alexander." Ik proest het uit bij het hoofd dat Alex trekt als de trainer 'Alexander' zegt. Met een rood hoofd pakt Alex een pistool en loopt naar een doelwit. David komt naast me staan. "Gaat lekker." zegt hij. Ik knik. "Bedankt, voor het leren. Anders zou ik nu nog naast schieten." "Geen probleem." zegt David, en hij richt zich tot zijn eigen doelwit. Ik richt me weer tot het mijne. Ik besluit dat ik beter op armen en benen kan richten. Een soldaat van Gran Alcance kan immers niet meer schieten als hij een kogel in zijn arm of been heeft, en dan ben ik in ieder geval geen moordenaar. Elke kogel komt precies waar ik hem wil hebben. Na anderhalf uur, en met een doelwit vol gaten in zijn armen en benen, zijn we klaar met de training. Met een glimlach leg ik mijn pistool terug waar ik hem vandaan had en loop weg van het veld. Nu hebben we weer tijd voor onszelf.

Ik ben al in de eetzaal als Jeffrey naast me komt lopen. "Waarom schoot je nou ineens in de benen en armen?" vraagt hij. Ik kijk omhoog, recht in zijn lieve ogen. "Ik wil geen moordenaar zijn, Jeffrey. Dat kan ik niet." Hij glimlacht. Ik kijk om me heen en zie dat de jongens zich al verspreid hebben door de eetzaal, waar twee andere teams uit 200 zijn. "Wacht", zeg ik. Ik pak zijn arm vast en stop zelf met lopen, waardoor hij wel moet stoppen met lopen. "Kom mee naar buiten." Ik trek hem mee naar buiten, hoewel hij zelf ook gewoon mee loopt. Eenmaal buiten zoek ik een plekje in het gras en ga tegen het gebouw zitten. Jeffrey komt naast me zitten. "Weet je nog dat ik vertelde over die camera's?" Begin ik. "Evy, het is niets..." "Sst.. Ik heb ze nog eens bekeken. Er staat GA op. Gran Alcance, G-A." Jeffrey trekt zijn wenkbrauwen op. Zou hij het geloven? "Wat stond er nog meer op?" Ik sluit mijn ogen en probeer te bedenken wat er nog meer stond. "GA360" zeg ik dan. Hij denkt even na en zegt dan: "Die zijn niet van ons. We gaan nu naar Julius." Hij staat op en trekt me overeind. "Wie is Julius?" vraag ik, terwijl hij me mee trekt naar een gang waar ik nog niet eerder ben geweest, achter de eetzaal. "Julius is de leider van 200. We hebben allemaal een leider. 200 heeft Julius, 100 heeft Janice en de anderen weet ik niet." Ik loop gewoon mee als Jeffrey een deur opent, geen idee waar ik heen ga.

On fire (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu