Hoofdstuk 37

240 19 0
                                    

"We zijn het krachtveld uit," zeg ik terwijl ik langzaam rechtop ga zitten, "Is iedereen oké?" Ik adem zwaar. Overal om ons heen liggen stukjes glas en op mijn handen zit bloed. Ik zie dat Marion onderhand ook is gaan zitten en langzaam knikt. Jeffrey kucht en wanneer ik zijn kant op kijk, zegt hij dat het prima gaat. Erg overtuigend klinkt het niet. Ik voel een steek, Jeffrey moet geen pijn hebben. Ik veeg de overige stukjes glas voorzichtig van mijn vest en ga langzaam op het bankje zitten. Ik kijk naar buiten. Het kamp is nu al een heel eind achter ons. Het enige wat ik nog had. De enige vrienden die ik nog had (David, Daniel, Demi, Janneke, Edith, Julius, Janice, de rest van de jongens uit het team) laat ik achter me. Mijn nieuwe thuis, mijn basis, de enige plek waar ik me nog min of meer veilig voelde, laat ik achter me. In stilte neem ik afscheid van alles dat ik nog had. Want op Jeffrey en Marion na, geef ik alles op wat ik nog had. Dan pas dringt het tot me door hoe koud het is. Wanneer ik uitadem, zie ik een wolkje in de lucht. Mijn vest zorgt ervoor dat ik nog redelijk warm blijf, maar mijn handen en gezicht voelen koud. Ik weet dat mijn wangen onderhand roze gekleurd zijn en trek mijn handen zo ver mogelijk in mijn vest. En dan, terwijl ik naar buiten kijk, begint het te sneeuwen. Het is niet goed te zien in het donker van de vroege morgen, maar het is er wel. Kleine, unieke vlokjes dwarrelen naar beneden. Ik weet dat dit niet handig is, maar het is wel mooi. Een glimlach komt op mijn gezicht. Het doet me denken aan toen ik heel, heel klein was. Een jaar of vier. Toen mijn vader nog bij ons was. Mijn moeder, vader en ik speelden in de sneeuw. We maakten sneeuwpoppen; een papa, een mama en een dochtertje.
"Sneeuw" verzucht ik, gelukzalig. Dat ik me ooit nog zo kon voelen, na bijna alles op te geven wat ik had. Geen familie, geen thuis, nog maar één vriendin over. Maar, gelukkig wel met Jeffrey, die ik onderhand goed genoeg ken om te weten dat hij nu grijnst of glimlacht. Marion staart ook naar buiten. Ze heeft een sjaal om. Voorbereid. Dat kan ik niet zeggen, ik had geeneens een sjaal mee.
"Hoe lang is het rijden naar het station, Jeffrey?" vraag ik. Jeffrey draait zijn hoofd om en ik kan zijn gezicht zien door het gebroken glas.
"Niet lang," antwoordt hij, "Een half uurtje maximaal." Hij glimlacht. Ik glimlach terug.
"Oké dan," zeg ik, waarna ik me tot Marion richt, "Marion, heb jij de kaart met spoorwegen in je tas zitten?" Ze knikt en pakt de kaart vervolgens uit haar tas. Ze geeft hem aan me en ik begin hem te bestuderen. Om de plaats van kamp Midden is een cirkel gezet en hetzelfde geldt voor kamp Noord. Die heb ik dus snel gevonden. Ik zoek het dichtstbijzijnde station en kom er tot mijn verbazing achter dat we recht door mijn oude woonplaats rijden. Een gek idee komt in me op. Een idee dat alles kan verpesten, maar iets dat ik wel heel graag zou willen. Wat als ik, als we onze wijk bereiken, uit de truck spring om met mijn moeder te praten? Ik heb haar al zo lang niet gesproken. Het zou dom zijn, ik weet het. Het kan alles in de war schoppen. De soldaten van Midden zitten waarschijnlijk al achter ons aan. We rijden over een hobbel en de riem aan de geweren snijdt in mijn schouder. Oh ja, ik heb Jeffrey's geweer ook nog. 
"Jeffrey" zeg ik, waarna ik zijn wapen over mijn schouder trek en door het raampje duw. Hij pakt het aan en bekijkt het even.
"Let nou maar op de weg in plaats van op dat wapen," zeg ik met een zucht. Hij kijkt om en grijnst even. Ik rol met mijn ogen. Dan richt hij zijn zicht weer op de weg en legt het geweer naast hem. Ik volg met mijn vinger het spoor richting Noord. We zullen moeten zwartrijden, wat ik nog nooit eerder heb gedaan. Dit wordt wat. De eerste tekenen van het kleine dorpje waar ik altijd in woonden tekenen zich af. Weides waar als het minder koud is koeien staan komen in de plaats voor bomen. Ik glimlach. Wat ik dan zie, trekt die glimlach direct van mijn gezicht af. De hekken zijn platgereden, weilanden vernield. De paar huizen die nog staan houden het niet lang meer. Vanuit het eerste recht overeind staande huis dat we passeren, zie ik de bange gezichtjes van kleine kinderen die ons hulpeloos aankijken. Ik slik. Hoe dichter we bij het centrum komen, hoe meer de weilanden plaats maken voor huizen. De truck hobbelt op en neer; de weg is volledig vernield. De huizen die we tegenkomen zijn of kapot, of volledig afgebrand. Folders, kranten en andere stukken papier vliegen ons om de oren, samen met de sneeuw. Het sneeuwt onderhand al harder dan eerst. Ik verschuif wat richting de achterkant van de truck en ga naast de achterkant zitten. Dan steek ik mijn hand uit de truck en probeer ik een folder te vangen. Al snel heb ik er eentje te pakken en ik trek mijn hand weer naar binnen. Ik bekijk de folder aandachtig. 

Vecht. Vecht voor een zelfstandig Nederland. - Stichting der Zelfstandige Nederlanden

Dat is de tekst die op de folder staat. Het dringt tot me door dat het propaganda is. Alle folders zijn waarschijnlijk propaganda. 
"Propaganda.." mompel ik, terwijl ik de folder aan Marion geef en direct mijn arm weer uit de truck steek. Ik vang een krant en een andere folder. Beide zijn nat van de sneeuw, vies van de modder en kapot getrapt doordat ze waarschijnlijk op de grond hebben gelegen. Ik bekijk de folder en wat ik zie zorgt ervoor dat ik kokhals. Een foto van mij, net uit het gebouw, oké. Het is de tekst die het vreselijk maakt.

Evelien Wassenaar. Excellent. Het vangen van de excellenten zal een einde maken aan de verschrikkelijke oorlog.

Het dringt tot me door dat Nederland volledig tegen de excellenten in haar land is. Nederland wil een veilig land voor zoveel mogelijk mensen en dat vier excellente meisjes dat tegenhouden willen ze niet. De klap komt aan als een mokerslag. Niemand is te vertrouwen. Nederland is gevaarlijk, Gran Alcance is gevaarlijk en de Davidsster (ik weet eigenlijk nog steeds niet hoe de stichting echt heet) wil ons in veiligheid brengen en zo de rest van Nederland in gevaar brengen. Alle keuzes die we hebben zijn slecht. Vluchten voor de Nederlandse regering, afgebeuld worden in Gran Alcance of in veiligheid zijn maar de anderen in gevaar brengen. Ik geef ook deze folder aan Marion en bekijk de voorpagina van de krant; het enige deel dat nog een beetje te lezen is. Veel letters zijn uitgelopen, maar ik kan de tekst globaal lezen. Het gaat erover dat Gran Alcance eist dat er tenminste één excellent naar hen komt. Mijn oog valt op een datum; 1 januari 2061. De uiterste datum dat wij daar moeten zijn waarschijnlijk. 
"Jeffrey, wat is de datum?" vraag ik.
"25 december," antwoordt hij, "Hoezo?" 
Bijna verspreek ik me, maar ik weet me net op tijd in te houden. Jeffrey mag niet weten over het plan dat Marion en ik hebben.
"Gewoon, ik was even nieuwsgierig."
Ik vorm andere woorden voor Marion.
1 januari, de uiterste datum dat wij in Gran Alcance moeten zijn. We hebben zes dagen de tijd.
Marion knikt bijna onzichtbaar. Ik geef de krant aan Marion en kijk weer naar buiten. Het sneeuwt ondertussen al vrij hard en het kippenvel staat op mijn hele lichaam. Door de sneeuw, de stukken papier en het donker door herken ik echter mijn buurt. Ga ik uit de truck springen? Nee toch? Dat is onverantwoord.. Maar mijn hart voelt het anders. Ik weet het. Ik..
"Sorry," zeg ik tegen Marion en Jeffrey, "Ik beloof dat ik zo terug ben." 
Ik vang nog snel Marion haar verbaasde blik en spring dan de truck uit.

~~~
Oke, deze update was in ieder geval sneller dan normaal, dat was ik jullie wel verschuldigd. Het is gewoon een beetje dom dat ik niet vooruit schrijf :(

Wat ik nu dus wel ga doen :)
Ik ga nu meteen hoofdstuk 38 schrijven. Het komt er vrijdag op x


On fire (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu