Het is nu ongeveer een week na het brandende gebouw. Op een aantal andere plaatsen in Nederland zijn ook gebouwen gebombardeerd. Je begint te merken dat de oorlog langzaam op gang komt. Mijn moeder en ik hebben onze kelder omgebouwd tot een leefbare ruimte. Er staan nu bedden en een keuken bestaande uit een opklaptafel met een camping-kookset erop en een camping-koelkast. Ik ben naar de kapper geweest en heb nu kort haar. Het was heel erg wennen, mijn blonde haar kort. Maar het staat wel stoer. Mijn krassen zijn weg, de blauwe plekken ook en de brandwonden beginnen minder te steken. Er gaat een enorm litteken achter op mijn rug zitten. Mijn moeder en ik staan op het punt om naar het politiebureau te gaan, zoals de agent een week geleden gevraagd heeft. Ik weet niet wat ik moet verwachten. Mijn moeder blijkbaar wel, want als we stilstaan op de parkeerplaats voor het politiebureau, zegt ze ineens: "Je gaat niet het leger in." Het leger in. Dat is wel het laatste waar ik aan gedacht had toen de agent vroeg of we konden langskomen. Zonder te reageren loop ik naar binnen. Ik loop richting de receptie. "Ik ben Evy."
"Aaahh, Evy! We hebben op je gewacht!" Gewacht. Op mij. Lijkt me sterk. Het is de agent die de vraag had gesteld vorige week. "Ik ben agent Tom." Hij schud mijn hand. "Ga zitten alsjeblieft." Hij is wel erg enthousiast voor iemand die net een week heeft gehoord dat de Derde Wereldoorlog op gang is. Mijn moeder en ik gaan zitten op de stoelen die hij ons aanwijst, aan de ene kant van een bureau. Hij zelf gaat aan de andere kant zitten.
"De eerste vraag die ik voor je heb vandaag. Waarom ben je in godsnaam een brandend gebouw in gegaan terwijl je wist dat de kant erg klein zou zijn dat je er ongeschonden uit zou komen?"
"Ik.. Ik weet niet.." begin ik. "Ik kon gewoon niet met mezelf leven als ik door was gefietst, denk ik"
"Snap ik helemaal, zo denk ik ook. Vraag twee: waarom heb je die baby's weggehaald bij hun ouders?"
Er is iets aan zijn enthousiasme wat me absoluut niet bevalt. Ik kijk opzij, naar mijn moeder. Ze kijkt boos, waarschijnlijk vanwege die baby's.
"Zelfde antwoord. Ik kon niet met mezelf leven als ik die baby's aan hun lot had overgelaten bij hun onverantwoordelijke ouders."
"Oké, en waarom ging je door met het redden van die oude vrouw? Ze had al een lang leven achter de rug en de kans was groot dat je door haar proberen te redden de brand niet had overleefd."
"Wilt u dat ik hetzelfde antwoord blijf herhalen?"
"Dit moeten we hebben!" Hij lacht en steekt zijn duim op naar de mensen achter het raam, dat ik op de een of andere niet had gezien.
"Ik heb nog één vraag voor je. En deze is moeilijk. Ik zou je antwoord graag morgen weten." Oh nee. Daar komt het. "Wil je in één van onze teams in het leger? Je zou een aanwinst zijn voor onze ploeg."
Ik sta op en loop de kamer uit. Ik wordt gek van al deze mensen. Al deze vragen. De oorlog en die is nog maar één week aan de gang. Ik loop het politiebureau uit. Een kant op. Geen idee waarheen. Op een gegeven moment begin ik te rennen. Gewoon, zomaar. Om mijn gevoelens kwijt te raken ofzo. Ik merk aan mezelf dat ik richting het afgebrande gebouw ren.
Bij het gebouw aangekomen, ben ik buiten adem. Maar ik ren door, omdat ik weet dat ik hier gevonden ga worden. Ik ren het grasveld over. Het bos achter het veld in. In het bos ren ik nog even door en zoek dan een plekje om te zitten. Ik vind een meer en ga aan de rand zitten. Wat moet ik nu doen? Mijn moeder haar zin geven? En als een mietje de hele oorlog thuis zitten? Dat kan ik niet. Maar ik kan haar ook niet zomaar achterlaten. Ik laat mijn hoofd op mijn handen rusten. Whaaaa! Moet alles nou zo moeilijk zijn? Kan mijn moeder zich er niet gewoon even niet mee bemoeien? Kan die politie haar niet gewoon niet vragen het leger in te gaan? Te laat. Al gebeurd. Ik weet zelf ook wel dat ik gewoon de knoop door moet hakken. Maar ik kan het niet. Ik kan het gewoon niet. Wat is dit voor iets? Waarom vragen ze een zestien-jarig meisje om te kiezen tussen haar moeder en het leven van zoveel mensen? Langzaam begint de zon onder te gaan. Ik moet gaan. Ik sta op en loop in de richting van mijn huis.
Ik ben amper de trap af en mijn moeder begint al met protesten leveren.
"Je gaat het leger niet in. Ik kan je niet zomaar dood laten gaan. Je gaat jezelf niet afleveren bij iets dat waarschijnlijk je eigen dood betekent. Nee. Nee, je doet het niet." In haar ogen zie ik en mengeling van woede en smeken. Ik begrijp dat smeken, maar waarvan die woede. Ik mag zelf toch wel bepalen wat ik doe? Ik laat het gaan en probeer de situatie vanuit haar oogpunt te bekijken. Wat zou ik doen als mijn enige dochter op het punt stond het leger in te gaan? Ik zou het niet weten. "Laat ook maar." De boze en smekende blik verdwijnt als sneeuw voor de zon. "Ik heb iets voor je." Ze haalt een doosje achter haar rug vandaan en geeft het aan me. Ik kijk haar aan, ze knikt en ik open het doosje. Een prachtig armbandje komt tevoorschijn. Het is een dun armbandje, het lijkt van echt zilver. Aan het armbandje hangt een sterretje, gevormd door twee driehoeken. Hij is heel erg mooi. Ik kijk mijn moeder ongelovig aan. Ze pakt het armbandje uit het doosje en doet het om.
"Je gaat het leger niet in, maar deze zal je toch beschermen en geluk brengen."
![](https://img.wattpad.com/cover/30622538-288-k891977.jpg)
JE LEEST
On fire (voltooid)
AcciónEvelien is getuige van het feit dat de Derde Wereldoorlog begonnen is. Ze ziet een gebouw in de brand vliegen en redt een grote groep mensen uit het gebouw. Haar heldendaad zorgt ervoor dat ze geselecteerd wordt om het leger in te gaan. Ondanks prot...