Hoofdstuk 29

364 27 1
                                    

Echt waar, nog nooit van mijn leven heb ik meegemaakt dat twee dagen zo lang duren. Het enige wat ik doe is slapen, eten, Janneke en Edith helpen met eten maken en af een toe met Demi of Charlot kletsen. En natuurlijk me zorgen maken over de jongens, of ze niet geraakt zullen worden. Het is maandag avond, ik zou op training moeten zijn (een vraagteken, dat is het zoveelste dat ik mis), als mijn been niet in het verband zat en ik niet bij een aanval zou moeten zijn. Ik lig op mijn bed als ik lawaai vanuit de gang hoor. Ik weet natuurlijk dat het niet mijn team is, maar ergens in me zit een vlammetje hoop dat het toch team 201 is. Ik blijf liggen en sluit mijn ogen. Ik hoor de deur open gaan en mijn hart maakt een sprongetje. Ik sta snel op, niet slim natuurlijk, want ik lig meteen weer op de grond. Ik krabbel op het bed en zie David in de deuropening verschijnen. Hij rent meteen naar me toe, tilt me op een geeft me een knuffel. Ik hou hem heel lang vast. "God, ik was zo bang dat je geraakt zou worden," fluister ik in zijn nek. Hij glimlacht en laat me los. Jeffrey komt snel naar me toe. Het is dat ik niet kan springen, maar anders had ik het nu zeker gedaan. Ik omhels hem stevig en ben niet van plan hem nog los te gaan laten. God ik was zo bang. Zo bang. Zo bang dat hij het niet zou halen. Tranen springen in mijn ogen. Jeffrey houdt me ver genoeg van zich af om mijn gezicht te kunnen zien. Zijn gezicht is enkele millimeters van mij gezicht verwijderd. Een traan loopt over mijn wang en ik doe mijn best om niet meer te huilen dan die ene traan. Jeffrey pakt mijn gezicht vast met zijn handen. Hij glimlacht en veegt met zijn duim de traan van mijn wang. "Hé, het is oké nu," fluistert hij. Voordat ik iets kan zeggen, duwt hij zijn lippen tegen de mijne. Ik sluit mijn ogen en beantwoord zijn kus. Zijn handen liggen op mijn rug, mijn handen liggen in zijn nek. En het voelt zo goed. Niets is goed, het meeste nieuws dat ik tot nu toe heb gehoord is slecht, maar dit ene dingetje is goed.

Iedereen slaapt, behalve ik. De jongens waren, net als de vorige keer, kapot na de aanval. Het is acht uur, dus het is te vroeg om te slapen, zeker sinds ik nu gewoon uit kan slapen. Ik zit op het bed. De jongens gingen zo snel slapen, dat ik niet eens de tijd heb gehad om Jeffrey te vertellen over Alex. Ik ga liggen. Misschien lukt het me wel om te slapen. Maar blijkbaar niet. Ik draai en woel voor een tijd die voelt als 2 uur en misschien wel meer is. Ik weet niet waarom, maar ik kan echt niet slapen. Ik stop met draaien en ga op mijn rug liggen. Ik staar omhoog, naar de onderkant van het bed boven me. Er ligt niemand op. Ik denk aan Jeffrey. Aan zijn leuke lach, zijn mooie haar, zijn nog mooiere ogen. Hij is zo leuk. Ben ik verliefd? Ik weet niet hoe dat voelt, maar ik weet dat dit in ieder geval heel erg goed voelt. Met een glimlach op mijn gezicht val ik in slaap.

Ik wordt wakker door gestommel op de gang. Ik kijk om me heen en zie dat alle jongens nog slapen. Ik ga rechtop zitten en sla mijn benen over de zijkant van het bed. Ik heb geen zin om op krukken te lopen, dus ik kruip naar Daniels nachtkastje om te kijken hoe laat het is. Nog een voordeel: ik maak op deze manier amper geluid. Ik zie een leeg bed voor me. Het bed van Alex. Onwillekeurig loopt er een rilling over mijn rug. Ik pak het horloge van Daniels nachtkastje en kijk hoe laat het is. 11:00. De jongens hoeven vast niet te trainen, omdat ze net een aanval hebben gehad. Ik klim weer op mijn bed en ga zitten. Ik trek mijn benen op en sluit mijn armen om mijn schenen. Ik leun met mijn hoofd op mijn knieën en sluit mijn ogen. Het zit best relaxed zo. Maar na een poosje ben ik ook wel klaar met zo zitten. Ik ga met mijn benen over de rand van het bed zitten en vis mijn kleding onder het bed vandaan. Ik kleed me aan. Ik trek Suzan's joggingbroek aan en mijn eigen T-shirt. Het is nu bijna januari en dus nog behoorlijk koud, dus ik trek mijn vest er ook bij aan. Ik vis mijn krukken ook onder het bed vandaan en ga zo stil mogelijk naar de deur. Ik ga door de deur en ga de gang op. Ik ga naar de trap en wil weer op mijn langzame manier naar beneden. Ik ben op de helft van de trap als ik er echt klaar mee ben. Ik stop met naar beneden gaan en sta midden op de trap stil. Dan valt me de trapleuning op. Hij is nog best wel breed. Zal ik het erop wagen? Straks val ik. Ach ja, wat doet het er ook toe. Ik besluit het erop te wagen. Onhandig klim ik op de trapleuning, die ik stevig vasthoud met mijn ene hand. Met mijn andere hand houd ik mijn krukken vast. Ik besluit dat ik goed zit. Ik tel af voordat ik naar beneden glijd. Drie... Twee... Één... Ik laat los en glijd naar beneden. Ik ben als de dood dat ik val, maar dat blijkt voor niets te zijn geweest. Je evenwicht bewaren op deze brede trapleuning is best gemakkelijk. Net voordat de trapleuning eindigt, grijp ik hem weer vast, zodat ik vaart minder. Ik minder vaart, maar kom toch met een behoorlijke vaart beneden, waardoor ik eerst op één been een stukje hinkel voordat ik stil sta. Ik begin te lachen. Dat was best leuk. Ik besluit de tweede trap ook zo te doen. Ik ga zitten, houd me goed vast, tel af, laat los en glijd met volle vaart naar beneden. Deze keer zat ik verder op de trap, dus ik heb nog meer vaart. Ik grijp de leuning eerder vast, zodat ik eerder vaart minder en minder hard terecht kom. Het werkt, want ik heb niet heel veel vaart meer als ik beneden kom en sta in één keer stil. Hetzelfde doe ik bij de laatste trap, waar ik lachend beneden kom. Ik sta stil en kijk met een lach op mijn gezicht naar Janneke die me vragend aan staat te kijken. "Het duurde me te lang," zeg ik lachend. Janneke lacht ook. "Kan ik iets te eten krijgen?" vraag ik. "Natuurlijk," zegt ze en ik ga achter haar aan de keuken in.

Samen met Edith zit ik aan tafel, ik eet mijn broodje, zij zit er bij voor de gezelligheid. Edith houdt een heel verhaal over van alles en nog wat. Ik zeg niet veel, maar lach en knik op de goede momenten. Na een kwartier heb ik mijn ontbijt op. Edith zegt dat ze al moet beginnen met het maken van de lunch voor de teams en ik zeg dat ik haar wel kom helpen. Ze glimlacht dankbaar en ik ga achter haar aan. In de keuken doe ik hetzelfde als wat ik gisteren, eergisteren en de dag daarvoor heb gedaan. Het gaat voorbij als een waas. Ik ga achter haar aan de keuken uit en zie al gauw de jongens zitten. Ze zitten aan onze eigen tafel, eindelijk is hij niet meer leeg. Ik ga snel naar ze toe. Ik ga zitten en weet dat het moment zo gaat komen dat ik moet vertellen over Alex. Dat ik ze moet vertellen dat hun vriend gek (krankzinnig, gestoord, hoe je het ook wilt noemen) is geworden.


On fire (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu