Hoofdstuk 13

406 29 1
                                    

Ik zak op mijn knieën naast Jeffrey's bed. Met mijn hand ga ik langs zijn wang. Hij leeft nog. Langzaam dringt het tot me door. Hij leeft nog! David staat ondertussen aan de andere kant van het bed. Ik kijk naar Jeffrey en zie dat hij langzaam zijn ogen opent. "Evy" Ik glimlach. "Jeffrey." Ik geef hem een knuffel. "Gosh, ik dacht dat je dood was." Ik vecht tegen mijn tranen. Ik kijk naar David. Hij lacht, blij om te zien dat Jeffrey nog leeft. Jeffrey ziet er niet heel ziek uit. Alleen moe. David geeft Jeffrey een knuffel. "Serieus man, doe dit alsjeblieft niet meer." Jeffrey glimlacht. "Ik zal het proberen." "Waar ben je geraakt?" vraag ik. Jeffrey haalt zijn arm onder de deken vandaan en laat het verband zien. "M'n arm. Geen probleem. Over een paar dagen doe ik gewoon weer mee." Ik sla mijn armen over elkaar op de rand van het bed en laat mijn hoofd in mijn armen zakken. Langzaam trekken de tranen weg.

Na een kort gesprek met Jeffrey en David hoor ik geschuifel op de gang. Ik spits mijn oren. Ja, duidelijk. Daar is iemand. Ik kijk snel naar David. "Er is iemand. We moeten weg." fluister ik snel en dreigend. Ik zie dat David naar de deur wil lopen en hou hem tegen. "Nee daar komt het geluid vandaan." Vragend wijst hij naar de deur. "Nee, daar zijn waarschijnlijk ook mensen. Verstoppen." fluister ik dreigend. David duikt onder Jeffreys bed en ik onder dat van het meisje naast hem. Eerst zie ik het niet duidelijk, maar dan wel. Het is Suzan. Ik hoor de deur open gaan. We waren net op tijd. Maar, zal de persoon die binnen is gekomen ons vinden? Ik kijk onder het bed vandaan en zie alleen de schoenen van een persoon. De persoon loopt snel en stopt dan. Bij Jeffrey's bed. Ik kijk onder de zijkant van het bed door en vang een glimp op van het gezicht van de persoon. Het lijkt op Alex. Maar dat kan toch niet? Nee, dat kan niet, zeg ik tegen mezelf. De persoon loopt door, naar de deur achter in de ruimte. Ik kijk opzij, naar David, die ongemakkelijk onder het bed ligt. Nu, gebaar ik. Hij rolt mijn kant op, zonder geluid te maken. Nu liggen we met zijn tweeën ongemakkelijk onder het bed. De persoon staat stil voor de deur en kijkt om. Ja, het is duidelijk Alex. Wat doet hij nou hier? Alex opent de deur en stapt de volgende ruimte in. Als hij de deur door is, komen David en ik snel onder het bed vandaan. Snel lopen we richting de deur. Voordat ik de deur achter me sluit, zeg ik tegen Jeffrey: "Zie je snel." Dan sluit ik de deur en rennen David en ik naar boven. "Zou hij gezien hebben dat we weg waren?" vraag ik aan David. Hij knikt. Het kan ook eigenlijk niet anders. Hopelijk zegt hij niets. In de slaapkamer aangekomen, kruipen David en ik zo snel mogelijk in bed.

De volgende morgen is het niet Jeffrey, maar David die me wakker maakt. David en Daniel zien er zo'n beetje hetzelfde uit, maar ze hebben een andere stem. "Hee slaapkop," zegt David als ik mijn ogen open. "Ontbijt over tien minuten." Ik ben zo moe dat ik bijna uit bed val. Ik kijk op Daniels horloge. Oh ja, die heb ik ook nog om. Het is tien voor half negen. Snel doe ik het horloge af en leg het op Daniels nachtkastje. Ik loop naar de badkamer, waar Alex ook is. Ik ontwijk zijn blik, maar in de spiegel zie ik dat hij voor de verandering niet boos kijkt. Ik was mijn gezicht en trek mijn trainingskleding aan. Ik trek niet Suzans shirt, maar mijn eigen shirt aan. Het is veel te koud buiten voor zo'n kort shirt.

Na het ontbijt lopen we naar buiten. Al gauw zie ik dat we conditietraining gaan doen. Geen probleem. Ik voel me prima, net als David en Alex, maar alle anderen zijn nog verdrietig en stil. Ik vind het vreselijk dat ik niets mag zeggen over Jeffrey. Maar dat is wat David en ik hebben afgesproken. Ik heb hem verteld dat Alex er ook was en toen hebben we besloten te doen alsof we niets wisten. Alsof we niet naar Jeffrey toe zijn gegaan. Alsof we niet weten waar het ziekenhuis is. Op zich is dat geen probleem, zwijgen kan ik wel. Ik hoop alleen maar dan niemand vragen gaat stellen. Ik ben een hele slechte leugenaar. Zonder ook maar iets tegen de trainer te zeggen beginnen de jongens aan hun rondje en ik loop weer achter ze aan. Ik loop nog steeds achter, maar niet meer zoveel als eerst. Ik heb er een hekel aan om zo veel slechter te zijn. Ik heb er echt een hekel aan. Misschien moet ik zelf maar gaan trainen. Gewoon op de momenten dat we tijd voor ons zelf hebben. Ja, dat ga ik doen. Misschien haal ik door heel veel te trainen mijn achterstand nog een beetje op. Gelukkig rennen de jongens niet door het bos. Ik heb geen zin in de camera's. Ik weet nog steeds niet of ze nou van Gran Alcance of van Nederland zijn.

Na de conditietraining gaan we door naar schiet-training. Ik pak hetzelfde wapen als vorige keer en ga op dezelfde plek staan als vorige keer, naast David. Ik neem de positie aan die ik de vorige keer van David heb geleerd. Toen heb ik gewoon geen enkele keer raak geschoten. Geen enkele keer! Ik richt me tot het doelwit. Ik sluit één oog en neem diep adem. Ik zorg ervoor dat ik helemaal klaar sta, blaas mijn adem uit en schiet. Ik sta klaar voor de klap en de knal en heb daar niet zoveel last van. Mijn ogen gaan naar het doelwit. Tot mijn grote verbazing zit er een gat in, aan de zijkant van de borstkas. Ik heb gewoon raak geschoten! Voor de allereerste keer! Het voelt goed om een keer raak te schieten. Ik ga weer klaarstaan. Adem in. Sta klaar. Adem uit. Schiet. Ik richt op het hoofd. Als ik kijk zie ik dat ik ook daadwerkelijk het hoofd geraakt hem. Ik kijk verbaasd naar het doelwit. Het is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk. "Je gaat vooruit, groentje." Het is de trainer. Het boeit me niet wat hij zegt. Ik ga zonder iets te zeggen weer klaarstaan en richt op het hart. De kogel raakt het hart niet, maar raakt het doelwit wel. Je moet ook niet te veel verwachten.

Samen met David loop ik naar de eetzaal. Ik ben heel vrolijk, omdat ik nu kan schieten. We gaan aan tafel zitten en ik pak een banaan. Ik heb geen honger. Ik kijk naar de jongens, glimlachend. Misschien wel glunderend. "Jij bent wel erg vrolijk." zegt Guus. "Wat is er?" "Ze heeft een keer raak geschoten." zegt Alex spottend. "Kijk maar uit hoor, ze kan het al bijna beter dan jij." zegt David. Dat levert hem een hatelijke blik op. Ik geef hem een por, lachend. De vreselijke sfeer van de laatste tijd lijkt minder te worden. Niet tussen Alex en mij, maar de jongens lijken vrolijker. Gelukkig maar.

On fire (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu