Ik fiets naar huis toe, als ik een knal hoor. En niet zomaar een knal, niet gewoon vuurwerk, wat je wel eens hoort rond deze tijd van het jaar, begin december. Nee, het is echt een harde knal. Ik kijk om me heen. De flits die bij de knal hoorde is natuurlijk al weg, maar een gebouw -ongeveer 100 meter bij me vandaan- vliegt in de brand. Vanaf boven kruipt het vuur langzaam naar beneden. Ik kijk toe hoe de vlammen het gebouw verpulveren. Nee. Nee. Nee, dat kan ik niet.
Zo hard als ik kan fiets ik in de richting van het gebouw, mijn telefoon al in mijn hand. Het alarmnummer al ingetoetst. Ik druk op de bel-knop. "Met Evelien, ik moet snel een brandweer en een ambulance hebben. Er is hier zojuist een gebouw in de brand gevlogen. Fliersteeg. Snel." Ik merk aan mezelf dat ik erg snel praat. Ik klik het nummer weg voordat ik antwoord heb gekregen en gooi mijn fiets op de grond. Ik onderzoek rennend het gebouw, om te kijken of ergens leven is, of kan zijn.
Ja makkelijk. Er moeten minstens twintig levende mensen in dit gebouw zijn. Ik ren naar binnen. Het geluid van het alarm doet pijn aan mijn oren. Ik kijk om me heen, zoveel kamers. Ik begin bovenaan, zeg ik tegen mezelf. Zo hard als ik kan ren ik naar boven. Éen trap, twee, drie, vier, vijf. Mijn benen beginnen moe te worden en elke verdieping hoger is er meer rook. Ik kom aan op verdieping zes en besluit niet hoger te gaan, aangezien de lucht hier al vrij vies is. Ik open de eerste deur en roep naar binnen, om te checken of er nog iemand is. Geen reactie. Volgende kamer. Als ik snel kijk, zie ik dat er acht deuren zijn, maar het kan ook dat ik er door de rook éen over het hoofd heb gezien. Weer check ik of er leven is, maar weer geen reactie. Ik ren de gang weer op, meer rook. Volgende kamer, niets. Volgende, ook niets. In de volgende kamer zie ik een lijk liggen. Een klein jongetje, misschien net vijf jaar. Hij heeft schattig blond haar. Ik schrik en knijp mijn ogen dicht om het gevoel dat opborrelt weg te drukken. Volgende kamer, niets. Volgende, niets. Ik betwijfel of er in de laatste kamer nog iemand is maar ga toch kijken. De lucht begint verstikkend te worden, dus ik blijf laag bij de grond om nog wat zuurstof mee te pakken. De volgende deur. Ik schreeuw of er iemand is. Even hoor ik niets en ik heb me alweer omgedraaid als ik een kuchje hoor. Een kuchje, er is nog leven. Ik ga verder de kamer in en zie een oude vrouw op de grond liggen. Ik kruip naar haar toe.
"Hee, ik kom u redden, oké?" De vrouw knikt zachtjes. "Kom maar mee, probeer maar te kruipen." Ik kruip richting de deur, met de vrouw achter me aan.
In de hal zie ik het vuur de trap af komen. Shit. Shit. Ik probeer in te schatten hoe ver we nog moeten. Iets van 20 meter. Het vuur gaat veel sneller dan wij. We moeten opschieten. Tussen de trap en de hal zit een deur. Als ik die dichtkrijg, hebben we drie minuten voor de deur ook verbrandt. Dat heb ik ooit geleerd op school. Ik kruip door en zie het vuur dichterbij komen. Ik probeer op te staan, maar ga meteen weer op de grond liggen omdat ik geen adem krijg. Ik laat de vrouw voor. Zo snel mogelijk kruipen we verder.
De ruimte wordt warmer, de zuurstof minder. Ik wens dat de vrouw sneller kruipt, maar ze is haar jongste jaren nu eenmaal ook voorbij. Het vuur komt dichterbij. Nog vijf meter. We kunnen het halen. Ik kruip de vrouw voorbij en open zo snel als ik kan de deur. Dan kruip ik weer naar haar toe en probeer haar te helpen. Het vuur is nog maar drie meter van ons verwijderd, en wij zijn nog maar drie meter van de deur verwijderd. Nog twee meter. Nog één meter. De vrouw kruipt de deur door. Ik ga haar achterna en sluit zo snel als ik kan de deur. Ik sta op en help de vrouw op te staan.
Met grote ogen kijkt ze me aan. Nee, ze kijkt mij niet aan. Ze kijkt naar mijn haar. Ik ga met mijn handen door mijn haar. In plaats van zacht en lang, voelt het heet. Ik trek mijn hand weg en begrijp waarom de vrouw me zo aanstaart. Een deel van mijn haar is afgebrand. Een paar seconden staan we stil. Om het feit dat we nog leven, om het feit dat we uitgeput zijn. Dan kom ik in actie.
"We hebben drie minuten en dan zal deze deur ook verbranden. Ga zo snel als je kan naar beneden, ik ga kijken voor andere kinderen en ouderen." De vrouw knikt en loopt naar beneden.
Ik ga haar achterna. Ik wacht tot ze de deur naar de volgende trap opent en naar beneden gaat en ga dan de eerste kamer in. Weer acht kamers. In de eerste kamer zie ik een klein meisje zitten. Ze huilt.
"Ik weet niet wat ik moet doen!!" huilt ze.Ik loop naar haar toe en buk. "Mijn papa en mama zijn naar de winkel en ik ben alleen en ik weet niet wat ik moet doen en..."
Voordat ze de zin af kan maken onderbreek ik haar.
"Ga maar naar beneden, ren maar naar beneden en ga naar buiten. Daar zullen mensen op je wachten" ik geef haar een knuffel. "Kom."
Ik sta op en loop richting de deur, het meisje achter me aan. Het meisje rent naar beneden en ik ga naar de volgende deur. Daar is niemand.
Volgende. Op het eerste zicht lijkt er niemand te zijn, maar dan zie ik een baby liggen. Wat een vreselijke ouders moet dat kind hebben. Die laten haar gewoon achter, of wel in hun haast om weg te komen of gewoon als ze boodschappen gaan doen ofzo. Ik pak haar op en ze begint te huilen. Ik negeer het en loop naar de volgende kamer. Niets. Volgende, niets. Volgende, een oude man. Ik zeg dat hij naar beneden moet gaan. Hij zegt niets en reageert niet. Ik zeg het harder. Weer geen reactie. Ik loop naar hem toe en tik op zijn schouder. Hij schrikt en ik wijs naar de deur. Hij zal wel doof zijn. Hij loopt richting de deur en gaat naar beneden. Meer rook in de hal. Shit, niet weer. Ik ren naar de volgende deur en schreeuw, er is niemand. Ook in de laatste deur is niemand. Ik ben bij de trap naar beneden als ik het vuur de gang in zie komen.
Ik bereken dat ik nu op de vierde verdieping moet zijn. De baby die ik nog draag schreeuwt nog harder dan eerst. "Sshhtttt, stil maar, alles komt goed."
Ik wieg het kindje een beetje heen en weer, ze wordt stiller en ik begin mijn sprint langs alle deuren. Ik vind alleen één oud stel, die doof is en niets gehoord heeft. Nog voor het vuur de vierde verdieping gehaald heeft, ben ik al op verdieping drie. Nog drie te gaan, zeg ik tegen mezelf. Dit komt goed. Op verdieping drie vind ik nog een baby. Shit, hoe ga ik twee kindjes dragen? Een beetje lomp en met één baby in de ene en één baby in de andere hand, trap ik de deur naar verdieping twee open.
Ik ga naar beneden en zie brandweermannen. Brandweermannen, yes. Ik loop naar de eerste toe en duw hem zonder pardon een baby in zijn handen. Voor hij iets kan zeggen loop ik naar de volgende brandweerman en duw hem ook een baby in zijn handen. Beide baby's huilen nu. Een lachje verschijnt op mijn gezicht. Ik heb ze toch wel mooi gered. Een snik volgt en ik duw mijn handen in mijn gezicht. Ik besluit dat de brandweermannen het alleen wel verder afkunnen. Het vuur is immers nog op verdieping 4 of 3 en ze zijn met zijn tienen ofzo. Ik pak het baby'tje dat ik als eerste had gered van de brandweerman, die nog steeds niets tegen me gezegd heeft en me met open mond aan staat te staren.
"Wat? Verbaast het je dat een meisje de boel hier heeft gered?" snauw ik en zonder op antwoord te wachten loop ik naar beneden. Naar buiten. Naar een plek waar ik wel kan ademen en waar mijn brandwonden geholpen kunnen worden. De druk om de ouderen en kinderen te redden was zo hoog dat ik de pijn weg had gedrukt, maar nu voel ik toch wel een hele scherpe, stekende pijn in mijn rug. Waarschijnlijk brandwonden. Ze zitten waarschijnlijk net onder de plek waar mijn haar afgeschroeid is.
JE LEEST
On fire (voltooid)
AksiEvelien is getuige van het feit dat de Derde Wereldoorlog begonnen is. Ze ziet een gebouw in de brand vliegen en redt een grote groep mensen uit het gebouw. Haar heldendaad zorgt ervoor dat ze geselecteerd wordt om het leger in te gaan. Ondanks prot...