Hoofdstuk 22

388 25 0
                                        

Tot drie uur hebben de jongens geen training, dus iedereen blijft gewoon zitten. Alex is weer zijn chagrijnige zelf, maar de andere jongens zijn vrolijk. Ze hebben alweer een onderwerp gevonden: het vraagteken van vanmorgen. Ze zijn wezen zwemmen en hebben geleerd om mensen te redden uit het water, dat hadden ze al eerder gedaan, maar dat doet er niet toe. Het was geen wedstrijd, maar dat hadden ze er zelf van gemaakt. Daniel en David hebben nog steeds een meningsverschil over wie er gewonnen heeft. De andere jongens hebben zich er bij neergelegd dat ze niet gewonnen hebben. Dus ik zit gewoon aan tafel, lachend om Daniel en David die hun debiele meningsverschil houden en luisterend naar de verhalen van de andere jongens. Op een gegeven moment staat Alex op en loopt weg. Geen idee waarheen. Iedereen praat gewoon door. Later spot Sam een jongen uit een ander team en loopt ernaar toe, samen met John, Daan, Guus en Matthijs. Ik blijf over met Jeffrey, Daniel en David. David en Daniel zijn zo druk in gesprek dat ze niet eens doorhebben dat bijna iedereen weg is. "Zullen wij ook maar gaan dan?" vraag ik aan Jeffrey. Hij knikt en we lopen richting de trap, ik nog steeds op krukken. Ik wil op dezelfde manier naar boven gaan als vanuit de kelder, maar Jeffrey houdt me tegen. "Ja. Dat gaat te lang duren." Hij neemt mijn krukken over en neemt me op zijn rug. Ik hou me stevig vast. "Ga je niet vallen?" vraag ik. "Natuurlijk niet" antwoordt hij. Dus hij begint aan de trap, waar hij verrassend snel op klimt. Binnen no-time zijn we op de eerste verdieping. "Zie je wel?" zegt hij. Maar ik heb het amper door, te druk bezig met me zorgen maken of we niet vallen en me stevig vast houden. Hij lacht en begint aan de tweede trap. Weer zijn we binnen no-time op de volgende verdieping. Als we aan het einde van de derde trap zijn, doet Jeffrey net alsof hij valt. Ik geef een gedempte gil. Hij lacht en zet me op de derde verdieping. "Dat was niet grappig." zeg ik. Ik probeer het serieus te zeggen, maar dat gaat heel slecht met Jeffrey's prethoofd voor me. Ik lach. Jeffrey geeft me mijn krukken en we lopen naar onze slaapkamer. Jeffrey opent de deur en ik ga naar binnen. Ik besef me dat ik boven op een bed lig. Gaat ook niet lukken. Jeffrey ziet dat ik naar mijn bed staar en zegt: "Geen probleem. Er is nog een bed over, daar kun je tijdelijk slapen." "Top." zeg ik. Ik ga op het bed zitten en Jeffrey komt naast me zitten. "Ken je Marion?" vraag ik. Ik weet natuurlijk dat hij Marion kent, hij kent alle meisjes. Alle vijf. "Ja, hoezo?" antwoordt Jeffrey. Ik besluit het hele verhaal te vertellen. "Toen ik buiten bewustzijn was, had ik herinneringen uit mijn jeugd. Dingen die ik me niet goed meer herinnerde, maar ze kwamen toen ineens boven. In de eerste herinnering werd ik weggehaald bij mijn vader, in de tweede herinnering vertelde mijn moeder dat mijn vader overleden was, in de derde werd ik achtervolgd, in de vierde werd ik bedreigd door een oudere vrouw en in de vijfde hield een man me tegen en zei dat ik mee moest komen. Daarna ging alles heel snel. Het brandende gebouw, het kamp, Janice, Julius, Suzan, de camera's. Het laatste beeld dat ik zag was Marion. Ik snap dat alle dingen een verband met elkaar hebben, ook al weet ik nog niet precies welk verband. Maar ik snap niet wat Marion ermee te maken had. Waarom Marion wel en Demi niet?" Ik kijk Jeffrey vragend aan. "Evy. Ik wil dat je eerlijk bent. Wat zei Janice echt toen ze je weg haalde tijdens het eten?" Even twijfel ik wat ik moet zeggen. Ik besluit dat ik Jeffrey kan vertrouwen. Het is Jeffrey. Ik kijk om me heen. "Ze zei dat ik belangrijk was." zeg ik op een fluistertoon. "Hoe kan ik in godsnaam belangrijk zijn?" Even ligt de puzzel weer in duizend stukjes uit elkaar. Ik snap er niets meer van. Jeffrey staart naar voren, in gedachten verzonken. "Jeffrey" zeg ik. Maar Jeffrey is echt diep in gedachten verzonken. Dus ik zit in stilte.

"Ik snap het niet." zegt Jeffrey na een lange stilte. "Er zit gewoon geen logica in." "Daar was ik ook al wel achter." zeg ik. "Marion is hier al heel lang. Ze is hier alleen maar omdat ze niet meer bij haar moeder wilde zijn. Ze zegt bijna nooit iets. Maar ze heeft wel talent. Als ik Daniel mag geloven, in ieder geval." zegt Jeffrey. "En haar vader?" vraag ik. "Overleden." antwoordt hij. Dat is ook toevallig. "Dus even op een rijtje...", begin ik, "Gran Alcance is in oorlog tegen Nederland. Wij hebben Julius, Janice, Marion, Suzan.. Oh ja, over Suzan gesproken, ze is weg." "Weg?" vraagt Jeffrey verbaasd. "Ja. Ze ligt niet meer op de ziekenboeg. Ze is weg." Jeffrey haalt verbaasd zijn wenkbrauwen op en ik praat verder. "Gran Alcance heeft camera's in ons bos geplaatst en is door het krachtveld gekomen..." We blijven allebei even stil. Dan dringt het tot me door. "Oké, dit op een rijtje zetten heeft geen nut. Het klopt gewoon niet. Ik snap het gewoon niet." zeg ik. "Ik snap het ook niet." zegt Jeffrey moedeloos. Ik heb er echt een hekel aan dat ik het maar niet kan begrijpen. Ik vind het echt niet leuk. "Hoe gaat het trouwens met die krassen?" daarmee haalt Jeffrey me uit mijn gedachten. Ik voel even aan mijn hoofd, de kras op mijn voorhoofd. "Ja, goed. Geen last meer van. Dat been is erger. En jouw arm?" Jeffrey kijkt naar het verband, dat nog steeds om zijn arm zit. "Al lang geen last meer van. Gelukkig." Ik haat oorlog. Ik haat het echt. Ik haat het dat Jeffrey beschoten is. Hij verdient het niet. Daar is hij veel te lief voor. "Gelukkig maar" zeg ik. Ik zit er echt even doorheen. Wat moet ik hier? Ik kan niets. Ik weet niets. Waarom heb ik in godsnaam mijn moeder hiervoor opgegeven? Waarom zit ik niet gewoon thuis, in mijn bed in de kelder, samen met Tess en Esmée? "Hé. Wat is er?" vraagt Jeffrey. "Niets.. Ik.. Ik weet gewoon niet wat ik hier nog moet. Ik kan toch niets." antwoord ik, terwijl ik met een verdrietige blik naar voren staar. "Natuurlijk wel!" zegt Jeffrey. Ik kijk opzij, recht in zijn lieve, mooie ogen. "Je haalt na anderhalve week training dezelfde resultaten als iemand die al een jaar traint. Je kunt wel een / twee weekjes missen." Ik vind het lief hoe Jeffrey zijn best doet, maar ik weet dat het niet zo is. "Jeffrey, Janice haalt me niet voor niets weg van een aanval. Ik ben een blok aan jullie been." zeg ik. "Niet waar." zegt Jeffrey, "Het is gewoon niet waar. Je bent echt goed. En dat van Janice is vast omdat je hier nog maar een halve week of zo was." Ik glimlach en kijk naar een wanhopige Jeffrey. Na even naar zijn wanhopige, maar nog steeds veel te knappe gezicht te kijken, kus ik hem. Hij is zo lief. Hij slaat zijn handen om mijn middel, of in ieder geval, voor zo ver dat kan als je zit. Als ik hem los laat kijk ik in zijn bruine, lieve ogen. "Je bent lief" zeg ik. "Ik hou van je" zegt hij.

On fire (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu