Hoofdstuk 12

434 28 0
                                    

De jongens slapen. Ze waren allemaal doodop van de aanval. Ze hebben de vorige nacht helemaal niet geslapen. Ik moet ze wakker maken voor het avondeten, om vijf uur. Ze hebben dan vier uur geslapen, wat nog steeds weinig is. Daarom vanavond weer geen training en gaan ze meteen na het eten weer slapen. Ik snap niet hoe ze het voor elkaar krijgen. Ik kan niet eens slapen om acht uur. Laat staat overdag. Maar ja, zij zijn natuurlijk ook wel erg moe. Ik heb Daniels horloge om, om de tijd bij te houden. Nadat Alex op zijn vreselijke Alex-manier had duidelijk gemaakt dat we niet naar Jeffrey toe mochten, hebben David en ik afgesproken om vannacht om kwart voor twaalf naar het ziekenhuis te gaan, om Jeffrey op te zoeken. Alex kan de pot op. Alsof ik naar hem ga luisteren. Ik check Daniels horloge en zie dat het kwart voor vijf is. Ik twijfel even over hoe ik de jongens wakker ga maken. Dan spring ik van mijn bed af en maak subtiel David wakker, voordat ik hard door de slaapkamer schreeuw dat iedereen wakker moet worden. Iedereen -iedereen behalve David- kijkt me versuft en min of meer chagrijnig aan. Ik grijns en David begint te lachen. Dan komt iedereen zijn bed uit en kleedt zich om.

We lopen met zijn allen naar de eetzaal. Ik heb me voorgenomen om deze keer niet in gedachten verzonken te raken, maar ik weet niet of het gaat lukken. Op tafel staan drie grote pannen. Aardappelen, groente en vlees denk ik. Iedereen gaat zitten en Sam trekt de deksel van de pannen eraf. "Broccoli, hamburger en aardappel" Hij schept voor iedereen op en gaat zitten. Ik heb te veel, maar dat laat ik niet merken. "Dus.." vraag ik, "Hoe was het?" "Het is altijd leuk om beschoten te worden door mensen zonder ziel." zegt Daan sarcastisch. Ik rol met mijn ogen. "Dat was niet wat ik bedoelde." "We hebben ze tegen kunnen houden, maar twee mensen van 204, één van 203 en een paar van honderd zijn geraakt. En Jeffrey dus." zegt Matthijs. Hij klinkt als een soort robot, eentonig en verdrietig. En dat is hoe alle jongens zijn. Iedereen is vrij stil en verdrietig, om Jeffrey denk ik. Niemand weet wat er met Jeffrey is. Dat is het ergste.

Na het eten loopt iedereen terug naar de slaapkamer. Maar niet met het lawaai dat ze gewoonlijk maken. Stil. De sfeer is vreselijk. David komt naast me lopen, achter de groep. Hij slaat een arm over mijn schouders. "Alles komt goed." fluistert hij. Ik knik. Hij heeft gelijk, alles komt goed. We komen aan in de slaapkamer. De jongens kleden zich om en ik besluit hetzelfde te doen. Ik kan toch niets doen, aangezien de camera's in het bos is joggen ook geen optie meer. Ik trek Jeffrey's veel te grote shirt aan. Er mag echt niets mis met hem zijn. Het komt goed. Het moet. Vanavond zien we hem weer en is alles oké. Maar er is toch die kans. Ik weet dat de kans niet groot is, met zo'n kogelvrij vest aan om je organen te beschermen en een helm voor je hoofd, maar toch. Het idee is eng. Ik kruip in bed met Daniels horloge om mijn ene arm, mijn moeders armbandje om de andere. Ik val in slaap, maar ben na een paar uur weer wakker. Tien uur. Ik ga rechtop zitten. Ik hoor zacht gesnurk, het klinkt best wel schattig. Ik leun met mijn rug tegen de muur. slapen zit er niet meer in. In mijn hoofd probeer ik de puzzel op te lossen. Camera's. Suzan. Janice. Davidsster. Gran Alcance. Ik word er niet veel wijzer van. Wat als de camera's in het bos van Gran Alcance waren? Dan hebben ze me gezien, hoewel een klein zestienjarig meisje niet heel bijzonder voor ze zal zijn. Suzan is beschoten door Gran Alcance, dat is niet iets heel bijzonders in een oorlog, maar toch zit Suzan in mijn hoofd. Er is iets met haar. Er moet iets met haar zijn. Janice is nog het meest wazig. Ik snap echt werkelijk niets van haar. Wat zou het haar boeien dat ik meega in de aanval? Blijkbaar boeit het haar iets. Ik kijk even op het horloge. Het is al half twaalf. Nog een kwartiertje en dan maak ik David wakker.

David en ik sluipen naar de kelder. Allebei hebben we ons pyjama-shirt aan met onze normale broek, op onze sokken om zo min mogelijk geluid te maken. "Weet jij waar het ziekenhuis is?" fluistert hij heel zacht. Ik frons mijn wenkbrauwen. "Jij niet dan?" Hij schud zijn hoofd. "Ze zijn bang dat we erheen gaan, precies zoals we nu doen." "En je hebt het gebouw nog nooit doorzocht." "Nee." "En je bent helemaal niet nieuwsgierig?" "Nee." We komen aan in de eetzaal. Ik sluip naar de trap richting de kelder, met David achter me aan. Zo stil mogelijk ga ik de trap af. Ik loop rechtdoor, richting het ziekenhuis. Zachtjes open ik de deur en kijk in de kamer of er -naast de gewonden- iemand is. Nee. Ik sluip de kamer binnen en wenk David. Al gauw vind ik Jeffrey. Even ben ik bang dat hij dood is. Ik ren naar hem toe, terwijl ik probeer zo min mogelijk geluid te maken.

On fire (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu