Ik word gewekt door Mira's rustige stem. Ik krabbel moe omhoog en veeg gauw in mijn ogen. Iedereen is al op en aangekleed.
'Je bent laat agressieve, we hebben nog een lange dag voor de boeg, dus schiet op!' Werpt John me toe. Lekker wakker worden. Zo gauw als ik kan sta ik op uit bed. Alles voelt klam en koud, en mijn spieren zijn stijf. Ik schuif mijn rugzak naar me toe en doorzoek het naar kleren, ik besluit mijn donkergrijze oversized sweater maar weer aan te doen met de zwarte legging. Ik pak mijn borstel uit de tas en begin gauw mijn geklitte haar te borstelen.
'Zeg, het maakt niemand meer uit hoe je eruit ziet, vroeg of laat is iedereen op deze aard dood.' Zucht Sam. Ik kijk gekwetst naar haar op. Iedereen lijkt vandaag tegen me te zijn. 'Sam.' Zegt Mira en kijkt Sam geërgerd aan.
'Ja, wat? Ze hoeft toch niet als een fotomodel naar buiten.' Haastig prop ik mijn spullen in de rugzak en rits hem dicht.
We lopen de krakerige treden van de trap af naar beneden en leggen het geld wat we gisteren ingezameld hebben neer voor de oude man en vrouw. Het is pas half zeven 's ochtends, ik vraag me af hoelang ik slaap gekregen heb. Iedereen loopt het café uit, blijkbaar ontbijten we dus niet vandaag. Zodra ik buiten sta verwelkomt de ijzige kou van de winter me en ik sla gauw een sjaal en mijn jas om. De rest loopt al door dus ik haal ze gauw in.
'We zijn deze buurt al bijna uit, nog eventjes jongens!' Glimlacht Mira. Ik neem terug wat ik net zei, iedereen behalve Mira heeft het op mij vandaag. Mira is volgens mij altijd vrolijk, gelukkig maar.
We lopen door het doolhof van verlaten steegjes heen en vermijden de steegjes waar gekrijs vandaan komt. Ik heb het koud en ben hongerig maar besluit maar niet te gaan zeuren, want vandaag is duidelijk niet hun dag.
Niemand zegt iets tegen elkaar en ik heb ook niet de behoefte iets te zeggen.
Gelukkig stoppen we een tijdje later en deelt Sam haar laatste broodjes uit.Als het rond het einde van de middag is stopt John ineens met lopen. Eindelijk hebben mijn benen eventjes rust.
'Er komt iemand aangerend van ver weg, we moeten op onze hoede zijn.' Zegt hij en wijst naar een schim verderop. Natuurlijk grijpt John meteen zijn revolver en richt op de schim. 'Niet schieten!' Zeg ik angstig. Iedereen draait zich naar me om.
'Bemoei je met je eigen zaken.' Snauwt John en draait zijn hoofd naar de schim die inmiddels steeds duidelijker wordt. Niemand heeft een weerwoord tegen John te zeggen blijkbaar. Ook Mira, Sam en Seven trekken angstig een revolver.
'HANDEN IN DE LUCHT!' Schreeuwt John om duidelijk te maken dat je met ons geen ruzie wilt. Het wordt duidelijk dat de schim een vrouw blijkt te zijn. De vrouw moet een jaar of veertig zijn en stopt uitdagend vlak voor de geladen revolver van Seven. Ze duwt grijnzend haar hoofd tegen de loper.
'Ga je me overhoop schieten, of wil je belangrijke informatie hebben?' Vraagt ze met een hysterische lach terwijl ze haar hoofd harder tegen de loper duwt. Seven's handen trillen hevig terwijl de vrouw hem grijnzend aankijkt. Zijn gezicht trekt wit weg.
'We schieten krankzinnigen zoals jij liever overhoop.' Snauwt Sam. De vrouw kijkt iedereen omstebeurt uitdagend aan en laat haar ogen bij mij rusten.
'Jij.' Zegt ze, met als gevolg dat iedereen me vragend aankijkt. Ze loopt weg van de loper en Seven kijkt iets opgeluchter. Ze gaat dicht bij mij staan, en ik heb meteen spijt dat ik niet mijn revolver gepakt heb. Ze mist duidelijk een paar tanden waardoor ze slist als ze praat.'Als je jouw zusje wilt zien moeten jullie goed opletten, want ik ga natuurlijk niet de dingen twee keer zeggen.' Zegt ze met een lacherige toon.
'Wat weet je van Amelia?' Snauw ik, ineens minder bang. 'Heel veel, meisje.' Grijnst ze en vervolgt haar verhaal.
'Maar ik ga niet meer informatie geven dan nodig: Om je zusje weer te zien moeten jullie terug de stad in lopen. Daar staan twee paar motors.' De vrouw kijkt ons allemaal aan. 'Vervolg daarmee je weg naar het noorden.'
'Hoe lang is dat lopen? En welke kant op?' Vraag ik. 'Dezelfde weg terug als jullie hierheen gekomen zijn. En wie zal het zeggen? Uren? Dagen lopen misschien?' Grijnst de vrouw.
'En hoe moeten we jou geloven?' Vraagt Mira met haar ene hand in haar zij en haar andere stevig geklemd om haar revolver.'Ik mag verder niks meer zeggen.' Lacht de vrouw vaag.
'Van wie niet?' Vraag ik, boos omdat alles zo vaag is. Ik bedoel: hoe kent deze wildvreemde vrouw mijn zusje?
'Geen vragen, mijn tijd zit erop.' Zegt ze. Plotseling verdwijnt haar brede grijns en ze herhaalt de laatste zin. 'Mijn tijd zit erop.' Herhaalt ze. Elke keer droeviger. Iedereen kijkt elkaar verward aan, behalve John, die kijkt alleen zwaar geïrriteerd hoe de vrouw de zin herhaalt.
'Dan maak je tijd!' Zegt Seven boos. Iedereen kijkt Seven verrast aan. De vrouw kijkt plots op en grijpt de revolver uit de handen van Seven.
'Laat vallen, anders schiet ik!' Zegt Sam. De vrouw laadt het pistool, zet de loop tegen haar hoofd en haalt de trekker zonder te aarzelen over. Na de knal zakt ze als een zak zand in elkaar op de vochtige tegels. Het is stil. Ik draai mijn hoofd net als Sam de andere kant op, dit hoef ik niet te zien. De tweede dode in twee dagen.
'Wat. Was. Dat?' Vraagt Sam na een stilte.'Een gestoorde krankzinnige.' Beantwoordt Mira haar vraag.
'Blijkbaar toch niet zo gestoord, ze weet over mijn zusje.' Mompel ik verward over wat er net is gebeurd. Sam zucht diep.
'Nu wil je zeker weer dagen terug lopen, naar die zogenaamde motoren?'
'Nou... Eigenlijk wel.' Zeg ik zacht.
'Daar komt helemaal niks van in!' Hoor ik John's zware stem zeggen. Hij komt bij ons staan.
'M-maar daar staan motors, daar komen we een stuk sneller mee vooruit dan lopen.' Zeg ik.
'Ach, je bent zo naïef als het maar kan! Wedden dat als we daar aankomen er niks te bekennen is wat op een motor lijkt!' Zegt John geïrriteerd.
'Ik wil gewoon mijn zusje vinden, is dat te veel gevraagd?' Vraag ik boos. Blijkbaar wel.
'Je zou eens wat minder moeten zeiken en ik ga verdomme niet dagen terug lopen!' Zegt John en zijn ogen staan vol woede.
'Inderdaad! Wij zijn ook familie kwijtgeraakt!' Helpt Sam John.
'Hoezo, ook?' Vraag ik.
'Dacht je nou echt dat jouw zusje het langer dan twee dagen alleen uit houdt? Kijk even naar jou, zonder ons waren jullie twee in de trein al omgekomen!' Roept Sam.
Het is stil.
'Fuck jullie allemaal! Echt waar, zoek het zelf lekker uit!' Scheld ik naar het groepje. 'Dachten jullie echt dat die vrouw zojuist dat verhaal verzint? Het enige wat ik wil is mijn zusje vinden!' Zeg ik met tranen in mijn ogen en loop weg van het groepje en de dode vrouw. Ik weet niet waar ik heen moet, maar ik loop alleen terug. Het groepje blijft zonder iets te zeggen achter en nog nooit heb ik me zo machteloos, woedend en verdrietig tegelijk gevoeld. Ik weet zelf ook dat ik het nooit in mijn eentje red. Over een paar uur zal de nacht al vallen en zal ik hopeloos verdwaalt zijn, wie weet al dood.
Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan dat ik bij de groep weggelopen ben, misschien ben ik ook wel zo stom als ze zeggen, maar ik laat ze die dingen gewoonweg niet zeggen over mijn zusje en mij.
Ik knoop mijn jas tot mijn nek dicht en durf niet meer achterom te kijken. Verderop hoor ik alweer gekrijs van een of andere krankzinnige. Ik ril en kijk angstig om me heen. Op elke muur lijkt een schaduw te zitten en tot overmaat van ramp begint het ook nog pijpenstelen te regenen. Ik heb alles verloren wat ik had, en ik kan nu niet meer terug.
✖️✖️✖️
JE LEEST
The Virus
AdventureHet Virus dreigt zich te verspreiden over de hele wereld, alsof dat nog niet erg genoeg is raakt Nora haar zusje kwijt. Samen met Mira, Sam, John en de geheimzinnige Seven gaan ze opzoek naar haar zusje en komen achter de gruwelijke waarheid. [Volto...