H.18

716 63 9
                                    

'Verdomme!' Vloekt John en staat op. Hij slaat met zijn blote vuist tegen de muur.
'Klote mensen, klote stad!' Zegt Seven en veegt ruw met zijn mouw over zijn ogen.
Ik omhels Sam, en ze laat het gelukkig toe.
'Laten we een mooie plek voor haar uitzoeken.' Stel ik na een tijdje voor.

De zon straalt recht boven ons, maar de ijzige wind zorgt ervoor dat ik over mijn hele lichaam ril.
John en Seven tillen Mira voorzichtig mee. We besluiten naar in een bos te begraven.
Ik draag een schep die we net gevonden hebben in een tuin.
Sam draagt de kaart.
Niemand zegt iets, niemand weet hoe we nog verder moeten. Zonder Mira.

Na niet lang lopen komen we terecht in het bos. Het is er stil en mooi.
We zoeken een tijdje naar een geschikte plek.
'Hier doen we het.' Zegt Sam. We lopen naar een open plek waar de zonnestralen als een soort sprookje door de takken en bladeren schijnen. De zonnestralen eindigen in de open plek.
Iedereen is het direct eens met Sam en we beginnen om de beurt te graven.
Het is verschrikkelijk om te graven voor Mira en iedereen zwijgt.
Ik hoor zelfs geen vogels, alleen de bomen die door de wind een achtergrond geluid geven.
Sam veegt zweet van haar voorhoofd als we klaar zijn.
Ze verwisseld het bebloede shirt van Mira met een van haar eigen shirts.
Voorzichtig leggen we Mira in de kuil.
We plukken wat bloemen en leggen wat stenen om Mira heen.
'Laten we gaan.' Zegt John en slaat een arm om Sam heen. Sam snikt hevig. Ik draai me voor de allerlaatste keer om naar Mira.
'Doei Mira.' Zeg ik zacht.
Ik kan het niet bevatten, drie uur geleden praatte ze nog met me, ze leefde nog, en nu ligt ze daar. In een kuil tegen een boom aan. Alsof ze elk moment weer opstaat en weer haar vrolijke glimlach laat zien.
'Hou je haaks Mier.' Hoor ik Sam zacht fluisteren.

Er rolt een traan over mijn wang. Ik duw mijn lippen op elkaar.
Ik loop achter Sam en John.
'Mag ik?' Vraagt Seven. Ik kijk hem aan en knik. Hij slaat voorzichtig zijn arm om mijn schouder.
'Ik heb niet eens doei kunnen zeggen, terwijl ze er altijd voor me was.' Zeg ik met een verstikte, zachte stem.
Ik zie Seven vanuit mijn ooghoek knikken.
'Niemand.' Zegt hij en wrijft in zijn oog.
Ik besef me dat ik een hele goede vriendin kwijt geraakt ben. Al kende ik haar totaal niet lang, ze stond klaar voor me als de rest er niet was.

We lopen terug naar de snelweg, waar veel auto's willekeurig staan, mensen moeten er uit gevlucht zijn of geen benzine gehad hebben. Hier en daar zoeven wat auto's langs de stilstaande auto's.
'Laten we er een rustdag van maken, ik ben er helemaal klaar mee!' Zegt Sam en veegt John's arm van haar schouder af.
'Kunnen we niet beter doorlopen, en vanavond weer rusten?' Vraag ik.
John en Sam draaien zich boos naar me om.
'Niet nu, Nora, denk na. Mira is net dood, en jij denkt weer aan je zusje!' Zegt Sam boos.
Ik schrik.
'Calm down!' Zegt John sussend tegen Sam. 'Wat nou?' Vraagt Sam boos.
'I-ik bedoelde het niet op die manier, maar meer om afleiding te krijgen, door te lopen. S-snapje?' Stamel ik.
Het is stil.
'Sorry, we houden een rustdag.' Zeg ik.

Zo gezegd zo gedaan houden we een rustdag in de stad.
We lopen wat meer de stad in en aangezien er veel winkels dicht zijn, zitten we neer op de rand van de pruttelende fontein in de binnenstad. De fontein is verstopt door alle bladeren en afval dat er in gegooid is. Er komt een vrouwtje aangelopen, ik ben even op mijn hoede, maar ze vouwt haar handen alleen tot een kommetje en drinkt water uit de vieze fontein. Ze loopt weer weg.
'Ik haal wel wat te eten, jongens.' Stel ik voor en sta op. Niemand zegt iets.
'Zal ik meelopen?' Vraagt Seven.
Ik schud mijn hoofd.
'Nee hoor, ik red me wel.' Zeg ik.

Ik loop door heel wat straatjes heen en probeer dan maar zelf afleiding te zoeken.
'MAAK DAT JE WEGKOMT!' Hoor ik een zware mannenstem schreeuwen.
Verschrikt draai ik me om naar een etalage. Een krankzinnige beukt tegen de bar van de etalage aan met een stoel.
Fase 2, drang om te vernielen en zelfverwaarlozing. De krankzinnige schreeuwt hard, net als de man.
Ik bijt op mijn lip, en duw mijn mondkapje dichter tegen mijn mond en neus. Ik wil de arme man helpen, maar ik kan het niet aan. Niet vandaag in elk geval.
Met een steek van spijt loop ik door.
Ik loop een steegje in waar het naar rook ruikt, brand. Verderop komen er dikke rookpluimen uit de ramen en de schoorsteen.
Met snelle passen loop ik verder.
Ik wijk naar links als ik bij een omgeslagen container een groepje krankzinnigen zie zitten.
Ze zitten hoogst waarschijnlijk in fase 1, hun litteken licht niet op, maar ze lijken me ook weer niet gevaarlijk.
Ze graaien door de opengereten vuilniszakken, hun gezichten zijn vuil en er zit ook een kleine jongen bij.
Ik loop door. Overal om me heen hoor ik harde geluiden. Autoalarmen, schreeuwende stemmen, harde knallen, het geluid van een brandend vuur, gejammer. Maar ik zie gek genoeg weinig mensen op de straten lopen.
Ik kijk schuw om me heen of er geen krankzinnigen rondlopen, of die groep jongeren van net.

'Eindelijk!' Zucht ik in mezelf. Ik zie een geopend hotel.
Ik loop naar binnen. In de glazendeuren zitten grote scheuren in het glas.
'Hallo, kan ik hier eten halen?' Vraag ik aan de man aan de bar. Hij heft kort zijn hoofd.
'Da goat veel centen kosten, meissie.' Bromt hij.
'Ehm, oké. Heeft u wat broodjes voor vier personen? Oh, en een pakje kauwgom?' Vraag ik. De man blijft me even aankijken en verdwijnt dan achter de wand met wijnglazen.
Niet veel later komt hij terug en zet met een harde klap een plastic tas met broodjes, een pakje mint kauwgom en twee flessen water neer.
'Vijftig euro.' Bromt de man.
'Vijftig?' Vraag ik verbaasd.
'Vijftig, en opschieten, dit is nog een oardig prijssie.' Zegt de man en steekt zijn dikke vingers uit.
Gauw duw ik hem vijftig euro in zijn hand en grijp ik de tas en loop naar buiten.

Als ik het plein op loop zie ik alleen John en Seven aan de rand van de fontein zitten.
'Waar is Sam?' Vraag ik terwijl ik wat broodjes en een fles water uitdeel aan de jongens.
'Ruzie, ze is even ergens anders gaan zitten, daar bij de kerk.' Zegt John.
'Ik ga daar heen, ik zie jullie zo.' Zeg ik en glimlach kort naar ze. Met de zak brood loop ik naar de wand van de kerk waar Sam met opgetrokken knieën tegenaan zit.
'Hé, kan ik erbij komen zitten?' Vraag ik.
'Je bent er toch al.' Moppert Sam.
Ik ga naast haar zittend met mijn rug leunend tegen de wand.
Ik geef haar een broodje en het pakje kauwgom aan. Ze glimlacht scheef en neemt een hap.
'Dat koste me mijn vijftig euro.' Zeg ik en neem ook een hap, van het wat verouderde brood.
Sam zucht.
Ik staar naar de fontein en kijk om me heen of er geen krankzinnigen aankomen, of andere gevaarlijke types.
In tegenstelling tot Sam, die met een dode blik naar de middeleeuwse tegels voor haar voeten staart.
'Nora?' Vraagt ze na een tijd. 'Ik heb het verschrikkelijke idee in mijn hoofd, dat als we wel naar die vorige krankzinnige geluisterd hadden, we Mira niet kwijt zouden zijn geraakt.'
Ik neem de zin goed in mijn hoofd en weet niet wat te antwoorden.
'D-dus als we naar jou geluisterd hadden om terug te gaan naar het dorp...' Ze gaat verder met een bijna piepende stem, 'dan was Mira nu niet dood.'
Ik wil haar omhelzen maar ze duwt me weg.
'Doe niet zo klef.' Zegt ze op de typische Sam-manier. Ik duw mijn lippen op elkaar en staar weer zwijgend naar de fontein.
Ik grabbel in de zak en zie een stuk stokbrood erin liggen. Ik breek het door de helft en geef het ene deel aan Sam.
'Ik mis Mira nu al.' Zeg ik met een brok in mijn keel. Gauw eet ik het stuk stokbrood.
'Ik ook.' Snikt Sam en veegt ruw een traan van haar wang.
'Ik vertelde toch, dat ik die nachtmerries had?' Vraagt Sam.
Ik knik.
'De nacht voor Mira's dood had ik er weer een.' Ze neemt een hap adem en er rolt een traan van haar wang. 'Ik herinner me een paar dingen nog heel goed; ik zag iemand in het rood...'
'Net als de jongen die Mira doodschoot.' Mompel ik in mezelf.
'Ik zag ogen vol angst en vol verdriet.' Gaat ze verder.
'En i-ik zag een bos, en lichtstralen.'
Mijn ogen worden groot. 'Dat is de plek waar we Mira hebben gelegd!' Zeg ik en onderzoek Sam met mijn ogen.
Haar mond valt bijna open.
'Je bent helderziend, of zoiets, heb je het vaker gehad?' Vraag ik en wil haar bijna door elkaar schudden van nieuwsgierigheid.
'Weet ik veel, ik ben niet helderziend, gek! Dat is iets voor freaks.' Zegt ze geïrriteerd, maar ik weet dat ze zelf weet dat het niet normaal is.
Ik zie Seven en John naar ons toe komen lopen.
'Probeer je dromen goed te onthouden, wie weet komen ze van pas.' Zeg ik.
✖✖✖

Heee lieve lezers,
Woohoo 3K reads :))))
En m'n brace doet ook veel minder pijn dus ik ben echt blij.
Nog altijd heel erg bedankt voor alle reads en leuke comments, echt heel erg bedankt!

Groetjes Laura

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu