H.19

691 62 5
                                    

De nacht valt en na een dag vol verdriet kunnen we eindelijk goed tot rust komen.
Mijn ogen voelen geïrriteerd en rood van al het huilen om Mira, en tegelijkertijd ook om mijn vader, en eigenlijk om alles van de afgelopen weken.
We overnachten in een motel langs de autoweg met al die stilstaande auto's, waar we vanmiddag ook langs kwamen na we Mira hadden achtergelaten.
Met de laatste beetjes geld van iedereen boeken we een goedkope kamer.
We lopen door de kamer met honderden kluisjes, een biljarttafel en een stuk of tien gokautomaten. Het kleine lampje verlicht deze kamer nog net goed genoeg om schaduwen op de voorwerpen te kunnen zien.
We lopen de trap op en komen uit bij onze kamer. Nummer 67.
Met veel gekraak gaat de houten deur open en een muffe windvlaag komt ons tegemoet.
'Fucking hel!' Mompelt John.
Sam gooit zichzelf op een van de twee bedden, gevolgd door veel gekraak.
Boven de twee bedden hangt een spiegel en tegenover de bedden is een kleine badkamer.
Ik zet mijn rugzak op de grond en ga meteen naar de badkamer. Ik zet de piepende kraan aan en was mijn gezicht, die vol vegen zit. Ik borstel mijn donkerblonde haar uit en poets na een eeuwigheid weer mijn tanden.
Plotseling voel ik twee handen zachtjes op mijn schouders leunen. Ik kijk in de spiegel. Het is Seven.
'Dat voelt zeker verfrissend?' Vraagt hij met een grijns.
Ik knik glimlachend.
'Je haar zit mooi.' Fluistert hij en haalt zijn handen weer van mijn schouders. John komt binnengelopen en spuit ongeveer zijn fles deodorant leeg in zijn oksels.
Hoestend loop ik ook het badkamertje uit en kleed me gauw om. Mijn eeuwige legging ruil ik om voor een dikke joggingbroek en mijn sweater voor een pyjama shirt.
Ik plof in het bed en staar naar het plafond, waar ik wat spinnetjes zie zitten.

Als na een uur iedereen in bed ligt, nouja, de jongens liggen op matrassen op de grond dan, luister ik naar alle geluiden. Dat had ik beter niet kunnen doen. Ik hoor boven en onder me mensen in hun kamers huilen of roepen tegen elkaar, ik hoor alle straatgeluiden en soms zie ik de felle koplampen van de auto's door de kiertjes van het gordijn naar binnen schieten.
Plots vraag ik mezelf af of ik het sleuteltje nog heb. Ik rommel in mijn tas. Niets.
Mijn broekzak! Ik grijp naar mijn broek uit de tas en tast de zakken af. Hebbes!
Ik staar in het donker naar het kleine sleuteltje.
Weer zoeft er een auto voorbij en door het licht zie ik iets wat ik nog niet eerder gezien had.
In het sleuteltje staat het getal 500 gekerfd. Vijfhonderd?
Ik berg het sleuteltje weer veilig op en probeer na te denken of het getal 500 ergens van bekend is.
Maar hoe diep ik ook zoek, ik heb geen idee waar het getal 500 van kan zijn.
Ik val in een onrustige slaap.

~

'Nora!'
'Nora! Hé, word eens wakker!'
'Nora!' Sist iemand.
Ik open mijn ogen en knipper tegen het felle zonlicht dat precies in mijn ogen schijnt.
'Hmmm?' Mompel ik als ik Sam voor mijn bed zie staan.
'Ik heb weer een nachtmerrie gehad.'
Ik ga rechtop in bed zitten en kijk Sam bang aan.
'We moeten vandaag HIER blijven.'
✖✖✖

📢U P D A T E spam📢
Maar dat vinden jullie vast niet erg (: :)
Toch?

Even een vraagje, ik ga m'n kamer even updaten en hebben jullie nog coole ideeën?

Tot het volgende hoofdstuk! Ilyyyyy
Groetjes, Laura

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu