H.41

512 54 17
                                    

Previously:

'Hopelijk zijn we er bijna, want dit is onze laatste lading benzine.' Zegt Jake.

Terwijl de grauwe lucht overgaat in een nòg donkerdere lucht valt de nacht en rijdt de bus met zijn laatste kracht vooruit.
Met wat gerommel en gepuf legt de bus zijn laatste meters af en stopt dan definitief met rijden.

We lopen zolang door het overwoekerde en vernielde dorp dat mijn benen pijn beginnen te doen en mijn hielen door mijn schoenzolen lijken te komen.

Plotseling voel ik een hand om mijn middel die me wegtrekt uit de lopende menigte immunen. Ik voel warme lippen op de mijne, ik grijns. Het is Seven en ik kus hem terug met mijn ene hand langs zijn gezicht. Ik open kort mijn ogen.
Er rollen tranen langs Seven's gezicht.
'Sorry, het wordt me gewoon allemaal een beetje te veel.' Zegt hij en staart in de duistere verte.

'Wacht.' Zegt Seven en haalt een notitieboek uit zijn wijde jaszak.
Het notitieboek is dik en heeft een zwarte leren kaft.
'Alsjeblieft, maar lees het pas als het tijd is.'

Plotseling dwaalt de krankzinnige van de weg af.
Ik laat Seven's hand los en ren naar de krankzinnige toe om te helpen hem tegen te houden.
Vanwege de ochtendduisternis tast ik voor me uit en probeer mijn evenwicht te behouden.
Halverwege de helling ruik ik iets wat ik al -voor mijn gevoel- jaren niet geroken heb.
Zee lucht.
~

Met mijn zaklamp tussen mijn tanden geklemd en mijn handen vastgegrepen aan de krankzinnige zet ik de eerste stappen in het zand. Het zand waait pijnlijk tegen me aan.
Ik hoor veel immunen verbazingwekkend en enthousiast roepen.
Ik draai mijn hoofd om en zoek Seven.
Maar Seven rent langs me heen en wijst naar de wilde zee.
'We zijn niet de enige.' Roept hij naar onze groep.
Als ik beter kijk zie ik een stuk of twintig hoofden uit het water steken.
'Ik hou het niet meer!' Roept een immuun meisje plots en onze krankzinnige loopt met een flink tempo weg.
Ik en een paar immunen rennen achter de krankzinnige aan, maar het lukt ons niet om hem te stoppen.
Zwijgend kijken we de man na.
Geruisloos baant hij een weg door het zand. Zijn kleren waaien wapperend onze kant op.
Zonder vaart te minderen stapt hij het ijskoude water in en zodra hij niet meer kan maakt hij zwemmend zijn tocht af. Golven klappen stuk over hem heen, waardoor je zijn hoofd af en toe niet meer ziet.
Het is stil tot de krankzinnige man niet meer te zien is door het angstaanjagende duister.

'Mij krijg je d'r niet in.' Zegt Sam.
Ook de rest van de immunen beginnen druk met elkaar te fluisteren.
'We moeten opschieten, voor we die krankzinnige kwijt zijn!' Roept Seven.
Ik kijk om me heen. Plots zie ik iets liggen. Een paar meter verderop.
'Boten!' Roep ik uit.
'Fuck. Je hebt gelijk!' Zegt John.
Samen met Sam, John en Seven rennen we erop af.
Er liggen tientallen drie-persoons-bootjes.
'We hebben geen tijd te verliezen, straks zijn we die krankzinnige alsnog kwijt, help me mee.' Beveelt John.
Al gauw komen de andere immunen helpen.
Schreeuwend en zwoegend slepen we de boten over het zand.
Druppels zeewater waaien in mijn gezicht en zand snijdt pijnlijk op plekken waar mijn huid niet bedekt is.
'Snel, snel, snel!' Schreeuwt Seven, maar door de wind is het amper verstaanbaar.
'Maximaal drie per boot!' Roept Sam verderop.
Ik help twee immunen, waarvan er eentje toen met Nathan enzo in de auto zat, de boot naar zee te slepen.
Hijgend bij zee aangekomen merk ik dat er al een bootje in ligt. John, Jake en Sam zitten erin.
'Zorg dat je elkaar in de gaten houdt!' Roept John.
Met de twee immunen duwen we de boot in zee.
Ik stap het water in om te zorgen dat de twee in kunnen stappen.
Golven slaan langs mijn enkels en binnen een paar seconden zit er al geen gevoel meer in.
Gauw stap ik ook in de wankele boot en grijp naar een roeispaan.
Met mijn zaklamp zoek ik naar Seven tussen de andere immunen.
'Seven?' Roep ik.
'Weten jullie waar Seven is?' Vraag ik angstig aan de twee immune jongens in mijn bootje.
Ze schudden hun hoofd, en een van de twee -met donkerblond haar- zegt dat hij nog nooit heeft gehoord van Seven.
Tranen schieten in mijn ogen.
'SEVEN?' Roep ik, eerst nog zacht.
Maar langzaam word ik paniekerig en schreeuw ik zijn naam in het duister.
Mijn ogen vullen zich met tranen en mijn hart gaat als een gek tekeer.
'NORA!' Hoor ik Seven's stem roepen.
Ik zie Seven nog in het zand staan, terwijl zijn zwarte haar naar achteren waait.
Hij helpt de laatste twee immunen met hun bootje.
'IK ZIE JE ZO!' Roept hij naar me.
Die woorden stellen me gerust.
Ik veeg langs mijn ogen en bied kort mijn excuses aan aan de twee jongens.

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu