H.46

549 60 39
                                    

Een half jaar later.

Ik lig buiten in de tuin en voel de warme zon op mijn huid branden.
De winter is eindelijk voorbij en alles bloeit langzaam weer op.
Alles wordt, of is, alweer opgebouwd. Er rijden auto's. Bomen bloeien. De krankzinnigen zijn behandelt.
Alles wordt weer zoals het eerst was.
Alles behalve mijn hart.
Mijn hart voelt als een zwart gat, en lijkt niet meer te helen.
Misschien zal ik ook wel nooit meer dezelfde persoon worden als ik vroeger was, voordat Het Virus uitbrak.
Ik heb te veel doden en gewonden gezien, in een te korte tijd, op een te jonge leeftijd.
En het allerergste vind ik dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van Seven.
Hoewel een paar maanden geleden de begrafenis van Seven was en mijn moeder me met wel honderd psychologen heeft laten praten kan ik mijn gedachten niet van hem afzetten.
Hij is zo goed geweest. Maar hij heeft niet alleen het Het Virus uitgeschakeld, maar ook zichzelf en zijn hele familie.

Het vorige half jaar is als een waas voorbij gegaan.
De eerste twee maanden was er amper iets.
Ik kan me dingen daarvan niet meer goed herinneren.
Mijn moeder heeft me ook wekenlang in therapie laten zitten.
En ik heb John, Sam en Jake dan ook twee maanden niet gezien.
Daarna begon alles langzaam maar zeker terug te gaan naar normaal.
Ik weet nog dat de eerste televisie zender het begon te doen, nou dat kon ik de eerste week na de overwinning echt niet voorstellen. Om eerlijk te zijn wilde ik voornamelijk dood.
De maanden daarna, en nu nog af en toe, worden we gevraagd voor radio-en televisieprogramma's, interviews, noem maar op.
Ik ben blij dat ik nu wel contact met John en Sam, en af en toe Jake, heb.
Maar ik denk nog altijd te vaak aan Seven.

Er rolt een traan langs mijn wang terwijl ik aan de keren denk dat hij me kuste, de keren dat hij de enige was die om me gaf.
Ik veeg ruw de traan weg en staar naar de blauwe lucht.
Hoeveel heb ik wel niet gehuild. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan Seven denk of er beelden van krankzinnigen langs schieten.
Ik heb een afsluiting nodig, maar die is er niet.

'Nora!' Hoor ik Amelia roepen vanuit het huis.
'Nora!'
Ik haal gauw mijn neus op en vraag wat er aan de hand is.
Amelia komt de tuin ingerend met een notitieboekje met een zwarte dikke kaft in haar hand.
'Dit lag in je rugzak.' Zegt ze terwijl ze het boekje in mijn handen duwt.
'Ben je zomaar in mijn kamer geweest?' Vraag ik geïrriteerd.
Amelia staart naar de grond.
'Ik was aan het spelen en toen-'
Ik kan ook niet boos op haar worden.
'Het is al goed.' Zeg ik geruststellend.
Amelia huppelt het huis weer in.
Ik glijd met mijn hand over de zwarte kaft.
Dan schiet me te binnen dat Seven dit in mijn rugzak gestopt heeft.
Ik ga rechtop zitten en sla het notitieboek haastig open.

"Zodat je me nooit vergeet"
Staat er met zwart inkt op de eerste pagina geschreven.
Het raakt me, zo plotseling, dat ik meteen een brok in mijn keel krijg.
Ik sla om naar de volgende pagina.

"Lieve Nora,

Vanaf dag een wist ik dat ik dood zou gaan. (Je bent vast boos dat ik het je niet verteld heb.)
Maar ik wil alles behalve je verdrietig maken.

Vanaf het moment dat ik merkte dat ik om je begon te geven heb ik alles wat wij met zijn tweeën mee maakte opgeschreven. Zo veel mogelijk als het kon.
Dus verderop staan pagina's vol met herinneringen van ons.
Ik heb nog nooit zoveel gehouden van iemand, als van jou.
En ik wil dat je weet dat ik altijd dichtbij je ben, vanaf mijn dood.
Dat je weet dat als je een slechte dag hebt of als er iets is dat je het dan vertelt.

Ik kan me een leven zonder jou amper voorstellen.
Ik wil bij je wonen, ik wil je beschermen.
Ik wil samen naar de regen luisteren en naar de maan kijken zoals we deden.
Ik wil je niet kwijt, maar het kan niet anders."

Een stuk tekst is uitgevaagd door Seven's traan.
Mijn schouders schokken van de tranen.
Plots wil ik het liefste dood.
Ik wil bij Seven zijn.

Ik sla de bladzijde om en lees wat hij nog meer geschreven heeft.

"Sorry van de vorige pagina, ik kon mezelf niet meer tegenhouden...
Over wat ik zei, dat ik je wil beschermen, ik weet dat je jezelf altijd red.
Dat heb ik de vorige weken wel gemerkt.
Je geeft niet zomaar op.

Nora, ik zal je beschermen.
Beloof me dat je doorgaat met leven, zolang je me niet vergeet.
En dat je je met respect laat behandelen, door wie dan ook.

Verder: maak je geen zorgen om mij, ik red me hier vast wel.
Nora, ik bewonder je en ik hou van je.

Tot ziens, denk ik.

Liefs,
Jouw Seven (Zeven)"

Ik veeg ruw de tranen weg van mijn ogen.
Voor een hele tijd probeer ik de woorden die me heftig raken in me op te nemen.
Ik lees de twee pagina's nog eens en nog eens. Elke keer raakt het me opnieuw.

Seven heeft gelijk.
Ik moet stoppen met mezelf afsluiten van de wereld.
Ik moet gaan leven, zolang ik nog kan. Ik moet ervan genieten.

Terwijl de tranen blijven stromen lees ik alle momenten die Seven van ons tweeën opgeschreven heeft.
De herinneringen razen door mijn hoofd.
Van de eerste kus tot de laatste.
Onze handen veilig vast.
De eerste ontmoeting in de trein.
De keer dat Seven bijna gewurgd werd door Nathan om mij te redden.
Ik voel me gelukkiger dan ooit dat ik dit mee heb mogen maken.
Door mijn tranen heen verschijnt een glimlach.

'Bedankt, Seven.' Fluister ik en staar omhoog naar de blauwe lucht.

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu