H.2

1.3K 95 20
                                    


'Nora! Nora wakker worden!' Ik word wakker van gebonk en gegil achter mijn deur. Verward sta ik op uit bed en kijk gauw op mijn klok. Het is half vier 's nachts! Mopperend maar bang sta ik op.
'Kom mee!' Oppert mijn moeder, gooit mijn kamerdeur open en sleurt me mee naar beneden, in haar andere hand heeft ze mijn zusje.
'Mam, mam, even normaal. Wat is er?' Gaap ik. Als ik beneden kom zie ik de televisie aanstaan.

"De eerste paar krankzinnigen zijn binnengedrongen en er is al één man om het leven gebracht." Zegt een presentatrice van het journaal met een ernstige gezichtsuitdrukking.
'Mam, je zei toch dat Het Virus hier niet heen zou komen?' Vraagt mijn zusje.
'Dat dacht ik ook.' Fluistert mijn moeder.
'Waar is papa, is hij nog op zijn werk?' Vraag ik bang. Mijn moeder knikt en brengt haar hoofd naar me toe.
'De krankzinnigen hebben ook nog wapens.' Geschrokken deins ik hoofdschuddend achteruit.
'Kleed jullie goed aan, en neem een rugzak mee.' Oppert mijn moeder.

Zwijgend rennen Amelia en ik de trap op, ik zie tranen in haar ogen.
'Het komt goed.' Zeg ik voor ze haar kamertje in verdwijnt.
'Ik hoop het.'

Eenmaal in mijn kamer grijp ik uit alle hoeken spullen vandaan. Onze ouders hebben ons enorm goed voorbereid op een ramp als deze, omdat ze natuurlijk arts zijn en het virus goed in de gaten gehouden hebben. Ik hoor mijn ouders de spullen nog opsommen. Een schrift, geld, een etui, waterflesjes, mondkapjes, antibacterieel spul, ehm... Wat nog meer? Ik kijk om me heen. Mijn moeder zorgt in elk geval voor eten en drinken. Alle medicijnen halen we op bij mijn vader.

Oh ja! Mijn paspoort! Ik sla snel het boekje met de leren bekleding open en zie mezelf. Een meisje met donkerblond haar. Lengte: een meter negenenvijftig. Ik kijk serieus op de foto, en als IK serieus kijk, kijk ik eerder boos.

'Schiet op, Nora! We moeten naar je vader!' Roept mijn moeder beneden.
'Ja, ik kom!' Roep ik terug en sla mijn paspoort dicht. We gaan eerst uit ons huis, omdat het in het ziekenhuis een stuk veiliger is dan ons huis. Ik kleed me dik aan en prop een paar schoenen, een vest, sokken en nog wat kleren in de rugzak. Gauw ren ik mijn kamer uit, voor ik de kamerdeur sluit kijk ik om. Dit kan de laatste keer zijn dat ik mijn kamer zie...

Beneden wurm ik me in mijn jas en trek mijn sneakers aan. Mijn moeder doet de lichten uit en geeft ons onze mondkapjes. De deur zwaait open en de kou van de nacht zorgt voor rillingen over mijn hele lichaam. Als we buiten staan sluit onze moeder het huis af. Ik sla mijn ogen neer en neem snel afscheid van ons huis.

We stappen in de auto en zwijgend scheuren we de straat uit.

Ik kijk uit het raam, in bijna elk huis is het licht aan, maar gelukkig zijn we de enige op de weg. Nu nog in elk geval... Gek genoeg stoppen we voor het station.
'Meisjes, ik moet jullie op de trein zetten, naar veilig gebied.' Zegt onze moeder met tranen in haar ogen. '
Wat? We gingen toch naar papa? Naar het ziekenhuis?' Vraag ik geschrokken. '
Sorry,' zegt ze, 'jullie vader heeft hulp van mij nodig, die krankzinnigen zitten al in het gebouw. Het is te gevaarlijk nu.'
'En wij dan?' Vraag ik angstig.
'Het spijt me.' Zegt mijn moeder en kijkt ons met rode ogen aan.
'Jullie moeten nu gaan, dit is de enige trein die deze week naar het andere veilige gebied vertrekt.'. We hebben geen keuze, mijn moeder weet dat ik op mijn zusje kan passen en vertrouwt me volledig. Ik zie dat mijn moeder kalm probeert te blijven en omhelst ons en geeft een kus. We worden onderbroken door een harde toeter.
'Dat is de trein, hij stopt nog twee keer, pas de laatste keer stappen jullie uit.' We knikken en stappen de auto uit. Gauw rennen we naar de trein. Ik kijk nog een keer achterom, onze moeder zwaait met haar laatste glimlach. Al heeft ze tranen in haar ogen. Amelia en ik rennen hand in hand de lange, brede, trap omhoog om vervolgens uit te komen bij de trein. Ik hoor dat de trein aanstalten maakt om te vertrekken.
'Stop!' Roep ik en hijgend sleur ik Amelia de laatste traptreden op. We vliegen de trein in en met een sissend geluid sluiten de deuren zich. Sommige mensen slaan bonkend op de deur om nog binnen te kunnen komen, maar er is niks aan te doen. De trein rijdt zonder medelijden weg van het perron en laat de arme mensen wachten tot de volgende trein, die over een week gaat. We hebben geluk gehad.

De trein staat vol vermoeide, huilende en angstige mensen.
'Blijf bij me.' Fluister ik naar Amelia en grijp haar hand stevig vast. We lopen door de overvolle coupé. Ik glimlach naar Amelia als ik zie dat er nog precies twee stoeltjes vrij zijn. Maar ik twee mensen zijn me voor. Amelia begint te snikken.
'We vinden wel een plekje.' Zeg ik en veeg wat tranen uit haar ogen. Ze knikt somber. Ik pak haar hand voorzichtig weer vast en duw ons een weg door de menigte. Het is hier benauwd en vreselijk, de mensen staan hier te dicht op elkaar en ik kan er niet tegen.
'Waar gaan we heen?' Roept Amelia bang boven de chaos uit.
'We gaan alle coupés langs, oké?' Vraag ik. Amelia slaat haar ogen neer en we komen in de derde coupé uit. Het lijkt alsof het alleen maar drukker is hier. Ik vraag me af hoe druk het volgende week zal zijn...

Niet veel later trek ik de deur open naar de laatste coupé, coupé acht. De deur gaat niet open. Ik zie toch echt mensen zitten in coupé acht. Ik klop op het raampje en roep of ze de deur willen openen. Maar dat is vast niet te horen door de denderende wielen tussen de eerste en twee deuren in. Tot mijn verbazing opent een gespierde jongen met blond haar de tweede deur. De jongen is twee of misschien wel drie koppen groter. Hij draagt ondanks de kou van de vroege morgen een wit strak shirtje. Hij bekijkt Amelia en ik van top tot teen.
'Kom verder.' Zegt zijn zware stem na een tijdje.

Ik aarzel en wil kijken wie er in de laatste coupé zitten, maar de knappe jongen verspert het uitzicht.
'Graag of niet, want we doen de deur niet zomaar open.' Gauw loop ik met Amelia de coupé binnen, ik zie hoe de knappe jongen de tweede deur weer vastklemt met iets van metaal, waardoor het van buitenaf niet open te krijgen is.

Dan kijk ik de coupé rond, het is een kleine ruimte met drie stoelen en twee ramen. Er zitten twee meisjes op de stoelen, om de hoek zit een jongen die naar me omhoog kijkt en dan heb je de knappe jongen nog. Maar het is hier in elk geval rustig en frisser.

De knappe jongen steekt met een grijns zijn hand uit.
'John.'
'N-Nora.' Antwoord ik, en voel dat ik een warm gezicht krijg. Hij knipoogt en geeft dan een hand aan mijn zusje. De meisjes en de jongen in de hoek kijken me aan alsof ik iets ga zeggen.

'Ehm, weet iemand waar we heen gaan.' Vraag ik zacht, met een trillende stem en met een brok in mijn keel. Een van de twee meisjes op de stoelen knikt.
'We gaan naar een veilig gebied, richting het noorden, daar is het een stuk beter.'

'En dat is zeven uur rijden.' Voegt het andere meisje toe, ze doet geen moeite om me aan te kijken en bladert smakkend op een stuk kauwgom door een krant. Zeven uur? Zeven uur in een trein, ver weg van mijn ouders? En dat terwijl we langs gevaarlijk gebied rijden? Mijn benen beginnen te trillen en ik word duizelig, ik duw mezelf tegen de wand van de coupé en laat me op de grond zakken. Amelia schuifelt naast me en ik kijk met rode ogen naar haar. Ze kijkt bang en er rolt een traan over haar wang. Ik ben ook haar grote zus, het feit dat ik een potje aan het janken ben is voor haar een teken dat er iets (totaal) mis is.

'Hé, rustig maar, het komt vast wel goed.' Zegt het eerste meisje en staat op uit de stoel, waardoor het zitje tegen de achterkant klapt.
'Ik ben Mira.' Zegt ze vriendelijk en steekt haar hand naar me uit. Ik schud haar hand en er verschijnt een glimlach op mijn gezicht.
'Sorry hoor, dat ik zo aan het huilen ben, maar-'
'Geen zorgen, we hebben allemaal wel eens gehuild,' zegt de knappe jongen, John, 'met name dit jochie.' John wijst naar de jongen in de hoek, die hem nu een vernietigende blik geeft. De jongen heeft pikzwart haar, moet een jaar ouder zijn dan ik ben. Hij draagt een donkerrood t-shirt met lange mouwen, waardoor je zijn tengere maar gespierde lichaam goed ziet. Hij wilt iets terug zeggen maar laat het maar voor wat het is. John grijnst kort naar hem.

Mira zakt naast me en wijst naar het meisje dat kauwgom smakt.
'Dat is Sam,' deze keer kijkt Sam me wel kort aan, 'als je haar leert kennen is ze een stuk aardiger.' Voegt Mira er fluisterend aan toe.
'En dat is Seven.' Zegt Mira wijzend naar de jongen in de hoek.
'Ik kan mezelf ook wel voorstellen, hoor.' Zegt hij en kijkt me kort aan. Ik sla mijn ogen onzeker neer en kijk weer richting Mira. Het is een tijdje stil.
'Ik ben Amelia.' Hoor ik de stem van mijn zusje plots zeggen. De hele groep zegt bijna tegelijk hallo en Mira schudt haar hand met een lieve glimlach. Ook John schudt haar hand en aait over haar hoofd. Seven krabbelt kalm op van zijn plekje en geeft haar een hand. En tot slot zie ik ook een glimlach op Sam's gezicht.

'Nou, jongens, nog zes uur en drie kwartier te gaan!' Lacht John en laat zichzelf op de grond vallen.

✖✖✖

Wauwie, als 70 reads!! Zo erg bedankt :)
Vote's, comments, reads en tips natuurlijk zijn altijd welkom!

Xjes Laura

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu