H.6

1K 80 28
                                    

De eerste zonnestralen schijnen door de ramen van de kamer. Gapend en toch nog best wel uitgerust wordt ik wakker. Ik krabbel omhoog en kijk om me heen. Sam is ook wakker en zit op haar mobiel. Als Amelia nou een mobiel zou hebben... Ik doorzoek mijn tas zo zachtjes mogelijk en ontgrendel mijn mobieltje. Geen bericht van mijn vader of moeder.

'Goodmorning.' Zegt Sam gapend.

'Lekker geslapen?'

'Best wel.' Glimlach ik.

'Mooi.' Zegt ze en gooit zichzelf achterover op haar bed.

Al na een kwartier is iedereen wakker en iets later zijn we allemaal weer fit en aangekleed. Ik besluit maar mijn donkergrijze oversized sweater aan te doen met een zwarte legging, want ik voel me niet heel lekker. Mira en Sam hebben ook allebei een vest en hangerige kleren aan.

Na een klein ontbijtje besluiten we zo ver mogelijk te lopen, want we willen natuurlijk het veilige gebied bereiken, daar is Amelia immers.

'We hebben een kaart nodig.' Zegt Seven. Zijn zwarte haar zit warrig, maar zoals bij alle jongens maakt dat niet uit, want het zit toch goed. In tegenstelling tot mijn haar...

Seven ziet er uitgerust uit en ik zie nu pas zijn mooie kristalblauwe ogen.

'No shit.' Mompelt John en stoot hem hard aan.

Seven wil duidelijk iets terug zeggen, maar weet niks te verzinnen.

Even later hebben we een kaart gehaald bij een klein winkeltje, en het veilige gebied is een stuk verder dan verwacht.

'Laten we de reis beginnen!' En met die woorden begint dag één met het zoeken naar Amelia. De sfeer in de groep lijkt rustig en het weer zit vandaag mee. We lopen vandaag zover we kunnen.

Er lopen hier nog best veel mensen rond, alsof het een doodnormale dag is. Het enige verschil is dat de mensen elkaar met grote bochten ontwijken en iedereen verschillende mondkapjes op heeft. Er rijden ook enorm veel politie bussen rond. Ik doe erg mijn best om geen lucht in te ademen en druk dus met mijn ene hand mijn mondkapje voor mijn mond. Met mijn andere hand klem ik mijn rugzak stevig tegen me aan. De schelle wind waait langs het groepje, wij lopen in tegenstelling tot de rest van de mensen op straat dicht bij elkaar. Want we hebben gehoord dat er veel criminelen rondlopen.

Veel ramen en deuren zijn stevig dichtgetimmerd met allerlei materialen. Op veel winkels hangen bordjes met: "gesloten". De stad ziet er somber en mistig uit. Maar vooral de stilte, op het getik van schoenen, het gehoest van de mensen en de schelle wind na. Bij elke windvlaag kruip ik wat dieper in mijn sweater en gaan er rillingen door mijn rug.

Na uren te hebben gelopen komen we aan in de buitenwijk van de stad, volgens de kaart. Ik hoor in de verte auto -en winkelalarmen loeien, we lopen over krakende stukken glas en het lijkt alsof dit deel van de stad overwoekert is door schaduwen. De buitenwijk bestaat uit enge vochtige steegjes en criminaliteit. Ik krijg rillingen over mijn rug als ik eraan denk wat hier rondloopt. Zonder te overleggen lopen John en Sam vooraan, Mira en ik in het midden en Seven vormt de achterhoede. Ik schichtig om me heen en de muffe geur van deze plek boort door mijn mondkapje.

We lopen een tijdje totdat Sam en John tot stilstand komen.

'Check dat!' Zegt Sam met een overslaande stem. We lopen naar Sam en John om te kijken wat er gebeurd is. Er ligt een vrouw op de stoep. Dood. Oh god, dit had ik niet hoeven zien. Haar mond is bedekt met bloed en haar hals ook. Het moet net gebeurd zijn, ze heeft haar mondkapje nog op en er wordt hier en daar nog wat bloed uit haar aderen gepompt. Het liefste wil ik nu wegrennen, in een hoekje gaan zitten en doen alsof er niks aan de hand is.

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu