H.11

957 62 23
                                    

Al gauw is het pikdonker en om half elf ligt iedereen te slapen. Ik eet mijn laatste hap van de chocolade reep op en besluit voor ik ook ga slapen nog gauw even op mijn mobieltje te kijken. Al smakkend kijk ik of ik nieuwe berichten heb... Niks.
Plotseling gaat mijn ringtone af en zie verrast dat mijn moeder me belt. Ik kruip van mijn stoel en loop een eindje weg van de slapende groep. Zo gauw als ik kan tik ik op opnemen.
'Mam?' Vraag ik.
'Nora?' Wordt er aan de andere kant geroepen.
'Mam? Mam is alles goed?' Vraag ik.
Het is even stil.
'Lieverd, als je dit hoort, ik denk niet dat ik het ga redden,' huilt mijn moeder's stem,
Mijn handen beginnen te trillen.
'die krankzinnigen zijn het ziekenhuis opnieuw binnengedrongen, en je vader is... dood-' haar adem stokt.
'Nee, mamma-' ook mijn adem stokt, door zacht gesnik.
'Lieverd, jij redt het wel!' Zegt ze.
'Mam, niet weggaan!' Zeg ik in paniek.
'Lieverd, ik zorg voor mezelf.'
'Mam, nee, niet ophangen!' Roep ik in paniek.
'Rustig aan, Nora, rustig ademhalen.-'
'Nee!' Onderbreek ik haar. 'Alsjeblieft niet ophangen!'
'Zorg goed voor Amelia, ik moet nu echt rennen en ik kom zo gauw mogelijk met de trein naar jullie!'
'Niet ophangen, Amelia is hier nie-' er wordt opgehangen.
Hevig snikkend luister ik naar de opeenvolgende piepen terwijl er tranen over mijn wangen rollen.
Ik hoor snelle voetstappen en al gauw knielt Seven voor me en kijkt me bezorgd aan.
'Hé, hé, wat is er gebeurd?' Fluister hij.
Ik begin alleen maar harder te huilen en mijn lichaam schokt ervan. Ik sla mijn mouwen voor mijn ogen. Ik weet niets uit te brengen.
'Sssh.' Hoor ik Seven zachtjes zeggen en pakt mijn mobiel en drukt op het rode knopje.
'M-mijn vader.' Ik kom niet verder met praten. De tranen blijven onophoudelijk stromen.
'Wat is er met je vader?' Vraagt Seven en wrijft over mijn schouders.
'M-mijn vader is dood.' Weet ik uit te brengen.
Seven schrikt en voor ik het weet liggen zijn armen om me heen en voel ik zijn warme lichaam tegen mijne aan.
'Die klote rot krankzinnigen!' Snif ik.
Seven laat me los en ik sla meteen mijn handen voor mijn betraande ogen.
Seven schuift naast me en wrijft met zijn ene hand over mijn bovenarm. Hij zegt niks, maar dat hoeft ook niet.

'Weet je, wat ik vertelde over mijn ouders, dat ze door die krankzinnigen vermoord zijn?' Vraagt Seven na een tijdje.
'Ik heb toen ook lang gehuild en mezelf opgesloten, dagen, weken lang.' Seven verteld verder.
'Maar eigenlijk hielp dat niet. Het enige waar ik eigenlijk, diep van binnen, behoefte naar had was iemand bij wie ik uit kon huilen...'
Ik kijk naar Seven op, er rolt een traan langs zijn wang, naar zijn kaak en drupt tot slot van zijn kin af. Hij snift.
'Sorry.' Zegt hij en veegt gauw het vocht van zijn gezicht.
'M-maar wat ik wil zeggen is, dat als er iets is dat ik er voor je ben.' Er rolt nog een traan van zijn wang, zijn lichtblauwe ogen schitteren nog meer door de tranen. Seven staat op en veegt geïrriteerd zijn tranen weg en loopt terug naar het kampvuur.
'Dankje.' Zeg ik zachtjes, ik vraag me af of hij het wel gehoord heeft. Wat hij zojuist gezegd heeft lijkt me enorm te helpen.
Na een tijdje sta ik sniffend op en loop ook terug naar het kampvuur. Seven ligt zo op zijn ligstoel dat ik niet kan zien of hij al slaapt. Ik laat me op de ligstoel zakken en sla de laag handdoeken als grote dekens over me heen. Voor de zekerheid gooi ik nog een handdoek in het vuur, zodat het warmer blijft vannacht. Al gauw val ik in slaap.

~

Ik word gewekt door Seven. Het is nog pikdonker en ik voel me verstijfd van de kou.
Dat is waar ook, we zouden halverwege de nacht verder gaan met de zoektocht naar Amelia. Hoewel ik enorm graag Amelia weer zou willen zien, staat mijn hoofd er bepaald niet naar. Ik voel me brak en ik heb nog steeds een enorme brok in mijn keel, het liefste wil ik in een hoekje zitten en huilen. Maar dat is geen optie.
'Hé, ik heb het de rest verteld, van je vader.' Zegt Seven. 'Sorry, misschien was het niet wat je zou willen, maar het leek me toch be-'
'Het is niet erg, bedankt voor je hulp nog.' Val ik hem in de rede. Hij knikt en zwijgend pak ik mijn spullen bij elkaar.
'Hé, het spijt me heel erg, van je vader.' Hoor ik een stem zeggen. Het is Sam, ze kauwt op een roze kauwgom en staart naar mijn schoenen.
'Bedankt.' Zeg ik en dwing een korte glimlach te laten zien.
'Nora, kom hier!' Hoor ik Mira zeggen, en al gauw voel ik dat ik in een omhelzen met Mira getrokken word. Ik vecht tegen de tranen.
'Die rot krankzinnigen ook.' Zegt ze en wrijft over mijn rug. Ik knijp mijn ogen dicht om meer tranen te voorkomen, we moeten verder.
'Als er iets is moet je altijd naar me toe komen, beloofd?' Vraagt Mira, laat me los en kijkt me recht in mijn vochtige ogen. Ik knik en pers er ook dit keer een glimlach uit.
'Gecondoleerd agressieveling, ik ben er ook voor je hoor.' Zegt John met een scheve glimlach en klopt op mijn schouder.

Niet veel later lopen we alweer in een stevig tempo door de ijzige kou van de winternacht. De wind suist langs mijn oren, dit moet wel de koudste dag zijn sinds tijden. Sam en Mira lopen aan mijn beide zijden en John en Seven vormen de voor en de achterhoede.
Na een uur of drie lopen is het landschap onveranderd. De zanderige, maar ijskoude, ondergrond is precies hetzelfde. Het enige verschil is dat er nu niks is. Het landschap is op de mist en de ondergrond leeg. Gewoonweg leeg. Op wat dor struikgewas na dan.
'Zeg, John, dit is volgens mij de derde keer dat we langs dat struikje zijn gelopen!' Mompel ik. John sputtert wat tegen maar Sam en Mira zijn het wel met me eens.
'Inderdaad, John geef het maar toe, we zijn verdwaald.' Zegt Sam en slaat haar armen in haar zij.
John kijkt geërgerd om zich heen. 'Ga jij maar eens in de mist, in niemandsland vrolijk rondwandelen!' Zegt hij boos en gooit zijn gespierde armen de lucht in, die vervolgens in zijn haar terecht komen.
'Als je het even eerder gezegd had, hadden we onze energie niet voor niets uren gebruikt!' Zegt Sam, en ze heeft gelijk ook.
'En als we naar de stand van de zon kijken?' Vraagt Seven.
'Waar zie jij de zon, Zeven?' Snauwt John en wijst naar de dikke mistlaag boven onze hoofden.
'Het is Seven.' Mompelt Seven zacht.
'Misschien kan ik jullie helpen?' Horen we een nog onbekende stem plots zeggen. We draaien ons geschrokken om.
Meteen grijpen Mira en John hun revolvers. Onhandig rits ik mijn rugzak open en grijp mijn revolver ook.
Voor ons staat een krankzinnige man, hij ziet er verwaarloost uit. Terwijl hij zijn gele tanden grijnzend ontbloot zie ik de spiraal op zijn rechter bovenarm. Zijn huid is op sommige plekken grijs, zijn haar zit door de war en onder zijn nagels zitten donkere randen. Ik wil niet eens weten waarvan dat komt, toch vraag ik me walgend af of het bloed is.
Het opvallende is dat zijn shirt, met drie kruizen erop, blinkschoon is.
'Ik zou niet schieten als ik jullie was...' Lacht hij nerveus. Zijn ogen kijken hulpeloos, maar iets in zijn blik geeft hem ook weer veel zelfvertrouwen.
'Het is d'r weer zo een, net als die vrouw.' Sist John.
'Ik geef jullie alleen een hint,' mompelt de man, 'maar ik wil wel een revolver van een van jullie.'
'Geen sprake van!' Zegt Mira.
'Maar we moeten toch weten waar we heen gaan!' Vraag ik.
'Wie weet wat die krankzinnige uithaalt met die revolver.' Zegt Mira.
Seven stapt wat onzeker naar voren.
'We willen een eerlijke deal, geen grappen dus.' Zegt Seven tegen de man.
'Geen grappen, geen grappen.' Zegt de man vaag en frummelt in zijn broekzak, opgelucht haalt hij er een klein papiertje uit.
'Nu wil ik de revolver, dan lees ik voor wat hier staat, geen grappen.' Vervolgt de man.
De groep kijkt elkaar twijfelend aan. Ik kan er niet langer tegen en geef de man mijn revolver.
'Nora!' Hoor ik wat stemmen zeggen. De man ontbloot weer zijn tanden, en ik vraag me af of dit de juiste keuze was.
De man schraapt kort zijn keel en begint voor te lezen.
"Ga door het dorp, en niet erlangs. Erlangs zal jullie dood worden."
'Was dat het?' Snauwt John tegen de man.
'En waar moeten we heen om naar het dorp te komen?' Vraagt Seven.
De man wijst met trillende armen naar rechts, hij lijkt plotseling zenuwachtig te worden en tikt met zijn nagels op het metaal van de revolver.
'Geen grappen.' Mompelt hij, hij laadt zijn revolver in een seconde en brengt hem naar zijn borstkas, die hevig op en neer gaat. Hij schiet en valt binnen de kortste tijd neer op de grond.
Ik draai gauw mijn hoofd weg.
'Dat waren we eventjes vergeten.' Mompelt Sam alleen.
Als ik me weer omdraai, wat ik beter niet had kunnen doen, zie ik nu ook bloed uit zijn mond stromen.
Kokhalzend draai ik me om en mijn maag krimpt ineen. Ik buk naar voren en duw mijn handen naar mijn maag.
'Gaat het?' Vraagt Mira en rent naar me toe.
Ik schud mijn hoofd alleen en probeer het beeld voor mijn netvlies weg te krijgen.
Mira stelt me gerust en na wat slokken water zijn de kotsneigingen verdwenen.
Zoals de man, ofwel: de dode krankzinnige, vertelde vervolgen we onze weg naar "rechts".

✖✖✖
Heeei!
Officieel verlost van school voor... Een hele lange tijd!
Maar ik ga binnenkort op vakantie, dus ik ga natuurlijk heeeeeel erg genieten daar en niet te veel schrijven denk ik.
(Niet bang zijn, ik heb daarna weer heel wat weken om eens goed te updaten!)
Dus ik weet niet of je veel hoofdstukken kan verwachten, misschien ook wel! :) (maar misschien ook niet :0)

Even tussen ons, Seven is wel echt een bae, toch? >:D

Tot het volgende hoofdstuk en succes met de hittegolf!
Xjes Laura!

The VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu