Acht

862 66 2
                                    

Even voelde ik de neiging om naar hem te schreeuwen. Hem te vragen waarom ik hier was. Wat er met Tyler gebeurd was. Waarom Lilly hem soms leek te vrezen. Maar de blik in zijn ogen weerhield me ervan. Scherp, alsof hij naar een prooi keek. Ik slikte. De gedachte drong verder tot me door en plotseling wist ik dat ik gelijk had. Ík was zijn prooi.
Geen angst.  Ik keek hem weer met opgeheven hoofd aan. Hij keek van zijn stuk gebracht terug. Een kleine grijns viel toch niet te onderdrukken en bereikte mijn gezicht. 'Je broertje had gelijk, weet je dat?' Nu was ik degene die verbaasd terug kon kijken. Wat had Tyler gezegd?
Zijn hand verborg zich in mijn haar en ik verstijfde. Hij grijnsde ongegeneerd terug. Ik deed een stap achteruit om aan zijn handen te ontkomen. Hij keek me beledigd aan en liet zijn hand toen slap langs zijn zij vallen. Ik moest hier zo snel mogelijk wegkomen. 'Hij zij al dat je mooi was, maar ik dacht toch echt dat hij overdreef.' Alles in mijn lichaam werd langzaam koud. Bijna was ik er zeker van dat mijn ogen hetzelfde zouden weerspiegelen.
Zelf had ik mezelf nooit helemaal als "mooi" bestempeld. Mijn donkerrode haar was in een sterk contrast met mijn grauwe huid. Ik zag er altijd uit alsof ik ziekig was. Alsof het niet helemaal goed met me ging. Misschien zelfs alsof ik geschrokken was. Wat nog minder bij mijn haar paste, waren mijn ogen. Helder groen, bijna doorzichtig. Meestal keken ze mensen vernietigend aan. Mijn lengte was nogal gering. Ik was de kleinste,  misschien de op een na kleinste van de klas. Kortom; niet echt een aandachttrekker op school, maar daar was ik tevreden mee.
'En je ruikt veel te lekker om te weerstaan.' Ik keek weer naar hem op, merkend dat zijn gezicht veel dichterbij was dan eerder. Weer zette ik een paar stappen achteruit. Een muur weerhield me ervan verder te lopen. 'Als ratten in de val, zo zei mijn oom het altijd. Totdat jullie hem zo nodig aan moesten vallen natuurlijk.' Hij rolt met zijn ogen. 'En nu, nu zullen jullie ervoor boeten.' Hij boog zich voorover. Hij duwde zijn hoofd in mijn nek. Ik gaf hem een trap, maar het leek hem niet te deren. Integendeel zelfs, hij moest grinniken. 'Waarom denken jullie toch altijd dat jullie kunnen ontsnappen?'
Hij pakte mijn handen vast en er trok een rilling doorheen. Zijn handen waren belachelijk koud. maar lang kon ik daaraan niet besteden. Ik voelde een allesoverheersende pijn in mijn hals. Ik gilde en trapte, maar werd niet losgelaten. Niet, totdat er een sterke stem de zaal heen schalde. Eentje die gebood om mij los te laten. Ik was hem er dankbaar voor, ook al wist ik niet wie het was. De jongen trok zich langzaam terug uit mijn hals, grommend en met bloed om zijn mond. Zijn roofdierogen waren het enige wat ik zag, voordat alles in duisternis verdween.  


Dinner With A NightmareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu