Negen

871 66 0
                                    

Het licht verblinde me. Verzwolg me. At me als het ware op. Ik kneep mijn ogen gelijk weer stijfdicht. Een schelle vrouwenstem schreeuwde mijn naam, maar de rest kon ik niet verstaan. Mijn lichaam viel weer in het aangename zwart. Geen geluiden, geen stemmen, niks. Rust. En toen werd alles weer ruw onderbroken. Met een schok vlogen mijn ogen open, toen ik stemmen kon onderscheiden. De eerste was van Lilly. Ze riep wat naar de andere personen, wat neerkwam op een scheldtirade. De tweede stem antwoordde woedend, vertelde haar dat het niet zijn schuld. Ik moest even zoeken om die stem te herkennen, maar toen drong het met een klap tot me door. Nee! Dat was niet mogelijk. Mensen kunnen andere mensen niet leegdrinken. Gewoon onmogelijk. Ik wilde weg, maar mijn lichaam reageerde niet.
De derde stem was het gemakkelijkst te plaatsen. Ik kende hem al zijn hele leven. Tyler. Mijn broertje. Degenen die me blijkbaar had gegeven aan "zijne koninklijke hoogheid". Ik kon het niet aan hem zo te zien. Hij zag er niet treurig uit, eerder alsof het hem totaal niks kon schelen. Wat hij dus ook zei. Mijn vingers bewogen. Ze hadden niet door dat ik wakker was. Hadden niet door dat ik elk woord van wat ze zeiden, perfect kon horen. Alle woorden echoden meerdere malen door mijn hoofd.
'Het maakt me niet uit. Regelen jullie het maar.' zei mijn broertje verveeld en liep de kamer uit. Mij achterlaten met een psychopaat en een meisje dat hem nooit tegen zou kunnen houden. Ik wist niet of dat beter of niet was. Het boeide hem immers niet. Ík boeide hem niet meer. 'Kijk niet naar mij alsof het mijn schuld is.' was het enige wat het roofdier zei.
Mijn lichaam reageerde eindelijk op mijn smeekbedes. Ik stond op en vluchtte naar de eerste deur die ik zag. Toen ik hem opentrok, hield iemand hem tegen. De deur klapte gelijk weer terug. Met knikkende knieën, liet ik me neerzinken op de vloer. Mijn tranen hadden een eigen wil. Gingen hun eigen gang. En stroomden dus ongegeneerd over mijn wangen heen. Uit angst. Verdriet. Ongeluk. Ongeloof. 
'Laat haar gewoon gaan.' schreeuwde Lilly. 'Waarom zou ik?' luidde het cynische antwoord van het roofdier. Ondertussen kon ik alleen maar piepende geluiden uitbrengen. Ik moest hier weg zien te komen. Nu. Ik begon te hyperventileren. Lilly keek me bezorgd aan, maar daar kon ik me niet druk om maken. Het roofdier keek me eerder verbaasd aan, daar focuste ik me op.
Ik keek hem aan terwijl de randen van mijn gezichtsveld zwart werden. Toen de helft zwart was met witte randjes. Toen alles verloren leek. En toen mijn zicht weg was, waarschijnlijk ook. Ik probeerde mezelf over te geven aan het prettige duister. Geen emoties. Geen problemen. En ik was daar ook heel goed me bezig, totdat een stem me weer uit de duisternis trok.


Dinner With A NightmareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu