Toen ik mijn ogen opende was het donker. Zo donker dat ik niet kon zien waar ik was of met wie. Ook al kon ik die laatste vraag zeker beantwoorden. Sylvain. En dat antwoord beviel me helemaal niet. Ik wist niet hoe hij het had gedaan, maar we waren op dit moment heel ergens anders dan net. We waren niet meer op het dak, maar ergens in een donkere, muf ruikende kamer. Ik wist ook niet wanneer ik mijn ogen had dichtgedaan, maar ik wist dat het gebeurd was.
'Je bent toch niet bang in het donker?' vroeg een stem naast mijn oor. Ik kon zijn adem in mijn nek voelen. En ik wist wat er zich in die mond bevond. Tanden. Loeischerpe tanden die mijn huid gemakkelijk konden doorboren. Of zouden doorboren.
'Je ruikt zo lekker.' zei hij, precies zoals ik had voorspeld. Wat ik niet had voorspeld was dat hij me op iets zachts zo duwen en pas daarna zou bijten. Ik piepte op het moment dat hij zijn tanden in mijn nek zette. Hij stootte iets uit wat op een lachje leek en begon toen te zuigen.Twee uur later hees ik mezelf uit het bad. Compleet vermoeid. Leeggezogen. Letterlijk en figuurlijk. Het water was rood, zoals ik zag toen ik een handdoek om me heensloeg. Er lag een stapeltje kleren klaar in de kamer toen ik aankwam, maar verder was er niet veel te zien.
Een bed, een raam en een kast. Het bed waar ik net op was geduwd. Het raam waardoor we vermoedelijk waren binnen waren gekomen. De kast waar misschien de kleren vandaan kwamen, stond in een hoek van de grote kamer. Ik bekeek het bed waar ik net gelegen had, en het bloed dat er op lag. Míjn bloed. Het bloed dat hij gedronken had.
Er klopte iemand twee keer op de deur. De badkamer deur. En ik had mijn kleren nog niet eens aan. 'Geef me vijf minuten.' schreeuwde ik en trok snel mijn kleren aan. De deur vloog open. 'Je vijf minuten zijn voorbij.' zei hij glimlachend, terwijl hij nonchalant tegen de deurpost leunde. Hij, degene die niet eens de eerste is die mij deze maand had ontvoerd. Het moest niet zo gaan zoals de vorige keer. Niet zo dat ik bevriend raak met de zus van mijn uiteindelijke kidnapper. Niet zo dat ik verliefd word op mijn kidnapper.
Ik stond te trillen op mijn benen, maar keek hem toch aan. Hopelijk strijdlustig. Niet te zwak. Hij moest niet weer bijten. Als hij weer zou bijten zou ik een probleem hebben. Een heel groot probleem zelfs. Helemaal geen leven meer. Alleen maar duisternis, voor de rest van mijn leven. Of nog erger; als hij veel te veel bloed uit mijn lichaam zoog, wat zou hij dan met mij doen? Zou hij mij dan laten sterven? Of zou hij iets doen wat nog veel erger was? Zou hij mij net zoals hem maken?
Ik rilde alleen al bij de gedachte. En dat was dan ook het moment waarop ik door mijn benen heen zakte. Hij was, zoals verwacht, niet eens te laat om me op te vangen. Mijn knieën raakte de grond nog niet, of hij was er al. 'Kom op, we moeten je in dat bed zien te krijgen.' zei hij en tilde me op. Ik kon er nog net genoeg energie uit krijgen om een paar laatste woorden te zeggen. 'Niet in dat bed. Te veel bloed.' Hij glimlachte, maar dat kon ook al in mijn droom zijn. 'Zal ik doen.' zei hij, maar ik wist niet zeker of het hem wel echt was. Ik wist niet zeker of ik echt had gezegd wat ik nu zei. 'Raak me niet aan.'
JE LEEST
Dinner With A Nightmare
VampireVoor de zestienjarige Larissa is het leven niet gemakkelijk. Ze woont bij haar vader en stiefmonster. Haar jongere broertje is sinds kort vermist. En haar droomjongen ziet haar niet staan. Maar dat alles valt in het niet bij wat ze dan meemaakt. Ze...