veertien

788 56 1
                                    

De rest van de dag was ik vooral bezig met een beetje lummelen. Er was niemand. Er kwam niemand. Ik kende niemand. En ik had geen behoefte aan het gezelschap van koning Roofdier of prins Roofdier. Dus toen de avond viel, zat ik nog steeds in mijn kamer. Mijn maag rommelde en ik besloot dat ik maar eens moest gaan kijken of roofdieren ook een keuken hadden. Dus sloop ik de gang op, er bijna zeker van dat ik er wel een tegen zou komen.
De gangen hier waren oneindig lang en de muren waren bekleed met zachte rode en zwarte stoffen. Ik liep met mijn hand langs de muur naar waar dan ook. Drie trappen naar beneden en ik kwam voor een gesloten deur te staan. Twee gangen naar rechts en ik kwam aan bij een aantal slaapkamers. Twee trappen omhoog en het liep dood, op een luik in het plafond na dan. Ik ging weer een trap naar beneden en keek de gangen door. Inmiddels was ik alweer vergeten op welke verdieping ik zat. Misschien de begane grond, ervan uitgaand dat mijn slaapkamer op de eerste verdieping zat. Ik liep de gang door, die dood liep, en ging toen weer naar de trap toe.
'Waar denk jij heen te gaan?' klonk ineens een stem achter me. Met kippenvel op mijn armen, draaide ik me om. De Roofprins keek me aan. Zijn ogen glommen door het licht van het lampje dat op de gang hing. 'Ik eh... zocht de keuken.' Hij kijkt me onderzoekend aan. 'Maar die is hier blijkbaar niet.' vervolg ik zenuwachtig. 'Je bent gespannen.' mompelt hij. Ik kan hem alleen maar verward aanstaren. 'Waarom?' vervolgt hij en op dat moment valt mijn mond echt bijna open.
'Waarom?' piep ik. Hij knikt geïrriteerd. 'Ja, je hebt me gehoord toch?' Ik knik. "Misschien omdat degene die in mijn nek heeft gebeten en mijn bloed dronk, nu voor me staat!" wil ik uitschreeuwen. Hij kijkt me met grote ogen aan. Opeens besef ik dat ik het wel hardop gezegd moet hebben. Mijn wangen worden langzaam warm. Niks aan de hand, houd ik mezelf voor. Maar wie houd ik daarmee voor de gek?
Roofdierprins begint te lachen. En dan bedoel ik niet zachtjes, maar echt hard. Zijn tanden zijn zo goed zichtbaar en spontaan begin ik weer te huiveren. Ik loop zachtjes achteruit de trap op. Maar als ik me omdraai, staat hij er weer. En nu lacht hij niet meer. 'Kom op meisje. Jij zocht de keuken, dan breng ik je naar de keuken.' Hij trekt me aan mijn hand mee de trap op, terwijl ik me aan het afvragen ben of ik in zijn verhaaltje de keuken ben.


Dinner With A NightmareWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu