Zwakte - Deel XXIII

50 5 1
                                    

Met mijn hart bonzend in mijn keel en met bevende stem had ik afgelegd en Eric verteld wat mijn moeder me gezegd had. Daarop had hij maar met twee woorden gereageerd: "Welke kliniek?". Hij was al rechtgestaan en had al naar zijn sleutels gegrepen en me vragend aangekeken. Ik had er initieel willen tegenin gaan en hem zeggen dat ik zelfs wel zou rijden, maar ik was te versuft geweest, te bang voor het leven van de vader die ik altijd graag gezien had, dat ik niet te veel kon protesteren, zelfs al had ik het gewild. Daarenboven had een rationeel stemmetje in mij me er eveneens aan herinnerd dat het moeilijk zou zijn om in deze staat te rijden en dat ik nog later of helemaal niet ter plaatse zou zijn als ik onderweg een ongeval moest tegenkomen. Dus had ik woordeloos mijn jas genomen terwijl Eric hetzelfde deed en waren we even stil in zijn auto gestapt en vertrokken richting Genk.

Ik was zo dankbaar voor hem, al kon ik het op dat moment niet uitdrukken, terwijl ik in de passagiersstoel zat en de wereld buiten het raam aan me voorbij liet gaan. Ik tikte nerveus met mijn voet tegen het autotapijt en was onwillekeurig aan een dun los velletje naast mijn duimnagel beginnen kauwen. Ik was geen nagelbijter, maar als ik heel erg nerveus was, wat als rechercheur eigenlijk nog zelden gebeurde, kauwde ik vaak op mijn vingertoppen.

De autorit was grotendeels in stilte verlopen, maar dat was oké. De stilte was ondanks alles niet vreemd en zelfs geruststellend geweest. We hadden net de afrit van de autostrade genomen toen ik een diepe stem naast me hoorde die mijn gedachten binnendrong, angstige gedachten gevuld met doemscenario's die ik niet kon tegenhouden. "Ik ben hier voor u, eh. Vergeet da nie. Ge kunt altijd bij mij terecht, ongeacht onderwerp of tijdstip. Hoe meer gij spreekt, hoe meer ik luister. Als gij om 4 uur 's nachts over de opwarming van de aarde wilt babbelen, dan praten we om 4 uur 's nachts over de opwarming van de aarde. Als ge mij nodig hebt, ben ik nooit ver weg van u."

Ik keek naar hem met tranen in mijn ogen. Ik had liefde gekend in mijn leven. Ik geloofde oprecht dat mijn ex-man van me gehouden had. Ik had andere liefde gekend. Ik had echter nooit zulke onvoorwaardelijkheid in liefde gevoeld als toen, met de standvastigheid die hij uitstraalde en de woorden die hij sprak. Ik kon niet spreken. Ik kon de brok in mijn keel niet meteen wegslikken. Dus deed ik wat ik kon en reikte ik voor zijn hand op de versnellingspook. Hoewel het afgeraden werd om niet steeds beide handen op het stuur te hebben, had Eric vaak zijn rechterhand op de versnellingspook zodat hij die niet meer naar daar moest brengen om te schakelen. Ik liet mijn hand op de zijne rusten, mijn vingers lichtjes tussen de zijne gewrongen zodat we elkaars hand op een vreemde manier vasthielden. Hij kneep één keer, twee keer, alsof hij me kracht wilde geven terwijl we de parking opreden en parkeerden.

Ik wachtte terwijl hij een ticket nam en dankte diep in mij de sterren omdat dat waarschijnlijk betekende dat hij bij mij zou blijven, en ik had hem echt nodig op dat moment. We gingen samen het ziekenhuis binnen, zij aan zij. Ik had zijn hand intussen losgelaten in het uitstappen en dergelijke, maar ik voelde het gemis heel erg. Ik bedacht me net dat ik niet eens wist waar ik zou moeten beginnen zoeken toen ik een verpleegster een gang zag verlaten en besloot haar om hulp te vragen met de informatie dat mijn vader onwel geworden was en daar binnengebracht zou zijn. Ze had me gewenkt. Ik had geluk gehad dat ik in het grote ziekenhuis net verplegend personeel tegen het lijf gelopen was dat hem had zien binnenkomen. Hoe waarschijnlijk was dat?

Ik was me amper bewust van de deuren en de gangen die we doorgingen tot ze me in een soort van wachtruimte bracht die ik vaag herkende van toen ik als kind mijn tenen gebroken had bij een belachelijke domme val en ik naar spoed gebracht was door mijn ouders. Ik was me helemaal niet bewust van de verpleegster die weer verdween terwijl we tot stilstand kwamen en ik mijn moeder zag, schreeuwend en huilend in de armen van een spoedarts die net bij haar gekomen leek te zijn. Ik was te laat. Ik wist het.

De schok deed me door mijn knieën gaan terwijl mijn ogen zich vulden met tranen, tranen en nog eens tranen die al snel over mijn wangen stroomden. Een mantra van het woord 'nee' was al wat ik kon zeggen tussen mijn gesnik door. Ik was me heel erg bewust van Erics armen rond mij, die me vasthielden terwijl ik in stukken leek te spatten. Hij kon mij en mijn verdriet echter niet houden, en hij moest me wel laten gaan. Dat deed hij niet zonder samen met mij op zijn knieën te gaan en me dicht tegen zich aan te houden. Het leek of mijn hart uit mijn lijf gerukt was en ik tegelijkertijd niets meer voelde, gek van verdriet en verlies. Eric was de enige steun die me nog ongeveer recht hield.

ZwakteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu