Zwakte - Deel XXXI

68 2 0
                                    

Tranen liepen over mijn wangen terwijl ik mijn ogen op de baan voor me gericht hield, zoals ik de voorbije uren gedaan had. Ik had geen concept van tijd of van omgeving. Ik voelde amper hoe mijn pyjamabroek en t-shirt en mijn lange losse haar aan mijn lijf plakten van de stortbui waar ik doorgelopen was om mijn auto, die geparkeerd was aan de straat, te bereiken.

Het was midden januari en ijzig koud, gedurende de nacht ver onder de nultemperatuur, en dus was er weinig opdrogen aan geweest, maar ik voelde de kou niet. Ik voelde niets en tegelijkertijd leek het alsof elk kleinste oppervlak van me, intern en extern, met speldenkopjes aangevallen werd, wat een withete pijn in me creëerde die me tot op het puntje van krankzinnigheid bracht, alsof er white noise in mijn oren suisde als ik de pijn niet verzachte met keiharde muziek met sterke beat die in mijn oren en trommelvliezen dramde.

Het was ruim achttien jaar geleden dat ik mijn toevlucht tot dit gezocht had, maar ik had thuis weg gemoeten. Ik was de muren opgelopen, en het enige wat me op die momenten nog kon helpen was een rush van adrenaline. Die had ik in mijn jongere jaren op deze manier gevonden, voor ik bij de politie ging en die dingen opgeborgen had in mijn ziel en mijn verleden. Nu had ik geen andere keuze meer gehad dan ze eruit te laten komen, echter. Ik dwong de flarden van angstige beelden uit mijn nachtmerrie naar verre hoeken van mijn bewustzijn. Eric die neergeschoten werd en achterover viel. Eric die bloedend aan mijn knieën lag, geen hulp die nog op tijd kon komen. Eric die in zijn laatste adem zei dat het mijn eigen fout was dat we geen tijd samen gehad hadden omdat ik te zwak was om het voor mezelf toe te geven. Te zwak.

De nachtelijke leegte op de rijbaan liet me toe om met plankgas over het asfalt te scheren terwijl ik slalomde tussen het weinig andere verkeer en hun eigen voertuig waarschijnlijk daverend achterliet terwijl de bestuurders zich afvroegen welke gek ik was. Mijn hart bonkte in mijn borst en in mijn keel, tegenop de ondertonen van de muziek die weergalmde uit de radio van een specifieke muzieklijst op de USB-drive waarop ik doorheen de jaren ruim duizenden singles verzameld had. Deze muzieklijst was degene waar ik naar luisterde als ik van streek en alleen was. En blijkbaar degene die paste bij mijn risicovolle duivelssnelheden.

Als ik aan deze snelheid (of zelfs de helft) ergens tegenaan knalde, zou ik er niet meer zijn. Het zou in een klap voorbij zijn. En toch voelde het veiliger zo lang ik bleef rijden en de adrenaline mijn gedachten overnam. Ik mocht niet stoppen. Ik snikte terwijl ik mijn tankinhoud bekeek en wist dat ik vroeg of laat wel gedwongen zou zijn om wel te stoppen.

Ik mocht dan wel een goede chauffeur zijn -- mijn vader had me leren rijden op een defensieve, beheerste maar zelfverzekerde manier -- en met mijn huidige job nog eens extra getraind in mijn rijvaardigheden, tegen zulke snelheden was elke kleine fout, al dan niet van mezelf of van iemand anders, fataal. Ik hield van het gevaar. Ik hield van de controle. Waarschijnlijk was deel van de reden waarom ik rechercheur geworden was gerelateerd aan mijn verlangen om controle te hebben en houden.

In dat moment dacht ik niet aan mijn kinderen, en als ik al aan hen dacht, geloofde ik dat ze beter af waren zonder een gebroken scherf als moeder, beter af met hun vader en diens nieuwe vriendin, als dit fout moest lopen. Zij waren erin geslaagd om niet verscheurd te worden tussen gevoelens tot het hun dromen en realiteit overnam en hen compleet gek maakte met twijfel en onzekerheid, angst en woede. Zij hadden elkaar gevonden en waren gelukkig samen. Zij konden het. Niets hield hen tegen, terwijl er zo veel was dat mij tegenhield, al wist ik dat de sterkste factor daarin ikzelf was.

Er was iets in me geknapt, en de twee uiteinden bleven los wapperen in de gure nachtwind en hadden elkaar niet teruggevonden toen ik de grens naar Duitsland overgestoken was en verder en verder wegreed van de omgeving die ik kende en waar ik mijn weg kon terugvinden, met niets behalve mezelf en de kleren die ik droeg. Ik was niet eens zeker of ik enige identificatie bij me had als ze me moesten tegenhouden, wat waarschijnlijk was gezien mijn rijgedrag en onwaarschijnlijk gezien het feit dat ik in Duitsland was en dat het nacht was. Ik reed overal en nergens. Ik had geen richting of eindbestemming, wist alleen dat ik niet kon of mocht stoppen.

ZwakteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu