Zwakte - Deel VII

165 7 5
                                    

Eric had maar weinig gezegd, sinds ik hem in vertrouwen verteld had over mijn verzoek om zo snel mogelijk naar een ander team, ander korps, overgeplaatst te worden. Ik had het meeste respect voor hem omdat hij mij wilde sparen en duidelijk zijn best deed om me niet te overweldigen met de vele vragen die ongetwijfeld in zijn hoofd rondspookten naar aanleiding van mijn aankondiging, in mijn huidige situatie, al kon ik steeds in zijn ogen zien dat hij het er moeilijk mee had. Een deel van mij wou dat hij voor me vocht, en een ander was opgelucht dat hij de beslissing niet moeilijker maakte dan ze was. Die beslissing hield in dat ik niet langer kon terugvallen op Eric als een laatste vaste constante maar puur op mijzelf aangewezen was om, zowel op persoonlijk vlak als op werkvlak, mezelf weer uit te vinden, in elke rol die ik innam in mijn leven. Als vrouw. Als moeder. Als hoofdinspecteur en rechercheur. Als mens. Een losse spiraal van gedachten in mijn hoofd deed de vraag rijzen of Erics intense gelatenheid misschien te maken had met een schuldgevoel van zijn kant.

Werner en ik hadden de avond daarvoor nog een gesprek met de notaris gehad in verband met de scheidingsaanvraag en alle documenten die daarvoor in orde gebracht moesten worden. Ik wist wel dat het allemaal geen zin had om dat onvermijdelijke uit te stellen en dat we met het oog op onze kinderen best zo snel mogelijk weer een stabiele omgeving creëerden, al zou het voor hen meer een feit zijn van een thuis bij mij en bij Werner te vinden, apart. Ik wist dat alles dan wel, maar dat maakte de situatie er zeker niet makkelijker op. Ik was mentaal en fysiek echt zo uitgeput... dat ik om 21u20 in slaap gevallen was, op de zetel. In het holst van de nacht was ik uiteindelijk wakker geschrokken met een stijve nek en een pijnlijke rug. Ik had me naar mijn bed gesleept met de hoop daar nog enkele uurtjes meer te slapen, iets comfortabeler. De pijn was er wel niet erger door geworden, maar ze was evenmin verbeterd. Ik wist dat ik er nog minstens enkele dagen last van zou hebben.

Wellicht was het dat gesprek met de notaris dat in mijn onderbewustzijn een dam gebroken had; nu kon ik de finaliteit van de hele situatie niet langer meer ontkennen en was ik gedwongen om dat laatste sprankeltje hoop eveneens op te bergen, dat mijn huwelijk met Werner het misschien te boven zou komen. Iets vanbinnen zei mij dat het misschien toch beter zo was, maar naar dat logisch redenerende stemmetje werd onderdrukt door een heel intens gevoel dat ik gefaald had als echtgenote.

Ik voelde mij in meer opzichten gefaald. Ik voelde mij in mijn huwelijk gefaald, en als mama... en deels als collega, besefte ik, het moment dat ik mijn blik over de kleine menigte aan de tafel liet glijden terwijl ze babbelden en aten en ik zelf geen hap door mijn keel kreeg. Binnen enkele dagen zou ik hier met een doos met al mijn persoonlijke dingetjes buiten wandelen en geen idee hebben wanneer, zelfs of, ik zou terugkeren. Begin volgende maand –– en de huidige was stilaan al op haar einde aan het lopen! –– zou ik in de ochtend naar Leuven aanzetten, niet naar Dilbeek. Weken geleden had ik mee getaterd en gelachen en had ik niet durven dromen dat ik hier zou terechtkomen, maar het was nu zo, en de enige manier om ermee om te gaan... was mijzelf erdoorheen worstelen, eender hoe. Ondanks dat besef greep de emotie me om de keel en dat blijvende gevoel dat alles veel te snel en veel te hard gegaan was.

Elke dag opnieuw legde ik mijn leven in de handen van deze mensen, gedurende interventies –– en in Erics natuurlijk nog een tikkeltje meer, gezien het feit dat hij mijn vaste partner was. Ik bedacht me net dat ik misschien een beetje te veel van mijzelf in zijn handen had gelegd daar in dat veel te kleine toilethokje, enkele weken daarvoor. Ik liet mijzelf niet toe op die specifieke gedachtesprong in te gaan. Ik had er niet eens echt bij stilgestaan, hoe ik het de collega's zou vertellen, of wanneer. Na al die jaren, met de ene al meer dan met de andere, vond ik dat ze het verdienden het nieuws van mij zelf te vernemen. Via e-mail zou ik de niet-aanwezigen wel verder inlichten. Een zekere nervositeit speelde toch in mijn binnenste; het voelde alsof mijn ingewanden in een vast bolletje gewikkeld waren dat alleen ontbonden kon worden het moment dat ik gezegd had wat ik moest zeggen.

Ik liet mijn blik over de tafel glijden en de collega's die datzelfde moment hun werkdag onderbroken hadden om te lunchen en schraapte mijn keel net luid genoeg om de aandacht te trekken. Meteen zag ik Koen en Lotte, Robin, Tom en Femke hun lopende gesprekken onderbreken, hun attentiviteit op mij gericht. Ik had eigenlijk niet geluisterd naar de onderwerpen.

"Oei, Brigitte, ge hebt precies een bikke een droge keel. Tenacht te veel geroepen misschien?" bracht Koen in.

Hoewel die woorden insloegen als een mokerslag wist ik mezelf vrij goed te bedwingen. Ik ging er niet verder op in. Koen had geen idee van al wat er in mijn privéleven op til was –– niemand buiten Eric en deels de commissaris –– dus kon ik hem moeilijk iets verwijten. Zelfs Eric had ik maar beperkt ingelicht. Hij wist dat ik al mobiliteit aangevraagd had naar aanleiding van mijn huidige situatie (waarover ik tegen de chef weinig gerept had toen ik hem op de hoogte bracht), maar niet meer dan dat. Ik ging uit van de veronderstelling dat hij zich de rest wel kon inbeelden. Eric Buelens was geen uil en had als rechercheur bij de politie een ongelooflijk inlevingsvermogen. De rest van de collega's zou niet meer dan de chef weten –– nog niet alleszins.

Ik kon Eric, die rechts van mij zat, niet aankijken. "Mannekes, euh... Ik weet eigenlijk nie hoe dat ik het moet zeggen, ma..."

"Gewoon uitspeken, Brigitte!" adviseerde Koen, en ik moest onbewust lachen toen ik zag dat Lotte hem daarop een goeie elleboogstoot gaf, omdat hij het weer in het onnozele moest gaan trekken. Ik vroeg mij even af of de andere vrouw misschien doorhad dat het een minder lachwekkend iets betrof.

"Awel," vervolgde ik. "Ik euh... Ik switch vanaf komende vrijdag naar de Leuvense recherchedienst. Werner en ik zijn uit mekaar en mijn privéleven is dus e beetje ne grote chaos momenteel. Ik heb efkes nood aan iets anders dan wa ik altijd gekend heb en moet mijneige opnieuw uitvinden. Of het een permanente beslissing is, da kan ik nu nie zeggen, ma momenteel voel ik da da is wa ik moet doen."

Ik had er niet te veel over uitgeweid, over hoe en waarom, maar was toch 'eerlijk informatief' geweest.

Een stilte viel over de lengte van de tafel, en het enige geluid dat hoorbaar was, was Koens verwarde gestamel. Mijn hoofd werd op dat moment door het onophoudelijk luide gesuis van mijn versnelde hartslag overweldigd, zodat ik niet echt meer kon focussen op wat Koen me trachtte te zeggen, al had ik dat gewild.

Ik forceerde een glimlach en hoopte dat deze verontschuldigend genoeg overkwam terwijl ik mijn boterhammendoosje, waarvan ik de inhoud eigenlijk amper had aangeraakt, nam en de ruimte verliet. Ik had echt nood aan lucht.

Ik wist dat Eric me iedere andere keer achterna zou zijn gekomen om me gerust te stellen en zeker te zijn dat ik oké was, zoals hij in het verleden reeds enkele keren had gedaan als bepaalde zware zaken me net iets te hard aangegrepen hadden. Ditmaal, voor het eerst in al die tijd dat we collega's en vrienden waren, kwam Eric niet achterna. Misschien was het wel... 'beter' zo...

ZwakteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu