78.Muggles.

4.1K 298 62
                                    

Ik zat bovenop het dak van Villa Malfidus, er zat een leeg gat in mijn geheugen. Een leegte die ik maar niet kon opvullen. Nadenkend keek ik over het landschap, het was hier stil en rustig. De ideale plaats om alles te overpeinzen. De duisternis had me weer volledig ingenomen, maar in plaats van de drang om mensen pijn te doen, wilde ik me afzonderen en nadenken over alles. Het waren nu al enkele weken dat ik hier zat en ik voelde me al wijzer dan hiervoor. Ondertussen was ik al tot de conclusie gekomen dat enkel mijn leven telde, niemand zou ik nog beschermen. De laatste keer dat ik iemand had beschermd, had tot een totale catastrofe geleid. Louis had nooit van mijn gratie mogen genieten, ik was blind geweest en had zijn ware aard ontkend. Hij was een griffoendor en ik had zijn verraad al moeten voorzien voordat mijn woede tot zijn einde had geleid. Het grootste twijfelpunt was nu nog of ik hetzelfde moest doen met Draco. Zou hij me ooit verraden?

In de verte stond er een klein kerkje, het centrum van het kleine dorpje waar de Malfidussen gehuisvest waren. De zwarte rook beving me weer en ik vloog richting de punt van de kerk. Recht erbovenop landde ik neer, met één hand hield ik me aan de spits vast en ik keek neer over het dorpje. De kleine kinderen kwamen net terug van school, een klein groepje van vijf jongens was aan het lachen. Net onder mijn schuilplaats, op de kleine marktplaats voor de kerk, naast het kerkhof. Zonder dat iemand me zag, daalde ik af. Ik belandde in het kerkhof en bestudeerde zorgvuldig de graven. De bloemen die bij de graven stonden, toonden de liefde van de dreuzels voor hun soortgenoten. Een gevoel die niet meer in mijn hoofd thuishoorde.

Het poortje van het kerkhof piepte toen ik erdoorheen stapte. Ik voelde me een vreemde hier, in de dreuzelwereld. Ik liep richting de kleine bakkerij aan de overkant van de straat. Ik lachte bij het zien van de auto's die ervoor waren geparkeerd. Dreuzels hadden op een ingenieuze manier hun tekortkoming van de vliegkunst goedgemaakt. De etalage van de bakkerij was gevuld met taarten. Een poster aan de zijkant trok mijn aandacht. Het was een foto van een meisje die vermist was. Eronder stond een nummer. Ik herkende onmiddellijk het meisje. Ik herkende haar van een oude herinnering, van de dag die in mijn geheugen gekend stond als mijn marteling. Dit meisje was dood, vermoord door mijn vader, nadat ze gemarteld was door Merel. Ik, die zo stom was geweest, had geprobeerd om haar te redden. Blijkbaar wisten de dreuzels nog niet dat hun kind dood was. Gestorven in de armen van mijn vader. Het was tijd dat ze het te weten kwamen.

De bel rinkelde toen ik de warme bakkerij binnen stapte. Een oudere vrouw was net aan het betalen aan de bakker, die een ronde buik had. Waarschijnlijk door het te veel proeven van zijn taarten. Het vrouwtje was aan het scharrelen naar munten en ze was duidelijk op zoek om het juiste aantal aan de bakker te betalen. Ze keek even om en zag mij staan. 'Sorry, liefje. Ik ben direct klaar.' zei ze vriendelijk. Ik glimlachte nep. Ze noemde me 'liefje', ze zou eens moeten weten hoe lief ik eigenlijk was. Het was verfrissend om in een onbekende wereld te zijn, niemand die wist wie ik was. Niemand die bang voor me was. Het vrouwtje had eindelijk genoeg geld verzameld en gaf het aan de man. Ze glimlachte nog toen ze langs me passeerde, ik negeerde haar en richtte mijn aandacht op de bakker.

'Goedemiddag, juffrouw, waarmee kan ik u helpen?' vroeg de man. Te vriendelijk. 'De poster aan het raam, dat meisje.' zei ik. De man keek me even vreemd aan. 'Ja?' vroeg hij hoopvol. 'Wie is ze?' De man slikte. 'Dat is mijn dochter, Elisa.' Elisa. Het meisje had nu een naam. 'Weet u iets van haar? Heeft u iets gezien?' vroeg de man wanhopig, ik keek hem aan, scande zijn gezicht, hij hield van het meisje. Hij wilde haar graag terug. 'Ze is dood.' zei ik en ik draaide hem de rug toe. Ik hoorde de man naar adem happen. 'Wat zegt u nauw? Wat bedoelt u?' vroeg hij nog, maar ik was de bakkerij al uit.
Ik wandelde traag door de straten van het dorpje, het woongedrag van de dreuzels bestuderend. Ze leefden zo anders dan wij, ik begreep niet hou ze het konden volhouden zonder magie. Morgen zou mijn verjaardag zijn, mijn achtiende levensjaar zou beginnen. Deze dreuzels zouden dat nooit merken, maar de toverwereld moest mijn verjaardag vieren alsof ik een heilige was. Op zweinstein zouden we feest vieren en iedereen zou mee moeten doen.

Villa Malfidus lag ongeveer een kilometer verderop van het dorpje, ik zou natuurlijk kunnen vliegen richting het huis, maar toch wilde ik wandelen. Ik liep midden de weg, mijn blik op oneindig. Uit een bocht kwam een fietser gereden, hij reed me bijna omver. Geschrokken stopte hij recht voor mijn voeten. Ik sprong achteruit, net op tijd haalde ik niet mijn toverstaf uit. Het was een dreuzel, dat kon ik direct zien. Het was een jongen van rond de twintig, hij had hazelbruin haar en bruine ogen. Hij zag er knap uit voor een dreuzel. Hij wreef met zijn hand door zijn haar. 'Hi, sorry, ik had je niet gezien.' Ik zou dit spelletje meespelen. 'Het is niet erg, ik was in gedachten verzonken.' zei ik. De jongen glimlachte. 'Welke gedachten, als ik vragen mag?' zei hij verleidelijk. Ik walgde vanbinnen van zijn toon, maar ik negeerde dat gevoel en besloot de waarheid te zeggen. 'Diepe, duistere gedachten.' zei ik zogezegd speels. Hij tilde zijn wenkbrauwen op. 'Zo'n mooi meisje als jij, zulke gedachten? Dat geloof ik niet.' Oh, je zou eens moeten weten, jongen. Je zou eens moeten weten wie ik ben en wat ik al heb gedaan. Ik haalde mijn schouders op en glimlachte. De jongen zag dit als een bemoediging en zette een stap dichter. Hij stak zijn hand uit zodat ik hem kon schudden. 'Ik ben Wesley.' zei hij. 'Claire.' zei ik en ik schudde zijn hand.

'Zo, Claire, naar waar ga je heen?' vroeg Wesley. Ik wees naar de weg voor me. 'Die grote villa?' vroeg Wesley ongelovig. Ik knikte. 'Wat doet zo'n mooi meisje daar?' Ik fronste mijn wenkbrauwen. 'Wat bedoel je?' vroeg ik. 'Die familie die daar woont, die zijn toch eng?' zei Wesley. Hij vond de familie Malfidus eng. In vergelijking met mijn vader en ik waren ze engeltjes. 'Oh, ik ben enger.' zei ik, terwijl ik verder begon te lopen. Wesley volgde me, zijn fiets naast hem. Het was vreemd om tegen een dreuzel te praten, hij was zo onwetend. 'Jij bent interessant, Claire.' zei hij. Wesley bleef tegen me praten en ik antwoordde zoals ik dacht dat ik moest antwoorden. Uiteindelijk kwamen we aan bij de poort van Villa Malfidus.

'Het was leuk je te leren kennen, Claire.' zei Wesley. Hij zette zijn fiets aan de kant en kwam naar me toe gelopen. De dreuzel kwam te dicht in mijn buurt en mijn rechterhand omklemde al mijn toverstaf. Onmiddellijk drukte hij zijn lippen op de mijne, ik liet de kus me begaan. Ik was duister, ik voelde niks. Hij zou toch zijn verdiende loon krijgen. Glimlachend maakte hij zijn lippen los van de mijne. 'Dat voelde geweldig.' zei hij. Verwachtend keek hij naar mij, ik trok mijn wenkbrauwen op en glimlachte. 'Ik voelde niks.' zei ik kort. Zijn gezicht verzuurde. 'Wesley, ik voel niks. Geen liefde, geen genegenheid, geen vrolijkheid. Je hebt de verkeerde bijna aangereden, Wesley. Je bent een knappe dreuzel die jammer genoeg mij tegen is gekomen.' Mijn toverstaf wees al op zijn borst.

Ik liep naar binnen en beval Wormstaart om het lichaam voor het hek te begraven. Hij deed zoals ik beval, want ik was diegene naar wie iedereen moest luisteren.

Daughter of Voldemort. (fanfic harry potter) Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu