Hoofdstuk 17

160 20 1
                                    

Meghan POV.

Sylas doet een stap naar voren. 'Het is verstandig als we hier nu weggaan.' Zegt hij en zijn gezicht trekt serieus. Ik wacht op antwoord van mijn vraag, maar het komt niet. 'Wat hebben jullie met die man gedaan?' Vraag ik nog maar een keer. Felix zet een stap zodat hij weer naast Sylas staat. 'Ehh ja...' Hij stottert een beetje. 'Heel normaal vroegen wij een paar vragen, begon hij agressief te worden en ons aan te vallen. Uiteindelijk kregen we wel antwoorden, alleen...' Hij stopt midden in zijn zin.

'Wat, alleen?' Vraag ik. 'Ehh, volgens mij zag hij zijn leven niet meer zo zitten en pakte een mes van de grond. Het mes stak hij vervolgens recht in zijn buik. Hij pakte toen nog twee messen en stak het beide kanten van zijn borst. Het bloed spoot eruit en ontwijken had geen zin meer. We wilde hem nog redden, maar het was te laat.' Geschrokken deins ik achteruit. 'Oh jeetje. Welke vragen hadden jullie dan aan hem gesteld?'

'Natuurlijk was één van onze vragen, of hij een ziekte heeft. Omdat hij van die groene vlekken op zijn lichaam had, de rode ogen en vooral het schuimbekken.' Hij is stil. 'En? Wat gaf hij als antwoord?' Vraag ik. 'Hij zei dat hij inderdaad een ziekte had. We vroegen wat de naam ervan was. Hij antwoordde dat het ''Hagolius'' heet. Weet jij iets van die ziekte af?' Hij kijkt mij vragend aan. 'Nee? Ik weet dat niet.' Antwoord ik. Ik had er nog nooit iets over gehoord, wat op zich best raar is. 'Wat je wel moet weten is dat het erg besmettelijk is. Snap je nu ook waarom iedereen uit dit dorp is gevlucht? Er zweeft een ziekte hier en wij zijn hier nog. Ik weet niet hoe het met jullie zit hoor, maar ik ben hier weg.' Zegt Sylas en zwaait met zijn handen. Wij knikken instemmend en besluiten het dorp snel achter ons te laten.

Een half uur gaat voordat je het weet voorbij en we zijn nog steeds aan het lopen. De omgeving lijkt wel op een woestijn. Overal is zand en liggen grote keien. Soms kom je een dode boom tegen. Verder is er niks te zien. Wat ik me eigenlijk nu pas zit te bedenken, is dat Felix wel gezellig mee is, maar ik helemaal niet zo veel van hem afweet. Ik besluit maar de stilte te verbreken. 'Felix? Ik ken je natuurlijk nog niet zo goed, maar wil je iets over jezelf vertellen?' Zeg ik. Geschrokken draait hij zich naar mij om. 'Ehh, eigenlijk is er niet zo veel bijzonders aan mijn luxe leventje, maar nu je erom vraagt kan ik je het wel vertellen hoor.' Zegt hij.

'Het begon allemaal op een prachtige dag. Negentien september was een bijzondere dag. Ik was nogal een grote papzak baby, dus bij de bevalling kwam ik er niet zo goed uit en kwam ik als eerst met mijn dikke reet eruit. Overal bloed en zo, maar...' Ik onderbreek hem vlug. 'Ja stop maar Felix, ik hoef niet alle details te weten hoor. Meer zoiets als: Heb je broers of zussen? Woon je alleen? Van zulk soort vragen.' Hij begint te grinniken en heeft een grote grijns rond zijn mond. 'Sorry Meghan, was ik iets te enthousiast?' Ik knik met mijn hoofd. 'Nouja, ik heb geen broers of zussen. Ik woon alleen. Ik ben single.' Vertelt hij en bij het woord ''single'' knipoogt hij en zijn wenkbrauwen gaan op en neer. Ik hoor Sylas hard zuchten. 'Wat nou Sylas?! Jij bent anders ook nog single hoor.' Roept Felix plagerig.

Ik zit met veel gedachtes in mijn hoofd, totdat de gedachten worden weggezogen door een zoemend geluid. De grond onder mijn voeten beginnen te trillen. 'Hé jongens! Horen jullie dat ook? Dat geluid lijkt op...' Mijn zin wordt onderbroken door Felix die erdoorheen tettert. 'Dat is een trein!' Hij wijst een kant op. Ik kijk die kant op en zie in de verte op de grond een treinrails liggen. Als een gek ren ik richting de komende trein toe en achter mij komen Sylas en Felix aangehobbeld. Al snel sta ik nog maar een paar meter van de rails vandaan. Ik tuur in het rond om te kijken van welke kant de trein komt. Opeens zie ik het. De trein komt van de rechterkant af. Het is maar een klein treintje met enkele goederenwagons. Net zo'n zwart treintje die je in westernfilms altijd te zien krijgt. Het geluid word steeds harder en harder. Sylas en Felix komen hijgend naast mij staan. 'Kom we moeten op en neer springen! Dan ziet de treinbestuurder ons hopelijk en weet hij dat hij ons mee moet nemen.' Vervolgens knikken de jongens en met z'n drieën staan we als gestoorde apen te springen en te zwaaien.

Terwijl de trein ons steeds dichterbij tegemoet komt, begin ik te roepen. De trein is nog maar tien meter van ons verwijderd. 'Meghan dit heeft geen zin meer. Hij gaat niet stoppen voor...' Sylas stopt met praten omdat hij wordt verstoord door een harde toeter. De trein is langzaam aan het stoppen. 'Sylas je moet nooit te vroeg opgeven, zie je?' Zegt Felix en duwt Sylas omver. Erg langzaam komt de trein verderop tot stilstand. Ik wil naar de trein lopen, maar de jongens zijn nog aan het stoeien. Ik haal diep adem. 'Help! Ik word meegenomen!' Schreeuw ik zodat ik de aandacht krijg van de jongens. Met een snelle beweging staan Sylas en Felix stil en kijken verdwaasd om zich heen. Daarna kijken ze mij boos aan. 'Komen jullie nog?' Zeg ik snel en loop nu wel richting de trein.

De trein is erg oud en versleten. Hij ziet er van dichtbij nog kleiner uit dan net. Uit een klein – soort van schoorsteentje – komt een grote wolk van rook vandaan. Ik zie een grote, brede man uit de locomotief komen en wij lopen naar hem toe. 'Goedendag meneer.' Zeg ik beleefd. 'Zo, dus jullie hebben een lift nodig?' Vraagt de man op een vriendelijke manier. 'Dat klopt meneertje. Mogen we met u meereizen?' Felix staat met zijn handen in elkaar gevouwen en staart de man smekend aan. De meneer klapt in zijn handen en begint hard te lachen. 'Natuurlijk mogen jullie mee. Anders was ik toch niet gestopt.' Van vreugde spring ik een gat in de lucht. 'Heel erg bedankt.' Ik vertel hem waar we heen moeten (naar mijn woonplaats) maar de man kijkt ons opeens verschrikt aan. 'Sorry, maar deze trein gaat alleen naar de volgende grote stad. Jullie zullen daar ander vervoer moeten gaan regelen.'

Vervolgens loopt hij naar één van de wagons en maakt hem open. 'Hier mogen jullie in zitten voor de reis. De rit duurt nog ongeveer twee uur, dus zorg dat je lekker en goed zit.' We lopen naar de wagon toe en als eerst stap ik erin. Als tweede volgt Sylas en daarna springt Felix erop. Uiteindelijk zegt hij ons gedag en sluit de deur weer. Daar zitten we dan. Met z'n drieën in een wagon van een trein. Al wel op weg naar mijn huis – ook al zijn we er nog lang niet.

NeverEverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu