Hoofdstuk 22

134 16 2
                                    

Meghan POV.

'Oké, pak elkaars handen vast.' Sylas steekt zijn hand uit naar mij en Felix. Ik pak ze aan en Felix doet hetzelfde. Met z'n drieën staan we in een driehoekje. Ik kijk opzij en zie dat Vincent er eenzaam bij staat. 'Nah, en ik mag zeker mezelf naar NeverEver brengen? Ik zit ook bij de club hoor.' We ondernemen alle drie geen actie, dus moet ik maar het initiatief nemen. Ik maak me los van Felix en Vincent komt tussen ons in staan. Hij pakt mijn hand vast en geeft een knipoog. Ik rol met mijn ogen en kijk ondertussen naar Sylas. Hij ziet dat we er allen klaar voor zijn en zegt dan: 'Sluit nu je ogen en denk maar aan...' Hij kan zijn zin niet afmaken, omdat Vincent erdoorheen praat.

'Sluit je ogen en denk maar aan mij: de geweldige Vincent. ' Tegelijk kijken Felix, Sylas en ik naar Vincent. 'Hoezo moeten we aan jou denken?' Vraag ik geïrriteerd. Hij moet lachen. 'Omdat ik gewoon geweldig ben, Dùhh.' Nu begint Felix hard te lachen. 'Haha, jij geweldig? Dacht het dus echt niet.' Felix gaat nog harder lachen. 'Jongens, stop hiermee. Laten we gewoon gaan.' Met een geïrriteerde blik kijk ik die twee aan. 'Sylas, ga je gang.' Zeg ik vervolgens. De jongens pakken elkaars handen weer vast. Sylas geeft een knikje en ik sluit mijn ogen. De rest doet het hetzelfde en daarna hoor ik weer een zin uit Sylas' mond komen. Mijn hoofd begint licht vanbinnen te worden en ik val in slaap.

~~~

Langzaam gaat mijn eerste oog open en het tweede oog volgt. Ik lig op de grond. Het is erg donker buiten. Ik begin te rillen, want ik heb het verschrikkelijk koud. Ik probeer te verkennen waar ik me bevind. Ik ben in een donker, griezelig en angstaanjagend bos. De wind ruist door de bomen heen. Ik hoor de bladeren bewegen. Vermoeid sta ik op en klop de kleine blaadjes en takjes van mijn kleren af. Nergens zijn de jongens te bekennen. Ineens uit het niets hoor ik achter me een tak breken. Zo vlug mogelijk draai ik me om.

'Wie is daar!' Roep ik naar waar het geluid vandaan komt. Het blijft stil. 'Kom tevoorschijn.' Ik hoor weer een tak breken en nu is het dichterbij. Voor de veiligheid loop ik een stukje achteruit. Stel je voor dat het een groot, mysterieus monster is. Dan weet ik niet waar ik heen kan vluchten. In het donkere gedeelte hoor ik zacht gegrom. Ik vertrouw het niet echt, dus ik doe nog een paar stappen achteruit.

Deze keer hoor ik meer takken breken en bladeren knarsen. Een groot dier, van ongeveer anderhalve meter, komt rustig uit de bosjes lopen. Het lijkt op een huskyhond met lange zwart witte haren. Ik maak geen enkel geluid en ik beweeg me ook niet. Het lijkt alsof ik met mijn voeten aan de grond sta vastgelijmd. Volgens mij heeft het dier me in de gaten gekregen. Het dier kijkt mij recht in de ogen aan en begint nog harder te grommen. Hij komt meer mijn kant oplopen. Tegelijkertijd stap ik weer achteruit.

Met zijn poot schraapt hij over de grond heen. Hij zet zich af en stormt op mij af. Nog net op tijd zie ik de actie aankomen en draai me vlug om, om weg te rennen. Het dier snelt op mij af en ik ga sneller rennen. Waar moet ik heen? Ik vlieg tussen de bomen door. Snel kijk ik of hij me nog volgt. En ja, het dier volgt me nog. Vlug kijk ik weer vooruit en ren steeds harder. Het dier maakt alleen maar grommende geluiden, verder is het stil in het bos.

Ondertussen kijk ik in het rond waar ik heen kan vluchten. In de verte valt mij opeens een grote boom op met aan de zijkanten takken die stevig lijken te zijn. Ik baan me een weg langs alle bomen totdat ik nog maar een paar meter bij de grote boom vandaan ben. Ik neem een aanloop en spring hoog in de lucht. Nog maar net op tijd grijp ik een tak vast en trek me vermoeid omhoog. Ik kijk voorzichtig naar beneden. Daar staat het dier, wat mij achtervolgt, te springen en probeert naar mijn voeten te happen. Ik verzamel al mijn kracht en trek me meer omhoog totdat ik op de tak zit. Met mijn rug leun ik tegen de stam van de boom. Opgelucht haal ik adem. Die krijgt me lekker niet te pakken.

Er zijn nu ongeveer tien minuten verstreken en het irritante dier blijft maar proberen om mij te pakken – wat dus niet lukt. Wanneer beseft hij nou dat het niet gaat lukken? Ik zit hoog in een boom en kan nu niet weg. mijn maag is aan het knorren van de honger die ik heb en deze tak zit niet echt comfortabel, want mijn kont doet behoorlijk zeer. Ik sluit mijn ogen. Ik wil even aan iets leuks denken.

Plotseling hoor ik een klap en zielig gepiep. Ik open mijn ogen weer en voorzichtig kijk ik naar beneden. Op de grond ligt het dier zielig te janken. Het heeft een mes in zijn buik en het kost hem moeite om te ademen. 'Hé Meghan! Jij ook hier?!' De stem van Vincent galmt door mijn hoofd. Naast het dier hurkt hij neer. Hij haalt het mes uit het bloedende dier. Voor een tweede keer steekt hij hem er verder en dieper in. Nog meer bloed komt er uit zijn buik. Dan beweegt hij niet meer en ligt doodstil. 'Kust is veilig.' Zegt Vincent die alweer is opgestaan. 'Kom je naar beneden? Of blijf je lekker in die boom zitten?' Gaat hij verder. 'Ehh ja, ik kom.' Ik kijk nog steeds naar beneden en verplaats mij een stukje. Hoe ga ik nu weer naar de grond komen? Er is geen stukje waar ik makkelijk mijn voet op kan zetten en het is te hoog om er vanaf te springen. 'Vincent? Hoe kan ik naar beneden?'

'Hoe moet ik dat weten? Jij bent in die boom geklommen. Het lijkt me dan ook logisch dat je er zelf uit kan. Maar omdat jij het bent help ik je wel.' Hij gaat door zijn hurken en spring ook net zo hoog in de lucht. Hij beland met een zachte dreun op de tak waar ik ook zit. 'Oké, sla je armen om mijn middel heen en houd je stevig vast.' Zegt hij en ik kijk hem vreemd aan. 'Denk je echt dat ik je ga vasthouden of zo?' Hij begint te lachen. 'Meghan, ik heb net je leven gered. Luister gewoon naar mij.' Ik zucht diep. Ik sla mijn armen om hem heen zoals hij had gevraagd. Ik zie dat hij een grijns op zijn gezicht heeft.

Hij springt van de tak af en hij neemt mij mee. We komen allebei veilig op de grond terecht en gelijk haal ik mijn armen weg. 'Bedankt.' Fluister ik zachtjes. 'Wat was dat voor dier eigenlijk?' Vraag ik nieuwsgierig aan Vincent. Zou hij weten wat voor wezen dat was? 'Natuurlijk weet ik wat dat was.' Antwoordt hij. 'Dat dier heet: Mehalius. Een gevaarlijke diersoort dat lijkt op een hond, maar je ziet toch verschillen. Deze zijn groter dan normale honden. Sommige mensen kunnen hem temmen en als huisdier gebruiken.' Vertelt Vincent erg goed zodat ik het begrijp.

'En weet je misschien waar de andere zijn?' Vraag ik vervolgens. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, die heb ik nog niet gezien. Jij ook niet?' Ik loop van hem weg. Hij gaat mij achterna. 'Waar ga je heen?' Vraagt hij snel. 'Nou, ik ga Felix en Sylas zoeken.' Zeg ik en loop nog verder. Hij gaat naast mij lopen. 'En hoe weet je dat ze die kant op zijn gegaan? Misschien zijn ze wel aan de andere kant van het bos. Je weet niet eens hoe groot het hier is.'

Geïrriteerd draai ik mijn hoofd naar Vincent. 'Als jij het beter weet ga je toch lekker de andere kant op zoeken. Ik red me wel alleen. Ga maar. Doei.' Ik loop stevig door. 'Waarom ben je nu opeens zo boos. En nee, ik laat jou niet alleen in het bos dwalen. Straks raak je verdwaald en dat willen we natuurlijk niet hebben.' Voor deze ene keer geef ik hem gelijk, want ik heb ook geen zin om verdwaald te raken.

Samen lopen we nu al langer dan een half uur in het bos. Alles lijkt hier op elkaar. Misschien lopen we wel steeds rondjes. Als we verdwaald zijn, ga ik zo boos worden.

Ineens zie ik in de verte twee wazige schimmen. Sylas en Felix. Ik ren op ze af en Vincent volgt. Ik kom steeds dichterbij en zie dat het inderdaad de twee jongens zijn. 'Felix! Sylas!' Roep ik hun kant op. Ze schrikken allebei en draaien zich naar mij toe. 'Meghan!' Roepen Felix en Sylas tegelijkertijd. Ik vlieg naar ze toe en knuffel ze alle twee helemaal plat. 'Vincent!' Roept Vincent zelf helemaal enthousiast. Ik kijk over mijn schouder naar Vincent. 'Serieus?' Vraag ik. 'Wat? Niemand roept mijn naam, dus doe ik het zelf maar.'

Even later maak ik me los uit de knuffel. 'En nu?' Vraag ik aan de jongens. 'Aangezien het al donker begint te worden, hadden Felix en ik bedacht dat we hier een soort kamp kunnen maken met een klein vuurtje.' Zegt Sylas en kijkt of ik het een goed idee vind. Ook Vincent lijkt het plan goed te vinden. 'Als ik nou wat eten ga regelen, zorgen jullie dan voor het vuur?' Zegt Felix tegen ons en wij knikken goedkeurend. 'Ik zag een ongeveer een kilometer hier vandaan een riviertje, daar kan ik wel vissen gaan vangen.' Gaat Felix verder. 'Een kilometer?' Vraag ik ongelovig. Dat is toch veel te ver? 'Ik kan erg snel rennen als weerwolf, Meghan.' Legt Felix uit. Voor een tweede keer knik ik. Hij loopt van ons weg en verdwijnt na een tijdje het bos in.


NeverEverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu