Hoofdstuk 8

289 24 0
                                    

Meghan POV.

Mijn ogen gaan langzaam open. Ik bevind mij in een kamer zonder ramen. Het ruikt muf en er is weinig zuurstof. Ik lig op een wiebelend, oud en versleten bed. Ik ga rechtop zitten met mijn rug tegen de muur. Waarom ben ik hier? Vraag ik me af. Waarom moest ik van deze wereld weten en... Ik heb gewoon te veel vragen waar ik antwoord op wil, maar ze kunnen niet allemaal beantwoord worden.

Zacht op de achtergrond hoor ik voetstappen. Het geluid wordt steeds harder. Het komt dichterbij totdat het stopt. Ik sluip voorzichtig naar de deur, maar ik merk dat mijn voet vast zit aan een ketting. Ik pak de ketting stevig vast met mijn handen. Langzaam volg ik de lijn naar het einde. De ijzeren ketting zit aan een ring vast op de vloer.

Ik hoor gerinkel van een sleutel en dan gaat de deur open. Een jongen staat in de opening. Hij heeft een lange zwarte jas aan, zijn haar is ook lang en zwart, zijn huid is bleek en hij kijkt mij met rode ogen aan. Ik ken hem nog niet, maar hij lijkt mij niet aardig. 'Hallo schatje, heb je lekker gedroomd of geslapen?' Ik rol met mijn ogen. Wat een rare gast. 'Ook hallo, wie bent u?' En terwijl ik dat vraag ga ik weer op het bed zitten.

'Ik? Nouja, mijn naam ik Vincent, prins en vampier. Ik heb een hekel aan mijn lieve broer, Alex.' Hij komt een stukje verder de ruimte in. 'Je hebt waarschijnlijk al kennis gemaakt met mijn lieve broertje, maar ik hoorde dat hij een beetje gemeen deed om jou op te sluiten.' Het liefst zou ik naar hem toe willen lopen en vol in het gezicht met mijn platte hand slaan, maar dat doe ik niet. Anders zit ik weer in grote problemen en ik zit al gevangen dus ik wil het niet erger maken.

Met een paar passen staat hij naast het oude bed. Hij kijkt naar mijn voet, pakt weer de sleutel en maakt de ketting los. Vincent doet gelijk weer een stap naar achteren. 'Je bent los omdat ik je ergens naartoe wil nemen, maar dan moet je wel meewerken. Anders krijg je om je handen een ketting dat je niet kan slaan of wat je ook van plan bent.' Ik geef hem een vriendelijk knikje, maar hij draait zich om. Ik sta voorzichtig op en volg hem naar de deur.

De ruimte waar ik nu sta ik klein en donker. Het lijkt wel op een soort grot. Aan de muur hangen allemaal brandende fakkels. Vincent pakt een fakkel van de muur en schijnt in de ruimte waardoor het wat lichter wordt. 'Mag ik vragen waar we heen gaan?' Ik huppel naar hem toe totdat ik naast hem loop. Hij draait zijn hoofd mijn kant op, maar gelijk daarna kijkt hij weer naar voren. 'Waarom ben ik hier en wat moeten...?' Ga ik verder. 'Stop gewoon met praten!' Onderbreekt hij schreeuwend mijn zin. ' 'Sorry hoor maar...' Voordat ik verder kan praten geeft hij mij een klap in het gezicht. Ik val op de grond en mijn hoofd stoot tegen de muur. Mijn hoofd is aan het tollen en mijn ogen sluiten uit zichzelf...

Een fel licht schijnt in mijn ogen. Ik wil mijn hand voor mijn gezicht houden maar ze zitten vastgebonden aan een hoge dikke paal. Vermoeiend kijk ik in het rond. Overal staan schaduwen met lange zwarte capen in een grote cirkel om mij heen. Ik probeer mij los te maken, maar het lukt niet - het touw zit er te strak omheen. Ze komen steeds dichterbij en terwijl ze dat doen hoor ik ze dingen opzeggen. 'Wie zijn jullie!' Er komt geen antwoord. 'Wat willen jullie van mij?!' Ineens moet ik denken aan de eerste dag toen ik die rare droom had. Alles is precies hetzelfde als in die droom. De mensen, de omgeving en de dingen die ze roepen. Een man doet een stap naar voren uit de kring. Hij loopt langzaam naar mij toe. Ik zie dat hij een mes in zijn handen heeft net als in de droom. Hij maakt de touwen los en trekt mij omhoog. Dat dacht ik dus niet. Met een krachtige ruk trek ik mij los uit zijn armen. Met een sprint ren ik zo snel mogelijk hier vandaan. Ik kijk naar achteren of ze mij nog volgen, maar daardoor struikel ik over een boomstam. Ik probeer weer op te staan, maar dan word ik tegengehouden door dezelfde man als net. Met veel moed trek ik de kap van zijn hoofd. Ik wist al wie daar zou staan...

Alex. Wat doet hij hier? 'Meghan, ik kan je alles uitleggen, maar nu moeten we hier weg zien te komen. Kom!' Fluistert hij zacht. 'Spring op mijn rug.' 'Ik kan ook zelf lopen hoor.' Ik sta op. 'Meghan, luister naar mij! Spring op mijn rug!' Roept hij nu wat harder en bozer. Ik kijk in de verte en zie dat zwarte schaduwen onze kant op komen. Hij draait zich om en ik klim op zijn rug. Met een snelle beweging rent hij dieper het bos in. Hij gaat sneller dan menselijk mogelijk is. Is dat een gave?

In een flits rent een zwarte schaduw opeens naast ons. Hoe kan hij zo snel hier zijn? Hij probeert ons van de weg te duwen, maar Alex gaat sneller rennen. Als we nu door blijven rennen botsen we tegen een grote boom aan, maar net voor de boom gaat Alex een stukje opzij. Dat was op het nippertje. De andere man heeft de boom niet gezien, dus hij botst er wel op. Hij ligt stil op de grond. In een paar seconden zijn we de man alweer kwijtgeraakt. Boven de bomen komt ineens een toren tevoorschijn. Volgens mij gaan we daarheen. Ik merk dat Alex langzamer begint te rennen dan net.

Plotseling staat hij stil. We staan voor een schattig huisje met een hoge toren. Ik zit nog steeds op Alex' rug. Ik glijd van zijn rug af en beland met mijn voeten op de grond. Alex kijkt mij aan. 'Gaat het goed?' Vraagt hij aan mij. 'Ja, nu wel.' Antwoord ik terug. 'Wie waren die mensen?' We lopen naar de deur van het huisje. 'Ik zal je binnen alles uitleggen.' Hij klopt op de voordeur. Na een paar seconden gaat de deur open. 'Prins, wat brengt u hier?' Een grote, stevige man staat voor de ingang. 'We willen graag praten met Aislyn.' De man doet een stap naar achter en houdt de deur verder open. Alex en ik lopen het huis in.

Het is donker binnen. Het enige licht komt van een paar kaarsen op tafel. Ik kijk de kamer in, totdat ik opeens een oude vrouw met lang, slierterig, grijs haar in een schommelstoel zie zitten. Alex loopt naar de vrouw toen en ik volg hem. 'Goedendag kindertjes.' Hoor ik zachtjes uit de mond van de vrouw komen. 'Meghan, dit is Aislyn. Aislyn, dit is Meghan.' Stelt Alex ons aan elkaar voor. 'Alsjeblieft, ga zitten.' Ze wijst naar twee oude stoelen voor haar. Tegelijk gaan we zitten. 'Wat fijn dat u haar heeft gevonden...' Ze wijst naar mij. Waarom zegt ze dat? '...Maar willen jullie iets weten of vragen?' Vriendelijk kijkt ze ons aan. Ik zie dat Alex slikt. 'Nog bedankt voor de hulp. Maar ehh, Meghan... Dit is Aislyn en zij kan de toekomst voorspellen. Ze is een ehh... een heks.' Hij is even stil. 'Er zijn nog maar weinig mensen in deze wereld die een heks zijn. Nouja, eigenlijk zijn er nog drie. Zij is er één en er is nog iemand anders, maar ehh, die derde... die andere heks... dat ehh... ben jij.' Verbaasd kijk ik hem aan. Ik? Een heks?


NeverEverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu