15

1.6K 134 13
                                    

Daar lopen we. Met zijn drieën verlaten we het dorp. Alle drie hebben we een groene rugzak gekregen met eten en drinken. Wolf heeft een tijdje depressief naar de brief zitten staren, maar besloot dat hij moest doen wat zijn broer hem vroeg. Vandaar dat we nu onder de bewolkte donkere lucht lopen, zonder maar een paar sterren aan de hemel. Deze nacht past perfect bij de sfeer die er hangt: donker en koud. De huizen hebben we allang achter ons gelaten en we lopen richting de bergen. May vermoedt dat we tegen de tijd dat het ochtend is de eerste berg zullen beklimmen. Ochtend. Het klinkt nog zo ver weg. Normaal als je slaapt duurt het niet zolang voor het ochtend is, maar als je aan het lopen bent in de donkere koude nacht weigert de tijd sneller te gaan. Na ongeveer een uur zwijgend gelopen te hebben, breekt May de ijskoude stilte. 'Het was toch lente?' vraagt ze met klapperende tanden. Ik grinnik en kijk naar haar. Ze draagt een zwart T-shirt en een dunne rode vest. 'Het is het einde van de winter,' zeg ik lachend. May draait met haar ogen. 'Volgens mij is het wel min twintig graden of zo,' zegt ze dramatisch. Wolf schiet in de lach, maar zijn gelach duurt maar een paar seconde voordat het weer wegebt. 'Fijn je weer horen te lachen,' fluister ik zachtjes. Wolf heeft het gehoord en glimlacht naar me. 'Je weet wat ze zeggen: het leven is kort, lach nu je nog al je tanden hebt.' Hij knipoogt naar me en bijna val ik over een steen. Typisch iets voor mij. Dat zorgt ervoor dat May en Wolf weer in de lach schieten en overdreven zielig kijk ik ze aan. Opeens horen we geluid achter ons. We draaien ons om en staren in het donker. 'Hallo?' vraagt May voorzichtig. Een schim duikt op in de duisternis en komt dichterbij. Al snel zie ik dat het een agent is. 'Wat doen jullie hier?' schreeuwt de man. Oké, misschien zat ik ernaast en is dit nog iets heftiger dan gewoon een agent. Ik zet een stap naar voren. 'Mijn naam is Tess Birds. Dit zijn mijn twee vrienden Jacob en Isabella. We zijn op weg naar de stad achter de bergen of de situatie daar te controleren en te bevestigen.' Om eerlijk te zijn heb ik geen idee wat ik allemaal zeg, maar zolang die man het maar begrijpt is het goed. De man bekijkt me van top tot teen en knikt dan. 'Denken jullie echt dat ik zo stom ben om een verhaal van drie kinderen niet ouder dan zeventien te geloven? Wie is jullie opdrachtgever?' May bemoeit zich ermee en schudt haar hoofd. 'Sorry soldaat, maar als we je dat vertellen moeten we je vermoorden,' zegt ze met een ernstig gezicht. De man kijkt van May naar mij en van mij naar Wolf en weer terug. Dan opeens horen we een luide klik van een pistool dat geladen wordt. Snel kijken we opzij en zien wolf met zijn wapen in zijn handen staan. 'Zegt u het maar,' gromt hij naar de man. De man knikt en zet zijn handen in zijn zij. 'Oké dan. Ik geloof jullie. Het spijt me dat ik jullie lastig viel en ik beloof dat dat zich niet meer zal herhalen.' Ik knik vriendelijk naar de man en glimlach. 'U deed alleen uw werk,' stel ik hem gerust. Dan draaien we ons om en lopen bij de man vandaan. Een kwartier lang zwijgen we over wat er zojuist is voorgevallen en we concentreren ons op onze eigen gedachtes. 'Dat ging maar net goed,' fluistert Wolf. 'Ik dacht echt even dat ik die man moest doodschieten,' zegt hij en ik grinnik. 'Dan was het een kwestie geweest van eigen schuld dikke bult. Dan had hij ons maar niet moeten lastigvallen,' zegt May zeer serieus en we lachen. Ik ben blij dat May erbij is. Ik ben blij dat ze me niet ziet als een monster, maar nog steeds als een vriendin. Wat was ik geweest als ik haar niet had gehad? Opeens blijft Wolf stilstaan. We zijn aan de voet van de eerste berg aangekomen... 


Mijn tijd |deel 1|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu