23

1.1K 101 11
                                    

Doelloos zwerven we rond. Wolf negeert Marius, die graag alles uit wil leggen. Het is dus alles behalve gezellig. Na een paar dagen komt er ook nog eens bij dat we honger hebben. Onze voorraad is bijna op en we proberen er zo zuinig mogelijk mee te zijn. Kan het nog erger?

Het begint avond te worden en we moeten een plek vinden om de nacht door te brengen. We zijn in een verwoeste stad aangekomen en het is zo leeg en stil hier. Vroeger moet dit wel een levendige stad geweest zijn. Met veel verschillende mensen en stemmen die de straten vulde. Verlichtingen, restaurants, hotels, winkels en discotheken die de nacht een vrolijke boel maakte. Maar nu is het leeg en stoffig. Er groeien wilde planten tussen de gebouwen en er branden geen lichten meer. Op de meest vreemde plekken staan er verlaten en verroesten auto's geparkeerd. Alsof iedereen in deze stad opeens tot stof is vergaan. Marius zoekt een huisje uit dat er stevig uitziet. Hij breekt de deur open en we lopen met onze zaklampen in de aanslag naar binnen. Binnen is het al net zo erg als buiten. Alles is stoffig en er staat zelfs nog een bord op de tafel alsof diegene onverwachts weg moest gaan. Degene die hier woonde heeft wel een goede smaak qua inrichting. Er staat een grote zwarte bank tegen de -ooit- witte muur. De salontafel is gemaakt van glas en staat een fotolijstje op. Ik pak het lijstje en kijk naar het vrolijke gezicht van een meisje met blond haar en blauwe ogen. Ze zit op een schommel en ze lijkt heel gelukkig. Een steek van heimwee schiet door mijn buik en gauw zet ik de foto terug. May ploft met een zucht op de bank en ik kijk haar met een vies gezicht aan. 'Wat?' vraagt ze nonchalant. 'Je zit op een bank dat misschien al wel honderd jaar niet gewassen is,' zeg ik. May haalt haar schouders op. 'Ik ben gewoon moe,' zegt ze met een zucht en ik plof naast haar op de bank neer. 'Je hebt helemaal gelijk,' zeg ik met een grijns en ze lacht. Een kort snel lachje, maar het zien van May's lach maakt me toch even heel vrolijk. Wolf is op een kruk gaan zitten en hij leest het boek over de tattoo's. Marius is op onderzoek uit in de hoop iets te eten te vinden. Mijn ogen voelen zwaar en het kost heel veel moeite om niet in slaap te vallen. 

Ik word wakker van iets wat klinkt als gegrom. Ik moet in slaap gevallen zijn. Het duurt even voordat ik me besef waar ik ben. Ik lig tegen May aan op de bank en ik hoor duidelijk gegrom. 'May,' fluister ik zachtjes en ik schud aan haar schouder. 'May!' zeg ik nogmaals, maar dit keer harder. Ze wordt wakker en vraagt wat er is. 'Ik hoor gegrom,' zeg ik en ik leg mijn wijsvinger op mijn lippen ten teken dat ze stil moet zijn. Ze luistert en ze hoort het ook. Snel loop ik naar Wolf om hem wakker te maken. Hij is sneller wakker dan May en hij loopt naar een lichtknopje. Tot mijn verbazing doen de lichten het gewoon. 'Marius heeft ze gemaakt,' legt hij snel uit. Zodra we het licht aanhebben loopt Marius de kamer binnen. 'Wat is er aan de hand?' vraagt hij terwijl hij zich uitrekt. Ik leg kort uit wat we horen en hij knikt. 'Ik hoor het,' zegt hij met een ernstig gezicht. Opeens horen we een klap en verschrikt draaien we ons om. 'De deur!' roept May verschrikt en ze wijst in die richting. De deur staat open en er staat iets. Ik wil dichterbij gaan kijken, maar Wolf houdt me tegen. 'Laat mij maar,' zegt hij met een flauwe glimlach. Hij loopt richting de deur, gevolgd door Marius. Zodra die twee bij mij en May vandaan zijn springen de ramen met een harde knal. Ik begin te gillen terwijl de glasscherven om me heen vliegen. 'Clary!' klinkt Wolf's stem verschrikt. Het gegrom is nu tien keer zo hard als daarnet en er staan allemaal Blackeyes om ons heen. Ze verdrijven May en mij in een hoek. Ze vallen niet aan, maar staren ons aan met hun grote zwarte ogen. Te laat zie ik hoe een paar Blackeyes krom gaan staan, klaar om aan te vallen. Klaar om hun prooi te bespringen. Een klauw schiet in mijn richting en voor hij mij aan stukken scheurt word ik naar de grond getrokken. Ik klap met mijn hoofd tegen de muur. Mijn zicht wordt wazig en ik knipper om het beeld scherp te krijgen. Ik hoor een schreeuw. 'Wolf,' stoot ik met moeite uit. Ik voel iets scherps langs mijn gezicht schrapen. May gilt en ik probeer mijn ogen te openen, maar het gaat niet. Alles is zwart. Opeens voel ik twee handen mijn gezicht omklemmen. 'Clary! Alsjeblieft zeg iets!' Ik open mijn ogen en dit keer kan ik wel iets zien. 'Wolf,' zeg ik schor. Tot mijn schrik zie ik dat zijn ogen zwart zijn. Daarna zie ik dat Marius ook zwarte ogen heeft. 'Je, je ogen.' Mijn stem klinkt vol angst. Wolf laat zijn vingers langs mijn gezicht glijden en heeft me een kus op mijn voorhoofd. 'Ik heb het onder controle,' zegt hij met een glimlach. Daarna gaat hij beschermend voor mij staan. Marius gaat naast hem staan en ze grauwen en grommen naar de Blackeyes die te dichtbij komen. Veel krijg ik er niet van mee, want al snel raak ik buiten bewustzijn. Als ik bijkom zijn de Blackeyes verdwenen. Om me heen ruikt het naar bloed en alles doet pijn. Wolf zit naast me en als hij ziet dat ik bijgekomen ben glimlacht hij bezorgt. 'Gaat het?' vraagt hij met grote ogen. Ik knik en probeer overeind te staan. Wolf duwt me zachtjes terug. 'Blijf maar even waar je bent,' zegt hij zachtjes. Ik knik en kijk om me heen. 'Waar zijn May en Marius,' vraag ik vermoeid. 'Ze zijn hiernaast,' stelt Wolf me gerust, maar iets in zijn ogen vertelt me dat er iets mis is. Marius loopt in paniek de kamer binnen, maar als hij mij ziet loopt hij rustig verder. 'Het is May,' zegt hij zodra hij vlak voor ons staat. Er is iets mis met May. Ik klim overeind en Wolf en Marius helpen me. Ze brengen me naar May. Ze zit op de grond en ik zie verschillende grote wonden. Uit een grote wond in haar buik stroomt bloed. Als ze mij ziet begint ze te huilen. Ik trek mezelf los uit de armen van Wolf en Marius en loop naar haar toe om haar te troosten. Ik val vlak voor haar neer en kijk haar aan. Tranen stromen over haar wangen. 'Het is oké,' fluistert ze zachtjes, maar ik weet dat het niet oké is. Tranen prikken nu ook in mijn ogen. Ik omhels haar vluchtig en houd haar stevig in mijn armen. 'Het is oké, Clary. Ik voel geen pijn meer,' zegt ze en ze glimlacht kort. Ik zie dat ze het meent en dat betekent dat ze niet meer te redden is. 'Nee,' zeg ik en ik schud mijn hoofd. 'Nee, May! Je laat me niet in de steek!' roep ik hopeloos. Ik weet hoe het komt dat ik tegen de muur gesmeten ben. Ik weet hoe het komt dat ik nu geen gapend gat in mijn buik heb. May sprong voor me om me te beschermen. 'Zeg je tegen mijn familie dat ik van ze hield?' Ik knik en veeg ruw een paar tranen onder mijn ogen vandaan. 'Dat zal ik doen. Belooft,' zeg ik schor. 'Ik houd ook van jou, Clary. Ik ben zo blij dat ik jou ontmoet heb. Ik had me geen betere vriendin kunnen wensen,' zegt May en dat ontroerd me. 'Ik hou ook van jou,' zeg ik door mijn tranen heen. Dan kijkt May naar Wolf en Marius. 'Zorg goed voor haar. Alsjeblieft.' Wolf en Marius knikken. 'Straks ben ik een ster in de hemel. Ik zal over jullie waken,' zegt May met een zwakke stem. Haar ademhaling vertraagt en ze sterft in mijn armen. 'May?' Maar ik weet dat ze niet zal antwoorden. May zal nooit meer antwoorden. Ik zal nooit meer haar vrolijke lach zien. Ze is er niet meer. Mijn beste vriendin is dood en dat is mijn schuld. 'Ik zal je nooit vergeten...'

Mijn tijd |deel 1|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu