Hoofdstuk 6. Wolf

530 55 1
                                    

Opeens gaat mijn deur open. Verbaast loop ik ernaartoe. Het is helemaal geen etenstijd, dus wat is er dan aan de hand? Jack staat grijnzend (zoals altijd) met zijn handen in zijn zij op me te wachten. 'Wolf!' roept hij lachend en ik stap mijn kamer, mijn cel, uit. 'Wat is er aan de hand?' vraag ik een tikkeltje angstig, maar stiekem ook wel nieuwsgierig. Jack antwoordt niet, dus vraag ik ook maar niet door, nog steeds bang voor zijn enorme spieren. We lopen de gang vol cellen uit en komen uit in het midden. Dan zie ik Crazy en Zombie ook staan. Ze staren voor zich uit en zwijgen. Ik probeer oogcontact te maken, maar ze blijven naar de grond staren. Jack beveelt me naast ze te gaan staan en ik doe wat hij zegt. Dit keer kijkt Crazy me wel aan. Haar ogen zijn zijn zo zwart dat ik haar irissen en haar pupillen niet kan onderscheiden. Er komt een lange vrouw op rode hakken aanlopen. 'De leidster', zegt Crazy snel. Ze slaat snel haar hand voor haar mond en kijkt beschaamd naar de grond. 'Dat klopt Melanie, of wil je liever dat ik Crazy zeg?' antwoordt de vrouw met een glimlach. Waarom lachen deze mensen zoveel? Zien ze ons als iets grappigs? Crazy, of Melanie, antwoordt niet. Er komt nog een man aanlopen. Ik zie dat hij iets in zijn handen heeft, maar ik kan niet zien wat het is. De vrouw knikt naar de man en de man loopt naar Crazy. 'Wat gaat u met haar doen?' Mijn stem slaat over terwijl ik de vraag stel. De man werpt een geïrriteerde blik op me. 'Bemoei je er niet mee, Wolf.' Het is net alsof hij mijn naam uitspuugt. En dan zie ik wat hij in zijn handen heeft: een pistool. Hij zet de loop tegen Crazy's voorhoofd. Angstig werpt ze een blik op mij en haar gezicht wordt wit. Ook haar ogen veranderen van kleur. Haar net nog angstaanjagende zwarte ogen, kleuren blauw met gouden spikkels. Voor ik nog iets kan zeggen vult de ondergrondse grot zich met een luide knal. Crazy zakt door haar benen heen en de vloer om haar heen kleurt snel rood. Ik zak op de grond en staar met grote ogen naar het meisje. Ik kende haar niet. Zij kende mij niet. Maar toch deelde we iets samen. We zaten beide opgesloten in een kamer, geen kant om op te gaan. Beide om dezelfde reden. Er komen twee mannen en een meisje aangelopen. De twee mannen pakken het lichaam van Crazy op en nemen het mee. Het meisje begint de vloer te dweilen. Het laatste teken van de moord. Als het meisje weg is glimlacht de vrouw, die volgens Crazy de leider is, zich op mij en Zombie. 'Ga staan', zegt ze streng en ik luister, omdat ik liever geen kogel door mijn kop wil. Ze maakt een gebaar naar de man en hij loopt naar Zombie toe. Ondertussen bekijkt de vrouw mij van top tot teen. 'Hoe kom je aan de bijnaam Wolf?' vraagt ze terwijl ze een rondje om me heen loopt. 'Zo noemde dokter Faith me. Mijn ogen deden haar denken aan die van een wolf', zeg ik terwijl ik strak voor me uit blijf kijken. Ondertussen klinkt de tweede knal en ik weet dat ook Zombie deze wereld heeft verlaten. De vrouw knikt en zegt dat ik mee moet lopen. Ik doe precies wat ze zegt en loop achter haar aan, gevolgd door de beul. 

We komen in een soort operatiekamer. Overal staan bureaus met computers en medewerkers en in het midden staat een operatietafel. 'Trek je shirt uit', beveelt de vrouw. Ik doe nog altijd precies wat ze zegt, want ik weet dat de man een pistool heeft. Ik trek mijn grijze T-shirt uit en de vrouw beveelt me op de operatietafel te gaan zitten. Er komen een paar dokters de kamer binnenlopen, alle vier dragen ze een witte jas. Ze geven de vrouw er ook eentje en het naamplaatje vertelt me dat ze dokter Might heet. Ze koppelen verschillende draadjes aan mijn lichaam en na vijf minuten voel me een octopusachtig wezen. De mensen achter de computers steken één voor één hun duim op. Dokter Might komt aanlopen met een spuit vol met een felblauwe vloeistof. Ze steekt de spuit in een ader en ik voel hoe de vloeistof zich door mijn bloedvaten verspreid. De geluiden om me heen worden sterker. Ik hoor de klok die acht meter verderop hangt, ik hoor duidelijk twee mensen achter de computers praten, ik hoor het tikken om de toetsborden. Daarna begin ik vlekken te zien. Eerst nog heel vaag, maar na een minuut zijn de gekleurde vlekken duidelijk te zien. 'Wat gebeurt er?' Mijn vraag klinkt meer als een baby brabbeltaal. De vlekken verdwijnen en alles wordt zwart. Op dat moment beginnen de nachtmerries...

Mijn tijd |deel 1|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu