24

1.1K 98 8
                                    

Daar staan we dan. Wolf, Marius en ik. We staan in een groot weiland onder een klein boompje. De jongens hebben samen een graf gegraven voor May's lichaam. Ik heb met rozen en hout een herdenkingsplaat gemaakt. Met een zwarte stift heb ik haar naam erop geschreven. May Scott... Het weer past bij de stemming. Grijze wolken hangen gevaarlijk in de lucht en het is windstil. Wolf pakt mijn hand nadat ze de simpele houten kist met May's lichaam in de grond hebben laten zakken. 'Wil je nog iets zeggen?' vraagt Wolf met een zorgzame stem. Ik knik. Hier heb ik over nagedacht. Ik pak het verfrommelde papiertje uit mijn zak. Ik haal diep adem en laat Wolf's hand los.

'Daar lig je dan. Je hebt je laatste rustplek gevonden. Daar lig je dan. Je ogen zij gesloten. Daar lig je dan. Je laatste lach vervlogen. Daar lig je dan. En ik sta hier. De wereld om ons heen is uitgestorven. Niks of niemand die onze stilte verbreekt. Het spijt me.' Ik moet even stoppen om op adem te komen. 'Het spijt me. Het is niet eerlijk dat ik leef en jij er niet meer bent. Ik mis je. Je bent een lichtje in de kille duisternis. Daar lig je dan. Het spijt me dat dit niet veel is. Je verdient een betere uitvaart. Daar lig je dan. Maar misschien is het oké. Je zal geen pijn meer voelen. Je zal geen verdriet meer kennen. Het is oké. Ik weet dat je nu veilig bent. Het is egoïstisch je nu bij me te willen hebben, hier in alle ellende. Toch mis ik je. Ik mis je lach en je stem. Dank je dat je er altijd voor me was.' Mijn stem breekt en tranen stromen over mijn wangen. 'Rust zacht,' stoot ik uit voor ik verdrink in mijn tranen. Twee stevige armen houden me overeind en alles wat ik kan doen is huilen. 'Mooi gezegd,' fluistert zijn lieve stem in mijn haar. 'Het is zo oneerlijk,' roep ik door mijn tranen heen. 'Ik weet het, Clary.' Hij spreekt mijn naam uit alsof hij breekbaar is. 'Ik weet het,' zucht hij zachtjes. 

Ik werp nog een laatste blik op het graf van May. Daarna blijf ik strak voor me kijken. Ik probeer mijn gedachtes uit te zetten, maar dat gaat niet. Ze is nu echt weg. Ik kijk naar Wolf en zie dat zijn grijze ogen zwart zijn geworden. Ik weet nu dat hij het in de hand heeft, maar toch blijft het een angstaanjagend gezicht. Marius slentert een stukje voor ons uit. Hij kende May niet zo goed, maar toch kan je aan alles wat hij doet zien dat hij verdrietig is om haar dood. Misschien komt omdat wij, Wolf en ik, dat beide zijn. Bij elk onverwachts geluid voel ik Wolf verstijven. Waarschijnlijk is hij bang om nog eens aangevallen te worden. We lopen richting het dorp. Wolf en ik willen terug naar het kamp van de on-doden. Ik kan niet wachten om Lexi te zien en haar te vertellen wat we hebben meegemaakt. Ik zal Amelia weer zien en ik zal haar kunnen vertellen dat de stem vervorming gewerkt heeft. Ik zal Rosalie weer zien en haar lieve lachje. Ik kijk naar de grond en tot mijn verbazing zie ik een paardenbloem. Ik pluk hem en kijk verwonderd naar de pluisjes. En terwijl ik de pluisjes wegblaas en ze meegevoerd worden met de wind, laat ik haar los. May is weg, meegegaan met de pluisjes, dansend in de wind.  

Mijn tijd |deel 1|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu